ECLI:NL:RBARN:2007:BA5744

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/850028-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een tolk voor opzettelijke onttrekking aan dienstverplichting in Afghanistan

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 mei 2007 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 21-jarige tolk, die zich opzettelijk had onttrokken aan zijn dienstverplichting in Afghanistan. De verdachte, die als sergeant-majoor diende, werd beschuldigd van het niet opvolgen van een dienstbevel om radioverbindingen van de Anti Coalition Militia (ACM) af te luisteren en te vertalen. Dit gebeurde in de periode van 8 tot en met 10 juni 2006, terwijl hij de enige gescreende tolk was die deze belangrijke taak kon uitvoeren. De militaire kamer oordeelde dat door zijn weigering essentiële inlichtingen verloren waren gegaan, wat gevaar voor personen en goederen met zich meebracht. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen en dat zijn argumenten over overuren en gebrekkige organisatie niet als geldige redenen konden worden aanvaard. De militaire kamer legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 200 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak om militairen te waarschuwen voor de gevolgen van dergelijk gedrag. De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Militair Strafrecht.

Uitspraak

Verkort vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/850028-06
Datum zitting : 14 mei 2007
Datum uitspraak : 25 mei 2007
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Rang : sergeant majoor
Rnr : [nummer]
thans niet meer in militaire dienst.
Raadsvrouw : mr. L. de Roode, advocaat te Gouda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als militair op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 juni 2006, althans op of omstreeks 10 juni 2006, te of nabij Tarin-Kowt (Kamp Holland), in elk geval in Afghanistan, zich (telkens) opzettelijk heeft onttrokken aan, dan wel ongeschikt heeft gemaakt of laten maken voor de vervulling van een bepaalde soort van dienstverplichting, te weten het af- en/of uitluisteren en/of (vervolgens) vertalen van radioverbindingen ("ICOM chat")/gespreksverkeer van de Anti Coalition Militia (ACM), zijnde (mogelijk) van belang zijnde informatie (o.a.) met betrekking tot de verplaatsing van troepen, het plaatsen van IED's (Improvised Explosive Device) en/of (een) aanval(len) op Nederlandse troepen zowel binnen als buiten de basis (Kamp Holland), door toen en daar (telkens) opzettelijk - na daartoe van Adjudant [betrokkene 1] (commandant van het Elektronische Oorlogsvoering Detachement) en/of Luitenant-kolonel [betrokkene 2] (verdachtes bataljonscommandant) opdracht te hebben gekregen - meermalen, althans eenmaal, te weigeren voornoemde werkzaamheden, te weten het af- en/of uitluisteren en/of (vervolgens) vertalen van radioverbindingen/ gespreksverkeer van de ACM, uit te voeren, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade is ontstaan aan, althans te duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en/of goederen, te weten voor het op de basis (Kamp Holland) en/of daarbuiten aanwezig Nederlands en/of Australisch personeel, dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten (een) operatie(s) van de Nederlandse Special Forces en/of de (mate van) inzet van coalitietroepen en/of (een) (gepland(e)) transport(en)/konvooi(en) tussen Khandahar en Tarin-Kowt v.v.;
art 106 lid 1 Wetboek van Militair Strafrecht
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij als militair, in de rang/stand van sergeant-majoor, in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 juni 2006, althans op of omstreeks 10 juni 2006, te of nabij Tarin-Kowt (Kamp Holland), in elk geval in Afghanistan, nadat verdachtes meerdere, Adjudant [betrokkene 1] (commandant van het Elektronische Oorlogs Detachement) en/of Luitenant-kolonel [betrokkene 2] (verdachtes bataljonscommandant), verdachte het bevel had(den) gegeven om radioverbindingen ("ICOM chat")/gespreksverkeer van de Anti Coalition Militia (ACM), af- en/of uit te luisteren en/of (vervolgens) te vertalen, (telkens) opzettelijk, dat dienstbevel niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij verdachte, toen daar opzettelijk meermalen, althans
eenmaal, aan voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] te kennen heeft gegeven voornoemde werkzaamheden, te weten het af- en/of uitluisteren en/of (vervolgens) vertalen van radioverbindingen/gespreksverkeer van de Anti Coalition Militia, niet te kunnen en/of te willen uitvoeren, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade is ontstaan aan, althans te duchten is geweest voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten (een) operatie(s) van de Nederlandse Special Forces en/of de (mate van) inzet van coalitietroepen en/of een/de (gepland(e)) transport(en)/konvooi(en) tussen Kandahar en Tarin-Kowt v.v., hierin bestaande dat door verdachtes weigering geen informatie over de Taliban wordt verzameld, te weten (mogelijk) van belang zijnde informatie (o.a.) met betrekking tot de verplaatsing van troepen, het plaatsen van IED's (Improvised Explosive Device) en/of (een) aanval(len) op Nederlandse troepen zowel binnen als buiten kamp Holland;
art 127 lid 1 Wetboek van Militair Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 14 mei 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
Verdachte is bijgestaan door mevr. mr. L. de Roode, advocaat te Gouda.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot militaire detentie voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar en voorts een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd ) uren subsidiair 100 (eenhonderd) dagen vervangende hechtenis
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat er geen sprake is van opzettelijke onttrekking aan dan wel het opzettelijk ongeschikt maken of laten maken voor de vervulling van een bepaalde soort van dienstverplichting en/of het opzettelijk niet opvolgen van een dienstbevel. Volgens de raadsvrouw ontbreekt de opzet en was het voor verdachte onduidelijk dat de dienstopdracht van overste [betrokkene 2] inhield dat hij structureel voor de EOV werkzaamheden zou moeten gaan verrichten en dat het ging om een dienstbevel.
De raadsvrouw voert verschillende omstandigheden aan waaruit zou blijken dat er geen sprake is van opzet. Zij voert aan dat er sprake was van een gebrek aan de opleiding waardoor de heer [verdachte] niet kon begrijpen dat overste [betrokkene 2] hem een dienstbevel opdroeg en wat de gevolgen zouden zijn van het niet opvolgen van een dergelijk dienstbevel. Daarnaast merkt zij op dat het onduidelijk was wat precies de werkzaamheden waren van de heer [verdachte] en dat de communicatie onderling en de organisatie van tolken in het uitzendgebied slecht waren.
De militaire kamer verwerpt dit verweer, nu uit verschillende verklaringen van verdachte en zijn meerderen volgt dat hem meerdere malen is gewezen op de gevolgen van het weigeren van de vervulling van de dienstverplichting en dat uit die verklaringen voorts blijkt dat verdachte zich de gevolgen om niet verder uit te luisteren zich wel degelijk realiseerde.
In zijn verklaring tegenover verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 6 juni 2006 verklaart verdachte:
“Het klopt wel dat de majoor [betrokkene 3] tegen mij gezegd heeft dat ik alle soort van vertaalwerkzaamheden op de basis te Tarin Kowt moest uitvoeren. De majoor [betrokkene 3] heeft tegen mij gezegd dat het een dienstbevel betrof en indien ik dit niet zou uitvoeren ik naar huis gestuurd zou worden.”
Voorts verklaart verdachte ter terechtzitting op 20 november 2006:
“Ik heb mij de gevolgen om niet verder uit te luisteren wel gerealiseerd”.
Op 11 juni 2006 wordt tegenover verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] door majoor [betrokkene 3] verklaard:
“Op vrijdag 9 juni 2006 te 12.23 uur ZULU heb ik een gesprek met de tolk [verdachte] gehad. Ik heb hem uitgelegd dat hij in dit gebied zal worden ingezet als “menselijke vertaalmachine zonder restricties”. Tevens heb ik hem duidelijk gemaakt dat het een dienstbevel betrof en dat weigeren hiervan gevolgen voor hem kan hebben. Ik vertelde hem dat weigeren van de opdracht als gevolg zou hebben dat hiervan melding zou worden gedaan bij zijn commandant en vervolgens aangifte bij de Koninklijke Marechaussee van weigering van een dienstbevel onder operationele omstandigheden. Hij vertelde mij dat hij hiervan bewust was en ook van de mogelijke gevolgen hiervan.”
Ook door luitenant-kolonel [betrokkene 2] wordt d.d. 22 juli 2006 verklaard dat aan verdachte de gevolgen van zijn weigering kenbaar zijn gemaakt:
“Ik heb hem gewezen op het feit dat het weigeren van een dienstopdracht als gevolg zou hebben dat er aangifte zou worden gedaan bij de Koninklijke Marechaussee voor het niet opvolgen van een dienstbevel. Dit zou tot gevolg kunnen hebben voor hem dat hij strafrechtelijk zou kunnen worden vervolgd en zou kunnen worden veroordeeld. Tevens heb ik hem aangegeven dat hij mogelijk zou worden ontslagen uit de militaire dienst.”
Gezien het bovenstaande verwerpt de militaire kamer het verweer van de raadsvrouw dat van opzet geen sprake was. De militaire kamer is van mening dat verdachte wist dat hij zich onttrok aan een dienstverplichting en dat hij zich bewust was van de gevolgen hiervan. De door de raadsvrouw gesuggereerde gebrekkige organisatie met betrekking tot de tolken doet hier niets aan af.
De raadsvrouw merkt verder op dat niet bewezen kan worden dat er schade is ontstaan aan personen dan wel goederen. En voorts dat wanneer de militaire kamer wel van oordeel is dat er eventuele schade zou kunnen ontstaan, dit niet in die mate kan worden afgewenteld op verdachte, nu er een tekort aan tolken was.
De militaire kamer is van oordeel dat door de weigering van verdachte de radio uit te luisteren essentiële inlichtingen verloren kunnen zijn gegaan, waardoor gevaar voor personen en/of goederen te duchten is geweest. Deze inlichtingen zouden de veiligheid in het gebied hebben kunnen vergroten. Dit klemt temeer nu verdachte ter plaatse de enige gescreende tolk was die op dat moment deze werkzaamheden kon uitvoeren.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij als militair op tijdstippen in de periode van 8 tot en met 10 juni 2006, te Tarin-Kowt (Kamp Holland), zich (telkens) opzettelijk heeft onttrokken aan, een bepaalde soort van dienstverplichting, te weten het af- en/of uitluisteren en/of (vervolgens) vertalen van radioverbindingen ("ICOM chat")/gespreksverkeer van de Anti Coalition Militia (ACM), zijnde (mogelijk) van belang zijnde informatie (o.a.) met betrekking tot de verplaatsing van troepen, het plaatsen van IED's (Improvised Explosive Device) en/of (een) aanval(len) op Nederlandse troepen zowel binnen als buiten de basis (Kamp Holland), door toen en daar (telkens) opzettelijk - na daartoe van Adjudant [betrokkene 1] (commandant van het Elektronische Oorlogsvoering Detachement) en Luitenant-kolonel [betrokkene 2] (verdachtes bataljonscommandant) opdracht te hebben gekregen - meermalen, te weigeren voornoemde werkzaamheden, te weten het af- en/of uitluisteren en/of (vervolgens) vertalen van radioverbindingen/gespreksverkeer van de ACM, uit te voeren, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade te duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en/of goederen, te weten voor het op de basis (Kamp Holland) en/of daarbuiten aanwezig Nederlands en/of Australisch personeel, dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht, te weten (een) operatie(s) van de Nederlandse Special Forces en/of de (mate van) inzet van coalitietroepen en/of (een) (gepland(e)) transport(en)/konvooi(en) tussen Khandahar en Tarin-Kowt v.v.;
Hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
“Als militair zich opzettelijk aan de vervulling van een bepaalde soort van dienstverplichting onttrekken, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade is te duchten voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht, meermalen gepleegd.”
4b. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw van verdachte doet op grond van dezelfde argumenten als hierboven onder 3 zijn aangegeven een beroep op ontslag van alle rechtsvervolging. De militaire kamer heeft hieruit geconcludeerd dat zij hiermee heeft willen aangeven dat verdacht niet strafbaar is. Op grond van de hierboven onder 3 genoemde overwegingen verwerpt de militaire kamer dit verweer. Verdachte was zich bewust van de gevolgen die het onttrekken aan de vervulling van de dienstverplichting met zich mee bracht.
Voor zover de advocate het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging mede heeft willen baseren op het feit, dat verdachte, naar hij ter zitting heeft aangegeven, zich aan het vervullen van de dienstverplichting heeft onttrokken vanwege de vele overuren die hij had gemaakt gaat ook dat verweer niet op. Deze omstandigheid vormt in het licht van het feit dat hij als enige op de betreffende momenten deze belangrijke taak ter afwending van gevaar kon uitoefenen geen aanvaardbare reden voor deze handelwijze.
Ook overigens is niet gebleken van andere feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 10 augustus 2006.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich meerdere malen onttrokken aan de vervulling van de dienstverplichting tot het af- en/of uitluisteren van radioverbindingen, terwijl als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade te duchten is geweest voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen en/of goederen, dan wel voor de operatie.
De reden die verdachte heeft aangegeven voor het onttrekken aan zijn verplichting, het teveel werkuren maken, wordt, zoals hierboven overwogen, niet als geldige reden om een dergelijke belangrijke dienstverplichting te weigeren, geaccepteerd. De militaire kamer merkt daarbij overigens nog op dat uit de stukken niet aannemelijk is geworden dat verdachte deze reden op het moment van de weigering aan zijn meerderen kenbaar heeft gemaakt.
Verdachte heeft met zijn weigering gevaarzetting veroorzaakt. Verdachte verklaart ter terechtzitting op 20 november 2006:
“De gestelde gevaarzetting door mijn weigering klopt wel. Doordat er tengevolge van mijn weigering geen radioverkeer werd afgeluisterd was er minder informatie van de vijand beschikbaar.” Het feit dat verdachte zich bewust was van de risico’s die dit handelen kon hebben voor de veiligheid van de eenheid rekent de militaire kamer verdachte zwaar aan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straffen in aanmerking komen dan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient enerzijds om de ernst van het feit te benadrukken en anderzijds als algemene waar¬schu¬wing voor militairen om zich voortaan van het plegen van dergelijke delicten te onthouden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 4 en 106 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. gevangenisstraf voor de duur van 1 (ÉÉN) MAAND
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (TWEEHONDERD) UREN.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 100 (EENHONDERD) DAGEN.
Aldus gewezen door:
mr. E.A.A.M. Pfeil , vice-president als voorzitter,
mr. A.G. Broek de Stigter, rechter,
luitenant-kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2007.