ECLI:NL:RBARN:2007:BA5756
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodweg en schadevergoeding in civiele procedure
In deze civiele procedure, gewezen door de Rechtbank Arnhem op 25 april 2007, wordt de kwestie van een noodweg en de bijbehorende schadevergoeding tussen twee partijen behandeld. De rechtbank heeft geen noodweg aangewezen, maar onderzoekt of er in het verleden een dergelijke aanwijzing heeft plaatsgevonden tussen de rechtsvoorgangers van de partijen. Dit is van belang voor de beoordeling van de vorderingen van de eisers, die een jaarlijkse vergoeding van € 3.000,-- eisen voor het gebruik van de noodweg. De rechtbank verwijst naar een eerder vonnis van 18 oktober 2006, waarin de procedure is voortgezet met een comparitie van partijen. De eisers hebben hun vorderingen vermeerderd, wat leidt tot een nieuwe beoordeling van de zaak.
De rechtbank stelt vast dat de last van de noodweg ook rust op het gedeelte van de landweg dat eigendom is van de eisers. De eisers verlangen een vergoeding, maar de rechtbank oordeelt dat het door hen gevorderde bedrag niet toewijsbaar is zonder nadere toelichting. De rechtbank is voornemens om zelf een schadevergoeding te bepalen, gebaseerd op het verschil in waarde van het perceel met en zonder de last van de noodweg. Hiervoor is deskundig advies nodig, en de partijen zullen zich daarover nog moeten uitlaten.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor uitlating door de eisers en vervolgens door de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.J.J. van Acht, waarbij de griffier de uitspraak heeft genoteerd.