zaaknummer / rolnummer: 142880 / HA ZA 06-1229
Vonnis in de hoofdzaak van 2 mei 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
procureur mr. K.J. Verrips,
advocaat mr. R.C. Vermeer te Wageningen,
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. O.J.F. Moorman van Kappen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] (in meervoud) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 december 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op 9 november 2005 aan [gedaagden] verkocht het woonhuis staande en gelegen te [plaats] aan de [adres]. De schriftelijke koopovereenkomst is door [gedaagden] ondertekend op 18 november 2005. De levering van het woonhuis zou overeenkomstig de koopovereenkomst plaatsvinden op 20 januari 2006.
2.2. In de koopovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
(…)
Artikel 4 Bankgarantie/waarborgsom
4.1. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk 15 december 2005 een schriftelijke door een in Nederland gevestigde bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van
€ 20.500,-- (…)
4.2. In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 4.1 genoemde bedrag in handen van de notaris via diens kwaliteitsrekening (…) De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 4.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening.
(…)
Artikel 8 Hoofdelijkheid
Indien meerdere personen als verkoper dan wel kopers betrokken zijn bij deze overeenkomst kunnen (ver)kopers slechts gezamenlijk de voor hen uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten uitoefenen, respectievelijk de voor hen uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen nakomen. (…) Voor de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen zijn (ver)kopers hoofdelijk verbonden.
Artikel 10 Ingebrekestelling, ontbinding
10.1 Indien één van de partijen, na ingebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige.
10.2 Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 20.500,-- zegge: twintigduizendvijfhonderd euro verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
(…)
Artikel 16 Ontbindende voorwaarden
16.1 Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
a. (…)
b. op 8 december 2005 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van de koopsom, geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende instelling heeft verkregen, onder de bij de grote geldverstrekkende instellingen gebruikelijke voorwaarden en bepalingen.
c. (…)
2.3. Ingevolge artikel 4 van de koopovereenkomst dienden [gedaagden] uiterlijk op
15 december 2005 een waarborgsom van EUR 20.500,-- te storten of een bankgarantie tot dat bedrag te stellen.
[gedaagden] zijn, ondanks herhaaldelijk verzoek van de notaris, tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichting.
De notaris heeft [gedaagden] vervolgens bij brief van 25 januari 2006 in gebreke gesteld overeenkomstig artikel 10.1 van de koopovereenkomst.
Ook hierna hebben [gedaagden] nagelaten alsnog een waarborgsom te storten of een bankgarantie te stellen.
2.4. Bij brief van 23 februari 2006 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en daarbij op grond van artikel 10.2 van de koopovereenkomst aanspraak gemaakt op de direct opeisbare boete van EUR 20.500,--.
2.5. Door [gedaagden] zijn de buitengerechtelijke incassokosten groot EUR 1.190,-- reeds voor de dagvaarding aan [eiser] betaald.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van EUR 20.500,-- ter zake de contractuele boete en EUR 11.252,89 terzake (aanvullende) schadevergoeding, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2006. Tevens vordert [eiser] te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, een en ander met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
[eiser] maakt op basis van artikel 10.2 van de koopovereenkomst aanspraak op de contractuele boete en op aanvullende schadevergoeding. Hij stelt dat hij door de wanprestatie van [gedaagden] schade heeft geleden tot een totaalbedrag van EUR 11.252,89. Dit bedrag bestaat uit de volgende schadeposten:
Minderopbrengst voor het woonhuis EUR 2.000,--
Extra hypotheeklasten EUR 2.938,17
Extra debetrente EUR 641,69
Maandelijkse lasten EUR 1.411,41
Extra makelaarskosten EUR 4.261,62.
3.2. [gedaagden] voeren verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagden] erkennen dat zij de koopovereenkomst niet zijn nagekomen en dat die koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Dit betekent dat de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
4.2. [gedaagden] menen dat zij de boete en de aanvullende schadevergoeding niet hoeven te betalen omdat hen geen blaam zou treffen. [gedaagden] voeren aan dat zij volledig op aanraden van de heer [betrokkene] werknemer van het bemiddelingsbureau ABC Consulting, hebben gehandeld. Deze zou hen hebben aangegeven dat zij zich geen zorgen hoefden te maken en dat zij gerust de koopovereenkomst konden tekenen. Achteraf, na het verstrijken van de termijn waarbinnen een beroep op de ontbindende voorwaarde (het financieringsvoorbehoud) kon worden gedaan, is gebleken dat [gedaagden] de financiering niet rond kregen, waardoor zij de koopovereenkomst niet konden nakomen.
4.3. Dit verweer gaat niet op. De omstandigheid dat [gedaagden] zich voor de aankoop van het woonhuis hebben laten bijstaan door [betrokkene] en dat zij daarbij volledig hebben vertrouwd op zijn adviezen, komt voor hun rekening en risico. Dat betekent niet dat het niet nakomen van de koopovereenkomst hen niet zou kunnen worden toegerekend.
Bovendien hadden [gedaagden] nog gebruik kunnen maken van de ontbindende voorwaarde van het verkrijgen van financiering op uiterlijk 8 december 2005 en zodoende nog van de koop afgekund nu kennelijk op die datum de hypotheek niet rond was.
[eiser] is dan ook op grond van artikel 6:92 lid 3 BW gerechtigd om nakoming van het boetebeding te vorderen.
4.4. [gedaagden] hebben voorts verzocht de boete te matigen, maar daartoe bestaat geen grond. Het gaat in deze zaak weliswaar om een boetebeding voor meerdere tekortkomingen en in een dergelijk geval ligt het volgens vaste rechtspraak in de rede dat in beginsel de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de rechter van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik maakt (HR 13 februari 1998, NJ 1998, 725 en HR 26 oktober 2001, NJ 2002, 595). Het gaat in deze zaak om de niet nakoming van een wezenlijke verplichting die op [gedaagden] rustte, namelijk de verplichting tot betaling van de waarborgsom of het stellen van een bank-garantie, als gevolg waarvan [eiser] met recht de ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen. De door [gedaagden] gestelde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het niet nakomen van die wezenlijke verplichting liggen in hun risicosfeer en leveren geen grond op voor matiging van de boete. Er is ook geen sprake van een zodanige wanverhouding tussen de omvang van de boete en de door [eiser] gestelde geleden schade dat hierin een grond zou zijn gelegen voor matiging van de boete. Bovendien is door [gedaagden] niet bestreden dat de bedongen boete gebruikelijk is bij koopovereenkomsten van onroerende zaken.
4.5. Het vorenstaande betekent dat de door [eiser] gevorderde hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van de boete zal worden toegewezen, inclusief de daarover gevorderde en niet weersproken wettelijke rente met ingang van 3 maart 2006.
4.6. De door [eiser] tevens gevorderde aanvullende schadevergoeding zal worden afgewezen reeds omdat niet is aangetoond dat de door [eiser] geleden schade hoger is dan de bedongen boete.
4.7. In verband hiermee komt de rechtbank niet meer toe aan het verweer van [gedaagden] dat het uit een oogpunt van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als [eiser] naast de door hem gevorderde aanvullende schadevergoeding aanspraak zou maken op de contractuele boete.
4.8. [gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 710,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.952,87
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de tussen [eiser] enerzijds en [gedaagden] anderzijds gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden,
5.2. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 20.500,00 (twintig duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 3 maart 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.952,87,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2007.