Parketnummer : 05/830307-06
Datum zitting : 14 mei 2007
Datum uitspraak : 25 mei 2007
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/stand : soldaat der eerste klasse,
rnr. : [nummer],
ingedeeld bij : 12 infbat / 11 lmbl te Arnhem.
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2006, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] met een veerdrukgeweer (luchtbuks) in de borst heeft geschoten, althans met een veerdrukgeweer (luchtbuks) een kogeltje (kaliber 4,5 millimeter) heeft afgeschoten in de richting van het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 31 mei 2006, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] met een veerdrukgeweer (luchtbuks) in de borst heeft geschoten, althans met een veerdrukgeweer (luchtbuks) een kogeltje (kaliber 4,5 millimeter) heeft afgeschoten in de richting van het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 31 mei 2006, in de gemeente Arnhem, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door toen aldaar opzettelijk voornoemde [slachtoffer] met een veerdrukgeweer (luchtbuks) in de borst, althans op/tegen/in het lichaam te schieten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 mei 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot het verrichten van 240 (tweehonderdveertig) uren werkstraf onvoorwaardelijk, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht naar rato van 2 uur per dag.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen diabolokogeltjes verbeurd worden verklaard en de inbeslaggenomen luchtbuks, 88 oefenpatronen en een mes Black Eagle worden onttrokken aan het verkeer en het inbeslaggenomen mes Gerber 650 teruggegeven zal worden aan verdachte.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing betreffende het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte primair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Op basis van de beschikbare wettige bewijsmiddelen is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het voornemen had, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft weliswaar met een luchtbuks een kogeltje in de borst van die [slachtoffer] geschoten, maar de rechtbank is er niet van overtuigd dat verdachte heeft geweten dat de inwerking van een kogeltje door een schot van ruim dertig meter afstand op een mensenlichaam dodelijk kon zijn. Dit zou anders geweest zijn als verdachte met een vuurwapen met scherpe munitie zou hebben geschoten, omdat zeker bij een gericht schot op het bovenlichaam het risico groot is dat het slachtoffer aan de verwonding komt te overlijden.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 31 mei 2006, in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] met een veerdrukgeweer (luchtbuks) in de borst heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de wettige bewijsmiddelen is het navolgende komen vast te staan:
- Verdachte heeft met een veerdrukwapen (luchtbuks) een diabolokogeltje met scherpe punt geschoten in de richting van het lichaam van [slachtoffer], die zich op dat moment op een afstand van ruim 32 meter van hem bevond en aan het lopen was.
- Het afgeschoten kogeltje trof deze [slachtoffer] in de borst en verwondde [slachtoffer]. Het kogeltje is samen met een stukje kledingvezel door een arts in het ziekenhuis verwijderd uit de borstwond.
- Schietproeven met het veerdrukwapen (luchtbuks) hebben uitgewezen dat, zoals verdachte ook heeft verklaard, het wapen een afwijking heeft. Volgens de schietproeven bevindt het trefpunt zich gemiddeld 13 (dertien) centimeter onder en 6(zes) centimeter links van het mikpunt op een afstand van 32,5 meter. Verdachte stelt dat het trefpunt 3 (drie) a 4 (vier) centimeter onder het mikpunt valt bij een afstand van 18 (achttien) meter.
- Het projectiel dat in het lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen vertoonde geen, dan wel een zeer geringe vervorming, terwijl ingeval van een ricochet door de zachte structuur van het materiaal van het diabolokogeltje dit geheel vervormd zou zijn geweest.
- Het projectiel verschoten van een afstand van 32 meter heeft volgens proeven van het NFI, bij onbeschermde huid een indringdiepte van bijna tien centimeter.
De militaire kamer is op basis van deze vaststaande gegevens van oordeel dat verdachte gericht op het bovenlichaam van genoemde [slachtoffer], die liep en dus in beweging was, heeft geschoten en daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze [slachtoffer] door dit gerichte schot zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
De militaire kamer legt de lezing van verdachte dat hij gericht heeft geschoten op een plek in het wegdek gelegen vóór de voeten van die [slachtoffer] terzijde, omdat deze lezing niet kan passen in de hiervoor vermelde objectieve feiten en bovendien niet strookt met de verklaring die verdachte volgens het ambtshalve proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] jegens deze heeft afgelegd, inhoudende dat hij in elk geval gericht op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten.
Wat verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
“poging tot zware mishandeling”.
4b. De strafbaarheid van het/de feit(en)
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 mei 2007; en
- een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, Unit Arnhem,
gedateerd 20 februari 2007, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft met een veerdrukwapen (luchtbuks) gericht geschoten op het bovenlichaam van een zich op ongeveer tweeëndertig meter afstand van hem bevindende en lopende persoon. Het afgeschoten diabolokogeltje heeft die persoon in de borst geraakt. Dit gerichte schot had zwaar lichamelijk letsel of de dood van het slachtoffer ten gevolge kunnen hebben.
Dit is een ernstig feit waarop oplegging van een militaire detentie in beginsel een passende strafrechtelijke reactie is.
De militaire kamer houdt rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat verdachte inmiddels doordrongen is van het feit dat het schieten met een luchtbuks op personen zeer ernstige gevolgen kan hebben. Daarom kan naast het opleggen van een voorwaardelijke militaire detentie volstaan worden met het opleggen van een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
De militaire kamer houdt ook rekening met het feit dat verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. De op te leggen straffen zullen daarom van kortere duur zijn dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de officier van justitie uitging van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
De voorwaardelijke militaire detentie dient enerzijds om de ernst van het feit te benadrukken en anderzijds om verdachte in het bijzonder en anderen in het algemeen te weerhouden zich schuldig te maken aan soortgelijke feiten.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven munitie, te weten een doos inhoudende 4,5 mm diabolo kogeltjes (volgnummer 2) en 1 diabolo patroon verwijderd uit het lichaam van [slachtoffer], behoren toe aan verdachte (volgnummer 6) en betreffen voorwerpen met betrekking tot dan wel met behulp waarvan het feit is begaan . De militaire kamer zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een luchtdrukwapen voorzien van telerichtkijker, merk Simmons, type .48 (volgnummer 1) met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een mes, type Black Eagle, in plastic foedraal (volgnummer 3) en 88 oefenpatronen, kaliber 5,56 mm, type IVI (volgnummer 5), behoren toe aan verdachte en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De militaire kamer zal daarom deze voorwerpen onttrekken aan het verkeer.
De militaire kamer is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes, type Gerber 650, kleur zwart, in heupdraagtasje (volgnummer 4) toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 45, 91 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 11 van de Wet van Militair Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een militaire detentie voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze militaire detentie niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (éénhonderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen evenals met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Beveelt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 12 (twaalf) uren, zijnde 6 (zes) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een oranje doos met diabolo munitie voor luchtdrukwapen, kaliber 4,5 mm, volgnummer 2;
- één diabolopatroon, kaliber 4,5 mm, verwijderd uit het lichaam van [slachtoffer], volgnummer 6.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een luchtdrukwapen, merk Diana, type .48, volgnummer 1;
- een mes, type Black Eagle, kleur zwart, volgnummer 3;
- 88 oefenpatronen, kaliber 5,56 mm, type IVI, kleur koper, volgnummer 5.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van
- een mes, type Gerber 650, kleur zwart, in heupdraagtasje, volgnummer 4.
mr. E.A.A.M. Pfeil, vicepresident als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
luitenant-kolonel mr. B.F.M. Klappe, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2007.
Mr. Broek-de Stigter voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.