ECLI:NL:RBARN:2007:BA5630

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/091021-00
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale beleggingsfraude met valse waardepapieren en oplichting van beleggers

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 24 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende meerdere jaren op grote schaal en in internationaal verband heeft beziggehouden met het aantrekken van op termijn opvorderbare gelden van beleggers. De verdachte, die als een internationaal opererende beleggingsfraudeur wordt beschouwd, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk afleveren en voorhanden hebben van valse Certificates of Deposit (CD's), alsmede aan oplichting van verschillende gelduitleners. De verdachte heeft gebruik gemaakt van valse waardepapieren om een krediet te verkrijgen bij een Belgische vestiging van een Nederlandse bank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de constructie van een Ponzi-scheme heeft toegepast, waarbij hij gelden van nieuwe beleggers gebruikte om eerdere beleggers uit te betalen, terwijl er in werkelijkheid geen investeringen plaatsvonden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in de procedure, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigde. De verdachte heeft geprobeerd het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) te omzeilen door te spreken van leningen in plaats van het aantrekken van deposito's, wat in Nederland verboden is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk gebruik maken van valse geschriften en oplichting, en heeft de feiten gekwalificeerd als ernstige strafbare feiten die een gevangenisstraf rechtvaardigen.

Uitspraak

Vonnis (PROMIS II)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/091021-00
Datum zitting : 14 juli 2005, 8 september 2005, 2 februari 2006, 7 september 2006 en 10 mei 2007
Datum uitspraak : 24 mei 2007
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 1999 tot en met 12 mei 2000 te Warnsveld en/of Arnhem, althans in Nederland en/of Antwerpen, althans in België meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) Certificate(s) of Deposit (CD's), te weten zogenoemde UCB-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, zijnde voor omloop bestemd handels en/of kredietpapier, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij, verdachte, en of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/deze (telkens) echt en onvervalst, immers op voornoemd(e) Certificate(s) of Deposit staat vermeld dat door Tradion investment BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de Union de Credito, inmobiliariode Bajio, SA de CV te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door Tradion investment BV, althans een ander bedrag dan op voornoemde CD's staat/staan vermeld en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) Certificate(s) of Deposit (CD's), te weten zogenoemde UCB-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, zijnde voor omloop bestemd handels en/of kredietpapier, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, als ware het/zij echt en onvervalst, immers op voornoemd(e) Certificate(s) of Deposit staat vermeld dat door Tradion investment BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de Union de Credito, inmobiliariode Bajio, SA de CV te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door Tradion investment BV, althans een ander bedrag dan op voornoemde CD's staat/staan vermeld en bestaande dit gebruik uit
• het aanbieden van die CD('s) tot zekerheid voor een krediet van de ABN Amro Antwerpen (april 1999) en/of
• het tot zekerheid in bewaring geven van die CD ('s) bij de register accountant van [medeverdachte 1] Holding B.V. (april 1999) en/of
• uitbreiding van het aandelenkapitaal van Tradion Investments BV met die CD('s)(oktober 1999)
(OPV Bajio/ PV Tijdslijnen Baijo)
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 1998 tot en met 19 juni 2001 Arnhem en/of Zutphen en/of Warnsveld althans in Nederland en/of London en/of Devon althans in het verenigd Koninkrijk en/of Toronto althans in Canada, en/of Campodarsego, althans in Italië (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[betrokkene 1] (Doc 307/313, GBP 312)
[betrokkene 2] (Doc 363, GBP 80) en/of
[betrokkene 3] (Doc 197, USD 1.000.000) en/of
[betrokkene 4] (Doc 329, USD 750.000) en/of
[betrokkene 5] (Doc 0264, USD 1.000.000) en/of
Verzekerd Keur BV en/of VK Finance B.V. (ca HFL 15.000.000, OPV Geldstromen); hierna te noemen "gelduitleners" heeft bewogen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
• tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over de financiële gegoedheid van verdachte en/of verdachtes mededader en/of
• tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over een rijke familie-trust van verdachte en/of verdachtes mededader en/of
• valse danwel onjuiste jaarstukken over het jaar 1996 van QBI heeft getoond en/of
• heeft verklaard dat er sprake zou zijn van een integriteitsonderzoek door de Franse Centrale Bank met betrekking tot verdachte en/ of verdachtes mededader en/of
• heeft verklaard dat de waarde van tot zekerheid gedeponeerde waardepapieren (aandelen) GBP 10 miljoen beliep, althans een zeer aanzienlijke waarde vertegenwoordigde en/of
• Certificates of Deposit (CD's) tot zekerheid heeft verstrekt terwijl die CD's feitelijke dienden tot zekerheid van een derde, te weten een Italiaanse bankinstellling, ter zake van leningen door verdachte en /of verdachtes mededader zelf was opgenomen en/of
(OPV Alta Padovana)
• Tegen de gelduitleners heeft verklaard dat er met het uitgeleende geld hoge rendementen zouden worden behaald door deze te beleggen in de handel met "derde wereldschulden" en/of
(Hoofd PV)
• ten opzichte van de gelduitleners middellijk (via de VK-garanties) danwel onmiddellijk zekerheid heeft gesuggereerd met valse CD's
(OPV Bajio/ PV Tijdslijnen Baijo)
(PV Geldstromen)
3.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001 te Arnhem en/of Apeldoorn en of Zutphen althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtselen
Reisbureau Nijenhuis en/of
Reisbureau Van Asselt en/of
Reisbureau Mulderije
(telkens)heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten (een) ticket(s) en/of (telkens) heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten (een) reisovereenkomst(en) en/of
(een) betalingsverplichting(en) tegen één of meer luchtvaartmaatschappijen hierin bestaande dat verdachte (telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
• de hoedanigheid heeft aangenomen van een vertegenwoordiger van een bedrijf dat tegen betaling een reis wilde boeken en/of
• heeft verklaard (zakelijk weergegeven) dat Tradion althans het bedrijf dat hij en/of verdachtes mededader vertegenwoordigde, een gerenommeerde investeringsmaatschappij was die veel werkte met de Verenigde Naties
• een aantal maal heeft verklaard dat eerdere, nog openstaande rekeningen zouden worden betaald
(OPV Reisbureaus, NJ 1998,497)
4.
Tradion Investment BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juni 1998 (oprichtinsdatum) tot en met 20 september 2001(datum faillissement) te Arnhem en/of Zutphen en/of Warnsveld althans in, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek
heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en/of ter beschikking heeft gehad terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat feit opdracht heeft gegeven , althans feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 juli 2005, 8 september 2005, 2 februari 2006, 7 september 2006 en 10 mei 2007 ter terechtzitting onderzocht. Ter terechtzitting van 10 mei 2007 is verdachte niet verschenen. Verdachte is vertegenwoordigd door zijn uitdrukkelijke gemachtigde, mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder 1, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De raadsvrouw van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM in vergaande mate is overschreden. Naar het oordeel van de verdediging is sprake van een uitzonderlijk geval dat een dergelijke consequentie rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in casu is aangevangen met de inverzekeringstelling van verdachte op 30 september 2002. Dit betekent dat de onderhavige uitspraak eerst ongeveer vier en een half jaar nadien is gewezen. Zoals de rechtbank reeds ten tijde van de zitting op 8 september 2006 heeft vastgesteld, is de redelijke termijn geschonden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat deze overschrijding niet moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie, maar eventueel moet worden verdisconteerd in de strafmaat. Daartoe is van belang geacht dat het een ingewikkeld onderzoek betreft, waarbij met name voor het vaststellen van de rol van de verdachten vele onderzoekshandelingen in het buitenland hebben moeten plaatsvinden. Mede door de vele benadeelden was voorts sprake van een omvangrijk onderzoek. Een deel van de vertraging komt voor rekening van de verdediging.
Het verweer wordt daarom verworpen.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het tenlastegelegde strafbare feit onder 1
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat niet bewezen kan worden verklaard dat de 10 Certificates of Deposit, uitgegeven op 1 maart 1999 door de Union Credito Inmobililiaro del Bajio SA de CV (hierna UCB) vals zijn. Voorts heeft de raadsvrouwe gesteld dat opzet niet bewezen kan worden verklaard en voorts dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte medepleger is geweest van het gebruik van genoemde CD’s. Tenslotte heeft de raadsvrouwe betoogd dat een eventuele bewezenverklaring niet enkel kan worden gegrond op de verklaring van de getuige [getuige 1], nu deze getuige niet kon worden gehoord en er overigens geen sprake is van voldoende steunbewijs. De rechtbank verwerpt deze verweren op grond van de hierna gebezigde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank opmerkt dat de gebezigde getuigenverklaringen van [getuige 1] in “belangrijke mate” steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst hierbij naar diverse afgelegde getuigenverklaringen, inbeslaggenomen documenten en andere schriftelijke bescheiden. De rechtbank merkt hierbij op dat zulks ook geldt voor de overige bewezenverklaarde strafbare feiten.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2].
Op 12 juli 2000 werd als getuige gehoord [getuige 2], werkzaam als manager documentary trade bij ING Bank Nederland NV. Deze verklaarde ten aanzien van de CD’s dat de plaats van opmaak van de CD’s ontbreekt, dat van de CD UCI-TI-001 meerdere uitvoeringen bestaan met hetzelfde nummer, wat vanuit bancair oogpunt bezien onmogelijk is, dat op de CD’s na het woord principal het woord amount ontbreekt, dat op de CD’s het adres ontbreekt van de depositor Tradion Investments BV en dat het in de huidige tijd van giraal betalingsverkeer ongebruikelijk is om te werken met rentecoupons.
Brief UCB aan verdachte van Tradion Investments d.d. 20 juli 1999.
Door UCB werd aan verdachte een brief gestuurd, gedateerd 20 juli 1999, waarin wordt vermeld dat ‘de onderliggende fondsen van de CD’s, fondsen zijn die sinds 2,5 jaar worden aangehouden op een rekening van UCB ten gunste van verdachte. De fondsen worden in deposito gehouden gedurende de op de CD’s aangegeven periode.’
Verklaring [getuige 3].
Op 15 mei 2002 verklaarde [getuige 3], werkzaam bij UCB dat de inhoud van de hiervoor genoemde brief van 20 juli 1999 dat door verdachte in of omstreeks januari 1997 USD 100 miljoen bij UCB is gestort, niet juist is omdat deze gelden nooit op de rekening van UCB zijn gestort.
Verklaring [getuige 4].
[getuige 4], senior private banker van ABN AMRO Bank te Antwerpen verklaarde op 11 februari 2000 dat hij [getuige 1] op 23 februari 1999 ontving voor het openen van een bankrekening en dat op deze rekening nimmer een mutatie heeft plaatsgevonden, dat hij daarbij kopieën heeft gemaakt van de paspoorten van verdachte en [getuige 1] en hij van Tradion Investments een uittreksel uit het Handelsregister kreeg, dat hij verdachte en [getuige 1] herkent van de aan hem getoonde foto’s, dat [getuige 1] en verdachte tijdens de bespreking van 23 februari 1999 meedeelden dat Tradion onroerend goedprojecten zou gaan doen, dat [getuige 1] en verdachte optraden namens Tradion Investments, dat hij op 12 maart 1999 bezoek kreeg van [getuige 1] waarin [getuige 1] meedeelde dat: er binnenkort USD 2,5 miljoen op de rekening binnen zou komen uit een diamanttransactie en een onroerend goed transactie, welke op termijndeposito geplaatst moesten worden, Tradion België werd gerund door een oud-IMF-er en dat de nieuwe vestiging in Italië werd geleid door de heer [betrokkene 6], voorheen van de Worldbank, dat hij de balans van Tradion meer body wilde geven door de overboeking door verdachte van USD 20 miljoen aan effecten van een Zwitserse bank, dat men voorts van plan was voor USD 100 miljoen Mexicaans schuldpapier van een building society te kopen, uitgifte 55%, looptijd 10 jaar, couponrente 10% per jaar en dat [getuige 1] vroeg of en onder welke condities de bank dit wilde bevoorschotten, dat op basis van deze verhalen van [getuige 1] de argwaan van [getuige 4] werd gewekt, mede ‘omdat je als bankman extra voorzichtig wordt als er sprake is van Zuid-Amerikaans schuldpapier in kolossale bedragen’, dat dit schuldpapier de 10 CD’s van UCB betrof, dat de bank op 5 of 6 april 1999 in één zending en ongevraagd deze CD’s ontving, dat hij van de CD genummerd UCI-TI-001 een kopie heeft gemaakt, dat de bank niet onderzocht heeft of deze CD’s echt of vals waren, omdat de bank niet in dit soort zaken was geïnteresseerd, hij op 6 april 1999 [getuige 1] belde en hem meedeelde dat de bank niet deed aan het bevoorschotten van Mexicaans schuldpapier en hij een afspraak maakte voor 9 april 1999, met onder meer als doel om de CD’s terug te geven, dat het natuurlijk vreemd is als CD’s met een veronderstelde waarde van USD 100 miljoen per koerier worden toegezonden en dat men om deze CD’s onbedaarlijk gelachen heeft, dat hen bleek dat de afdeling Veiligheidszaken dit soort documenten in het algemeen aanduidt als ‘toiletpapier’ en hij op basis van de door de afdeling Veiligheidszaken verstrekte informatie sterk de indruk kreeg dat het ging om valse, waardeloze documenten, dat [getuige 1] op 9 april 1999 de CD’s weer in ontvangst nam en daarvoor heeft getekend, dat hij, [getuige 4], ervan overtuigd is dat men heeft geprobeerd de bank te misleiden maar dat in de praktijk dit nooit gelukt zou zijn, dat men nadien een brief ontving van UCB, gedateerd 7 juli 1999, welke brief een bevestiging was van het feit dat men destijds een goede beslissing heeft genomen door niet op deze zaak in te gaan.
Aangifte ABN AMRO.
In deze aangifte werd over de gronden voor het vermoeden van de valsheid van deze CD’s door [betrokkene 7] van de afdeling veiligheidszaken van de bank onder andere vermeld dat uit ervaring bekend is dat waardedocumenten uit exotische landen met kolossale bedragen, zoals deze CD’s, evenals de gang van zaken daaromtrent, typerend zijn voor de zogenaamde ghost money deals, wat betekent dat deze CD’s vals dan wel waardeloos zijn, dat kenmerkend hiervoor in dit geval de volgende elementen zijn: exorbitant hoge bedragen terwijl het ging om een voor de bank nieuwe en onbekende relatie die daarvoor nimmer enige transactie via de bank had uitgevoerd; de door [getuige 1] op 12 maart 1999 verstrekte informatie was ongeloofwaardig, terwijl van de aangekondigde overboekingen van in totaal USD 2,5 miljoen niets terecht kwam; er werd door [getuige 1] geen verklaarbaar zinvol of economisch reëel doel voor de bevoorschotting van de CD’s aangegeven; er kon ten aanzien van bevoorschotting van de CD’s geen zichtbare relatie met de bedrijfsactiviteiten worden onderkend; het bestaan van de onderneming UNION DE CREDITO INMOBILIARIO DEL BAJIO SA DE CV kon in de Bankers’ Almanac (een register van alle banken ter wereld) niet vastgesteld worden; de wijze van aanbieding van de CD’s, met een begeleidende brief van Bancrecer SA, was zeer ongebruikelijk omdat dergelijke informatie tussen banken via het interbancaire SWIFT-systeem verzonden; en uit een ongebruikelijke transactie van augustus 1998 was het de bank gebleken dat Tradion Investments eerder betrokken is geweest bij het aanbieden van waardedocumenten onder verdachte omstandigheden.
Documenten uit dossier ABN AMRO Antwerpen
Door ABN AMRO Antwerpen werd een dossier ter zake overhandigd, welk dossier onder andere de volgende documenten bevatte:
Kopie van CD UCI-TI-001 van ABN AMRO Antwerpen. Deze kopie van deze CD is identiek aan de CD die werd inbeslaggenomen op 12 mei 2000 en identiek aan een door [betrokkene 9] op 4 april 1999 gefaxt exemplaar van de CD UCI-TI-001. Een door [getuige 1] getekend bewijs van ontvangst inzake teruggave CD’s d.d. 9 april 1999, een besprekingsverslag gevoerd met [getuige 1] en verdachte d.d. 23 februari 1999, een besprekingsverslag met [getuige 1] d.d. 12 maart 1999 en kopie brief Bancrecer SA bij CD UCI-TI-001.
Verklaring [getuige 1] d.d. 13 april 2001.
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte en [getuige 1] bij ABN AMRO een mogelijkheid wilden vinden om waardepapieren binnen te laten komen waarop een krediet zou kunnen worden verkregen en om verder normale bankzaken te kunnen doen; dat verdachte hem had gevraagd te onderzoeken wat bij ABN AMRO Bank de mogelijkheden waren; dat verdachte hem vertelde dat per bankkoerier UCB CD’s naar Antwerpen zouden komen en verdachte hem daarbij letterlijk opgaf ‘deze in de rekening te laten leggen’.
Verklaring [getuige 1] d.d. 24 september 2002.
[getuige 1] verklaarde verder onder andere dat Tradion bij ABN AMRO Antwerpen een rekening opende omdat men met een groter filiaal wilde werken, dat verdachte vaker waardepapieren zou gaan krijgen waarmee hij wilde handelen, dat de uitlatingen die hij blijkens het verhoor van [getuige 4] op 12 maart 1999 heeft gedaan tegenover de heer [getuige 4] van ABN AMRO, te weten: aanstaande crediteringen van USD 0,5 miljoen uit de projectontwikkeling en USD 2 miljoen uit een diamanttransactie, dat Verdachte de zoon van een Indische ambassadeur was en het voornemen had USD 20 miljoen aan effecten te laten overdragen door een Zwitserse bank om de balans van Tradion meer body te geven, dat er plannen waren om voor USD 100 miljoen Mexicaans schuldpapier te kopen waarbij [getuige 1] het verzoek deed om te bekijken of dit bevoorschot kon worden, allemaal zijn gebaseerd op wat verdachte hem heeft verteld. Dat verdachte hem heeft verteld dat het geld voor de aankoop van USD 100 miljoen Mexicaanse schuldpapier uit zijn Trust zou komen, dat hij specifiek op verzoek van verdachte met [getuige 4] heeft gesproken over een kredietlijn op waardepieren in het algemeen en dat de vraag echt gericht was op de verkrijging van een krediet op basis van Mexicaanse CD’s.
Voorts heeft de [getuige 1] verklaard dat hij tijdens het gesprek met [getuige 4] heeft gevraagd naar de mogelijkheden van bevoorschotting van waardepapieren en daarbij ook de Mexicaanse papieren heeft bedoeld, dat hij wist dat de UCB CD’s in opdracht van verdachte per (bank)koerier naar ABN AMRO Antwerpen waren gestuurd, dat hij op 9 april 1999 naar ABN AMRO Antwerpen is gegaan, waar hem werd medegedeeld dat ABN AMRO de relatie met Tradion wenste te beëindigen en op grond daarvan de bank hem een enveloppe met daarin de UCB CD’s teruggaf. Verder heeft [getuige 1] verklaard, toen hij de ABN AMRO bank te Antwerpen uitkwam, zich heeft afgevraagd of de CD’s vals waren, dat hij vervolgens verdachte daar naar gevraagd heeft die aangaf aan dat het goede ‘cashbacked’ CD’s waren.
Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 5 maart 2001.
Op 5 maart 2001 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat zoals de CD’s toen waren hij door deze CD’s USD 50 miljoen had kunnen krijgen als Tradion niet aan zijn verplichtingen kon voldoen, dat deze CD’s eigenlijk waren bedoeld als een soort tussenoplossing en dat verdachte ze zou terugkrijgen zodra de zaken bij Bank Leu geregeld waren, dat hij ze destijds nauwelijks bestudeerd maar [betrokkene 8] dat heeft gedaan, dat er in totaal volgens hem tien zijn uitgegeven, waarvan VK er vijf heeft gekregen, terwijl de andere vijf zijn gebruikt om het kapitaal van Tradion te verhogen.
Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 6 maart 2001.
Op 6 maart 2001 verklaarde [medeverdachte 1] dat hij verdachte en [getuige 1] bleef vragen om zekerheden die in de plaats konden komen van de zekerheidsstelling bij Bank Leu, omdat dat alsmaar niet rond kwam, dat verdachte toen het voorstel deed om vijf Bajio-CD’s als tussenoplossing aan [medeverdachte 1] aan te bieden om zo zekerheid te geven voor de verplichtingen van verdachte, dat die USD 50 miljoen een persoonlijke geste was van verdachte omdat verdachte hem wilde helpen met VK, dat verdachte toen [getuige 1] heeft opgedragen om van de tien CD’s van Bajio, welke bedoeld waren als kapitaalverhoging van Tradion Investments BV, er vijf ter beschikking te stellen van VK, dat [getuige 1] op 8 of 9 april 1999 bij hem kwam en de CD’s uiteindelijk op 10 april bij [betrokkene 8] terecht zijn gekomen, dat [getuige 1] een enveloppe bij zich had met daarin 10 CD’s van Bajio, bestaande uit een voorblad met daaraan gehecht een aantal coupons wegens de te betalen rente, dat [getuige 1] ze wilde laten storten bij VK’s bank, Rabo, dan wel in een kluis plaatsen bij de Rabobank, dat de Rabobank ze niet wilde storten op een rekening en ook niet wilde verklaren dat zij ze in het bezit hadden genomen en aanraadde in verband met de verzekerde waarde van de inhoud van safeloketten de CD’s in een safeloket op te bergen, dat hij toen met [betrokkene 8] heeft gebeld, die voorstelde een stichting in het leven te roepen waarin deze CD’s zouden worden ingebracht en in een safeloket zouden worden opgeborgen, hetgeen op 10 april 1999 plaatsvond, waarbij tevens door [betrokkene 8] een ontvangstbewijs werd opgemaakt.
Ontvangstbevestiging Mexicaanse CD’s d.d. 10 april 1999.
Van de overdracht van de CD’s werd op 10 april 1999 te Vianen een verklaring opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 8] namens de Stichting Derdengelden Drs [betrokkene 8] en [medeverdachte 1] namens [medeverdachte 1] Holding BV. [getuige 1] tekende namens Tradion Investments BV voor ‘gezien en akkoord bevonden’.
Op de CD’s heeft nimmer enige storting van geld plaatsgevonden door of namens Tradion Investments BV als onderliggende waarde voor deze CD’s. Uit de gang van zaken rondom de verkrijging door verdachten van de CD’s blijkt dat het in het geheel niet de bedoeling was van [betrokkene 9], [betrokkene 10] en verdachte om USD 100 miljoen te storten, omdat door verdachte namens Tradion Investments BV aan [betrokkene 9] en [betrokkene 10] was toegezegd dat voor deze CD’s USD 3 miljoen per maand zou worden betaald gedurende tien maanden, welke toezegging door verdachte nimmer werd nagekomen. Dit blijkt uit de navolgende bewijsmiddelen.
Verklaring [betrokkene 11].
Omtrent de gang van zaken rondom de verkrijging door verdachte van de UCB CD’s verklaarde [betrokkene 11] dat hij in 1997 werd benaderd door [betrokkene 9] en hij voor [betrokkene 9] werkzaamheden heeft verricht in twee transacties en dat dit transacties met kredietverenigingen [credit-unions] betroffen (p. 7-8), dat hij [betrokkene 12] eind 1998 heeft ontmoet in Monte Carlo en [betrokkene 12] hem nadien heeft voorgesteld aan verdachte (p. 12), dat verdachte vervolgens in deze transactie werd gemengd en dat hij deze transactie via zijn eigen trust ging doen (p. 10), dat verdachte hem vertelde dat hij een familietrust beheerde van meerdere miljarden (p. 46), dat hij in maart 1999 verdachte heeft voorgesteld aan [betrokkene 9] (p. 32), dat het de bedoeling was dat een lening zou worden verkregen met depositocertificaten van een credit-union als onderpand (p. 10), dat hij bevestigt het transactievoorstel van 1 maart 1999 te hebben opgesteld, ondertekend en verzonden aan [betrokken[betrokkene 12] en dat het in deze fax gaat om de UCIMAT-CD’s (p. 11), dat dit voorstel erop neerkomt dat op basis van deze CD’s getracht zou worden een zo hoog mogelijke lening te verkrijgen (maximaal USD 100 miljoen), dat [betrokkene 9] 50% van dat leningbedrag zou krijgen en dat de rest zou worden verdeeld tussen de overige partijen (p. 14), dat het voor hem duidelijk was dat aan de basis van deze CD’s witgewassen geld of helemaal geen geld ten grondslag lag (p. 44), dat hij dit vermoeden met verdachte heeft besproken maar dat verdachte desondanks niet van plan was om eruit te stappen omdat zijn doel was de CD’s te verkrijgen en wel op zijn naam (p. 45), dat verdachte de CD’s vervolgens wilde disconteren bij de bank, waarna [betrokkene 9] zou worden betaald voor zijn diensten en UCB een bepaald bedrag zou krijgen voor het uitgeven van de CD’s, het was een spel met papieren (p. 45), dat de fax van 21 mei 1999 door hem is geschreven en dat hij met de bankdocumenten in de zinsneden ‘de nepbankdocumenten die [betrokkene 12] dreigt te gaan gebruiken’ alsmede ‘de bankdocumenten die onmiddellijk teruggestuurd moeten worden’ de UCB CD’s bedoelt (p. 61), dat ze nep werden verklaard omdat ABN AMRO Antwerpen de CD’s had teruggegeven aan verdachte en ze ([betrokkene 11]/[betrokkene 9]) niet wisten wat [betrokkene 12]/verdachte met deze CD’s zouden gaan doen (p. 64-65), er geen betalingen werden ontvangen, geen verdeling van de opbrengst plaatsvond en er geen USD 300.000 naar [betrokkene 10] ging (p. 65).
Verklaring [betrokkene 11] d.d. 7 september 2004 afgelegd bij de rechter-commissaris
In deze verklaring bevestigt de getuige zijn eerdere verklaring, waarin hij verklaart dat verdachte geen 10 miljoen dollar heeft gestort bij een financiële instelling. Volgens getuige had de Mexicaanse bank die de CD’s uitgaf een kopieerinrichting waarbij je elk bedrag als CD kon invullen.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2006
De voorzitter vraagt de verdachte:
Vond u het tevens niet vreemd dat u $ 450.000,-- moest overmaken op de rekening van [betrokkene 13], een zwager van [betrokkene 9], $ 300.000,-- moest overmaken op de rekening van [betrokkene 10], $ 50.000,-- moest overmaken op de rekening van [betrokkene 14], $ 50.000,-- op de rekening van [betrokkene 15] en $ 50.000,-- op de rekening van [betrokkene 16]? Vroeg u zich niet af waarom?
Verdachte verklaart:
Zij vroegen mij gewoon het geld op die rekeningen over te maken.
De voorzitter vraagt de verdachte:
En dat het dan de privé-rekening van een bankdirecteur was vond u geen bezwaar?
Verdachte verklaart:
Neen. Het ging mij om die instrumenten en ik betaalde de afgesproken bedragen op door hen aan te geven bankrekeningen.
De voorzitter vraagt de verdachte:
U zegt in de financiële wereld een ervaren persoon te zijn. Zo’n verzoek tot betaling, is dat normaal in de financiële wereld?
Verdachte verklaart:
Er is mij gevraagd het geld op verschillende rekeningen over te boeken.
Het tenlastegelegde strafbare feit onder 2
Dubbele strafbaarheid
Verdachte wordt verweten zowel in Nederland, als in het Verenigd Koninkrijk, Canada en Italië “gelduitleners” te hebben opgelicht. Voor wat betreft het vereiste van de dubbele strafbaarheid, ex art. 5, lid 1, sub 2 Sr, stelt de rechtbank vast dat oplichting zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Canada en Italië strafbaar is gesteld. De rechtbank verwijst in dit verband naar de artikelen 1 t/m 16 van Chapter 35, UK Fraud Act 2006, waarin verschillende vormen van oplichting zijn opgenomen. De UK Fraud Act 2006 bevat bepalingen die voorheen verspreid waren opgenomen in de Companies Act 1985 en de Theft Act 1968. Voorts verwijst de rechtbank naar Part X, Fraudulent Transactions relating to Contracts and Trade van de Canadese Criminal Code, waarin oplichting ook strafbaar is gesteld. Tenslotte verwijst de rechtbank naar Capo IV, Della Falsita Personale van de Italiaanse Codice Penale waarin eveneens oplichting strafbaar is gesteld.
De oplichting van Verzekerd Keur BV
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte Verzekerd Keur BV (hierna: VK) heeft opgelicht met gebruikmaking van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De oplichtingsmiddelen
Over de financiële gegoedheid van verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [getuige 1] tijdens verschillende gelegenheden en door middel van documenten en correspondentie opzettelijk de verkeerde voorstelling van zaken hebben gegeven dat Queensborough Investments Ltd (hierna: QBI) en/of verdachte een financieel krachtige partij was. Zo verklaarde [medeverdachte 1] over verdachte, dat de Engelsen het prachtig vonden dat de overgrootvader van verdachte de eerste gouverneur generaal van India was geweest en een standbeeld in Engeland had en dat de overgrootvader van verdachte er één was uit de vaders lijn, die dezelfde achternaam had. De getuige [getuige 5] van Alta Padovana verklaarde over verdachte, dat verdachte vertelde dat hij wereldwijd handelde in onroerende zaken (p. 43). Verdachte sprak over een landbouwbedrijf, dat in Frankrijk was aangekocht en over een kasteel in Zweden. Verdachte vertelde verder over grondaankopen van de Banco di Roma. Op 17 oktober 2002 verklaarde accountant [betrokkene 8] dat [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat verdachte een zeer vermogende handelaar was in schuldvorderingen op zwakke landen, verdachte hem heeft verteld dat hij handelde in derde wereldschulden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte met geld werkt, met derdewereldschulden en daar een hoog rendement op maakt. De accountant [getuige 6] heeft verklaard dat hij heeft gehoord over verdachte dat het een heel eenvoudige Indiër was uit een rijke familie die de beschikking had over NLG 500 miljoen. [getuige 1] heeft verklaard van verdachte zelf gehoord te hebben dat hij in 1997 een vermogen had van 1,2 miljard in zijn familietrust in Liechtenstein. Dit was alleen zijn deel, hij beheerde de familietrust. Van deze familietrust heeft [getuige 1] nooit enig document gezien. De getuige [getuige 7] heeft verklaard dat er een verhaal was dat verdachte bezig was een bank aan te kopen voor onder andere diamanthandel. Verdachte zou ook over een diamantmijn beschikken. Op 10-09-2001 verklaarde [medeverdachte 2], rechterhand van [medeverdachte 1], over verdachte dat verdachte zich zou bezighouden met diamanthandel. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte een enorm vermogen zou hebben staan in deposito bij een Franse bank, waar hij een faciliteitenbank van wilde maken voor de diamanthandel, en voorts dat dit vermogen een bedrag betrof tussen de Franse Franc 200 en 800 miljoen. [getuige 1] heeft verder verklaard dat verdachte hem verteld zou hebben twee diamantmijnen te bezitten in Afrika. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat, nadat [getuige 7] met [getuige 1] bij verdachte in Londen op bezoek was geweest medio 1997, deze terugkwam met het verhaal dat verdachte handelde in derdewereldschulden, gegarandeerd door de Centrale Banken. Op 12-03-1998 zette [medeverdachte 1] tijdens een commissarissenvergadering van VK het volgende uiteen: “QBI verstrekt leningen aan derdewereld landen en ontvangt daarvoor bankgaranties van die betreffende landen”. De accountant [betrokkene 8] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat verdachte een zeer vermogende handelaar was in schuldvorderingen op zwakke landen. Ten slotte heeft [getuige 7] verklaard dat hem door verdachte werd verteld dat hij naast dit beleggen in geld handelde in derdewereldschulden en diamanten.
Over de familietrust
Op 26 februari 1998 rapporteerde [betrokkene 8] over de resultaten van zijn onderzoek naar de financiële integriteit van QBI en verdachte, onder andere bestaande uit een onderhoud van [betrokkene 8] en [medeverdachte 1] op 25 februari 1998 in Londen met verdachte en diens ‘trustaccountant’ [betrokkene 17]. Blijkens de notulen van een bespreking met [getuige 1], [medeverdachte 1], retailers en Interprom naar aanleiding van gerezen problemen rond QBI, het onderzoek van de Bank of England, Tradion Investments en verdachte werd vermeld: “Eveneens moet worden vastgesteld dat meer inzicht in de zaken van de heer [verdachte] niet zal worden gegeven. Het is een trust en die kenmerkt zich juist door het niet transparant zijn”. [getuige 7] verklaarde hierover: “QBI maakte deel uit van een trust maar daar werd niet meer informatie over verstrekt en dat is normaal in deze wereld”. [getuige 1] heeft verklaard dat hij niet wist hoe verdachte via beleggingen zijn hoge rendementen behaalde, maar dat verdachte altijd zijn verhaal over de Trust en de geblokkeerde assets had.
[getuige 7] verklaarde dat hij hoorde van verdachte dat QBI een investeringseenheid was die geld leende en deze gelden belegde in humanitaire projecten, welke projecten volgens [getuige 7] over het algemeen onder toezicht stonden van de VN, zogenaamde high yield investment projecten, QBI een vestiging in Londen had en hij denkt dat de trust mogelijk op de Bahamas zat, dat hem het vermogen van QBI was gebleken omdat verdachte hem de jaarstukken heeft laten zien en hij zelfs kopieën heeft meegekregen, hij denkt dat hij de jaarstukken 1994 of 1995 heeft gezien, dat hij zelf het geld van de cashback nooit bij QBI had neergelegd omdat hij het gevoelsmatig nogal eng vond, dat de reden dat men wel met QBI in zee ging was dat men zekerheid stelde in de vorm van een bank-CD.
Tijdens het onderzoek is geen schriftelijk bewijsmateriaal gevonden dat wijst op bezittingen van verdachte in een familietrust, onroerend goed in Zweden, diamantmijnen, deposito’s bij een Franse bank, grondaankopen van de Banco di Roma of landbouwbedrijven in Frankrijk, noch inkomsten uit handel in derdewereldschulden, diamanten of humanitaire projecten onder VN-toezicht. Verdachte heeft ook ter zitting wat dat betreft geen nader uitsluitsel over gegeven.
Over de jaarrekening 1996 van QBI
Uit de jaarrekening blijkt dat in de balans een eigen vermogen van QBI per 31 december 1996 wordt gepresenteerd van GBP 379,8 miljoen (circa NLG 1 miljard), uit de winst- en verliesrekening over 1996 van QBI een omzet van GBP 193,7 miljoen (circa NLG 650 miljoen) en een winst voor belastingen van GBP 56,1 miljoen (circa NLG 190 miljoen) wordt vermeld, bij de jaarrekening een auditors report is opgenomen, zijnde een goedkeurende accountantsverklaring, wat blijkt uit de tekst “(…) a true and fair view of the financial position of Queensborough Investments Ltd. as of December 31st 1996 (…)”, van [betrokkene 18] en [betrokkene 19] namens het accountantskantoor ‘Max Associates’. De jaarrekening noch de accountantsverklaring is ondertekend, maar op iedere pagina is een stempel geplaatst met het opschrift: “Max Associates, Reviseurs d’ entreprises, [betrokkene 18], expert Comptable’’.
Deze jaarrekening werd ondermeer inbeslaggenomen in de woning van verdachte (1) in Londen, bij VK (2) en in een door [getuige 1] gehuurd safeloket nummer 49 bij de SNS Bank (3) te Eerbeek. In de woning van verdachte werd op 19 juni 2001 inbeslaggenomen het ongestempelde en originele exemplaar van deze jaarrekening.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de valsheid in de jaarrekening 1996 van QBI bestaat uit het feit dat deze jaarrekening een zeer solide financiële positie weergeeft van QBI terwijl naar het oordeel van de rechtbank dat in werkelijkheid niet het geval is. De valsheid van deze jaarstukken kan blijken uit de onderstaande bewijsmiddelen.
Bevindingen / verklaring Bank of England (thans FSA)
Door [betrokkene 20], investigator van de FSA Londen, werd in maart 1998 een onderzoek ingesteld naar QBI in verband met vermoedelijke overtreding door QBI van de Engelse Banking Act 1987. Hierbij werd op 03-03-1998 ten kantore van QBI, 130 Jermynstreet te Londen door verdachte een aantal documenten vrijwillig afgegeven. Uit de verklaring van [betrokkene 20] over de onderzoeksbevindingen van de FSA over QBI blijkt dat de FSA ervan overtuigd was dat QBI werd gebruikt voor het aantrekken van deposito’s in strijd met de Engelse Banking Act 1987, dat werd bevestigd door een ‘consent order’ van de rechtbank (p. 21 en 22), deze ontvangen deposito’s minimaal GBP 1,9 miljoen plus USD 520.000 hebben bedragen, deze ontvangen deposito’s het overgrote deel van de inkomsten van QBI betroffen, het moeilijk was om de daadwerkelijke omvang van de aan QBI geleende gelden vast te stellen omdat sommige dossiers incompleet waren, door de FSA werd vastgesteld dat hun niet was gebleken dat er enige vorm van gelieerde legitieme handel plaatsvond, dat er geen complete boekhouding van QBI aan de FSA werd gepresenteerd, waardoor het voor de FSA onmogelijk was de financiële positie van Queensborough te bepalen, dat er geen schriftelijke bewijzen werden gevonden die de omvang van de cijfers zoals blijkend uit de jaarrekening 1996 van QBI kunnen bevestigen.
Verklaring [getuige 8]
Naar aanleiding van het onderzoek door de FSA werd in maart 1998 door de autoriteiten op het Isle of Man, waar QBI statutair gevestigd was, besloten om QBI te liquideren. Als curator werd aangesteld [getuige 8]. [getuige 8] verklaarde over de solvabiliteit en liquiditeit van QBI dat hem was gebleken dat verdachte de beneficial owner was van QBI, in oktober 1998 bleek dat de waarde van de activa van QBI GBP 61.826 bedroeg, gebaseerd op een opgave van verdachte, hij de jaarrekening 1996 van QBI heeft onderzocht en tot dezelfde conclusie kwam als de Bank of England, namelijk dat deze jaarrekening volkomen gefingeerd was, dat uit de in het bezit van [getuige 8] zijnde bescheiden het bestaan van de netto activa van GBP 379 miljoen nooit is bewezen en dit bedrag volkomen uit de lucht is gegrepen, dat hij een brief had, gedateerd 02-04-1997 en 28-04-1997, ondertekend door de directie van QBI waarin zij verklaren dat QBI in de periode 06-04-1995 tot 05-04-1997 geen inkomsten had genoten en geen activa had, dat hij van één van de crediteuren van QBI had gehoord dat die een onderzoek hadden ingesteld in Frankrijk naar het accountantskantoor Max Associates en dat deze aldaar niet bekend waren in de officiële registers, dat hemzelf, afgezien van een brief van verdachte aan [medeverdachte 1], gedateerd 9 februari 1998, niets is gebleken omtrent het bestaan van Max Associates, de jaarstukken niet getekend waren en dat ze vermoedelijk bestemd waren om potentiële beleggers en andere lezers een valse voorstelling van zaken te geven.
Verklaring [getuige 6] RA
[getuige 6], accountant van retailer Knipping en Ab-Ovo verklaarde dat hij opdracht kreeg van [betrokkene 21] (Interprom) en [betrokkene 22] (Knipping, Ab-Ovo) om een onderzoek te doen naar de financiële integriteit van verdachte, dat hij de jaarrekening 1996 QBI voorgelegd kreeg, (nadat hem de jaarrekening QBI 1996 was getoond) dat hij deze jaarstukken herkende aan de namen Max Associate, [betrokkene 18] en [betrokkene 19], dat hij dit stuk van [medeverdachte 1] had gekregen en daarvoor speciaal naar Arnhem moest komen omdat het volgens [medeverdachte 1] zeer vertrouwelijk was, dat [medeverdachte 1] hem zei dat hij dit document van verdachte had gekregen, dat deze jaarrekening van QBI volgens hem geschikt was voor de prullenbak omdat de lay-out de suggestie wekt dat er getallen voor waren getypt, er een verklaring bij zat van een niet-accountant, dat niet duidelijk was in welke valuta de jaarstukken luidden, dat hij van verdachte bewijsstukken wilde zien van het gepresenteerde vermogen, bijvoorbeeld dagafschriften, maar deze stukken van verdachte niet kreeg omdat er toch immers een accountantsverklaring bij de jaarstukken was afgegeven, dat hij toen de betreffende accountants is gaan traceren in de Engelse accountantsregisters, en dat deze namen daar niet bekend waren, dat hij alle bij cashback betrokken partijen op de hoogte heeft gesteld van zijn bevindingen, te weten dat deze cijfers de prullenbak in konden, dat hij van [medeverdachte 1] hoorde dat verdachte hem niet wou zien en toen [betrokkene 8] het onderzoek heeft overgenomen, waarvoor [betrokkene 8] onder andere naar verdachte in Londen is geweest, dat [betrokkene 8] op basis van stukken die hij in Londen zou hebben ingezien bij een bezoek aan verdachte, een positief advies heeft gegeven, in afwachting van een aan verdachte door de Franse Centrale Bank te verstrekken banklicentie, dat hij, [getuige 6], adviseerde om vooralsnog geen zaken te doen met QBI.
Uit de verklaringen van [getuige 8] en [getuige 6] (zie hiervoor) blijkt dat geen van beiden, noch een crediteur van QBI, het bestaan van het accountantskantoor Max Associates kon vaststellen. Verschillende brieven, afkomstig van QBI, gedateerd februari 1998 werden echter inbeslaggenomen die kennelijk de twijfel over dit kantoor, zoals blijkend uit de verklaring van [getuige 6], moesten wegnemen.
Op 09-02-1998 ontving VK een fax van QBI, ondertekend door verdachte, met de inhoud:
“Dit is om u te informeren dat Max Associates betrouwbare accountants zijn en dat zij vallen onder hun principals Rohan Quick & Co, Accountants and Business consultants, 25 Vine Street Brighton, Sussex. BN1 4AG, UK. Voor verdere informatie svp contact opnemen met Mr. [betrokkene 23] of [betrokkene 17].” Deze brief werd inbeslaggenomen in het kantoor van VK en op 3 maart 1998 door de Bank of England inbeslaggenomen in het kantoor van QBI.
Gebruik van de jaarstukken door verdachte
Het gebruik door verdachte van deze jaarstukken als waren deze echt en onvervalst blijkt uit de navolgende bewijsmiddelen.
Verklaring [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] verklaarde over de jaarrekening 1996 van QBI, nadat deze hem was getoond, dat hij ter onderbouwing van de financiële gegoedheid van QBI Ltd. op Man, de beschikking kreeg over een accountantsrapport van QBI, dat dat rapport hem leerde dat ze er goed voor stonden en dat ze een goede winst hadden gemaakt, dat [getuige 6] van Berk accountants optrad namens retailer Knipping en toestemming kreeg van [medeverdachte 1] een onderzoek te doen naar QBI, dat [getuige 6] zijn bedenkingen had over het accountantsrapport, dat na veel vergaderingen [medeverdachte 1] uiteindelijk voorstelde om VK’s accountant [betrokkene 8] te laten onderzoeken hoe het zat met QBI en dat men hiermee, met uitzondering van [getuige 6], akkoord ging.
Verklaring [medeverdachte 2]
[medeverdachte 2] verklaarde over de jaarrekening 1996 van QBI dat de beslissing om met QBI in zee te gaan genomen was door [medeverdachte 1] op grond van de gesprekken die hij met verdachte gevoerd heeft, [medeverdachte 1] verdachte vertrouwde, de samenwerking met verdachte voornamelijk is gebaseerd op het persoonlijke vertrouwen dat [medeverdachte 1] in verdachte heeft, er ook wel gekeken is naar de financiële positie van QBI, ondermeer blijkend uit het accountantsrapport van QBI, hij een jaarrekening heeft gezien en dat de jaarrekening die hij bedoelt, [medeverdachte 1] of van verdachte of via [getuige 1] van verdachte heeft gekregen, dat hij als leek uit deze jaarrekening heeft afgeleid dat QBI financieel een heel sterke onderneming was en de beschikking had over GBP 380 miljoen, [medeverdachte 1] heel enthousiast was over die cijfers en die fantastisch vond, dat je op basis van die cijfers zou verwachten dat QBI voldoende kapitaalkrachtig was. Nadat [medeverdachte 2] de jaarrekening QBI per 31-12-1996 was getoond herkende hij het document aan het stempel van “Max Associates”.
Verklaring [getuige 6] RA
[getuige 6], accountant van retailer Knipping, verklaarde, nadat hem de jaarrekening QBI 1996 was getoond, dat hij deze jaarstukken herkende aan de namen Max Associates en [betrokkene 18] en [betrokkene 19], dat hij dit stuk van [medeverdachte 1] had gekregen en daarvoor speciaal naar Arnhem moest komen omdat het volgens [medeverdachte 1] zeer vertrouwelijk was, dat [medeverdachte 1] hem zei dat hij dit document van verdachte had gekregen.
Verklaring [betrokkene 8]
Op 17 oktober 2002 verklaarde [betrokkene 8] hieromtrent dat hem gevraagd werd onderzoek te doen naar de kredietwaardigheid van verdachte en hij daarvoor twee maal in Londen is geweest, hij naar aanleiding van dat onderzoek een fax heeft verzonden aan [getuige 6], de accountant van een cliënt van VK, waarin hij heeft geschreven dat hij daar niet toe in staat was, hij tijdens zijn onderzoek in Londen een balans en een winst- en verliesrekening van QBI heeft ontvangen maar dat hij op basis daarvan niet in staat was een oordeel te geven omdat ze niet gecontroleerd waren, hij het hem getoonde rapport (DOC.0003), de jaarrekening van QBI 1996, niet is wat hij in Londen gezien heeft, daar heeft hij alleen de balans en de verlies- en winstrekening gezien, hij, voor zover hij het zich herinnert, de financiële positie van QBI 156 miljoen pond was, een balanstelling van 379 miljoen hem niets zegt, de stukken die hij had gezien waren opgemaakt door ene [betrokkene 17] en de stempels op het nu getoonde document van Max. Associates hij niet eerder had gezien, hij in Londen is geweest om de financiële positie van QBI te onderzoeken en hij heeft gesproken met verdachte.
Over de overname van een Franse bank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat omstreeks medio februari 1998 de accountants [getuige 6] en [betrokkene 8], naar aanleiding van kritische opmerkingen van [getuige 6] over de jaarrekening 1996 van QBI, de opdracht kregen om een onderzoek te doen naar de financiële integriteit van QBI/verdachte. Eind februari 1998 vonden in het kader van dit integriteitsonderzoek besprekingen plaats in Londen tussen verdachte, VK’s accountant [betrokkene 8] en [medeverdachte 1]. Hierbij werden door verdachte stukken getoond en mededelingen gedaan over een op handen zijnde overname door verdachte van een Franse bank, een op basis hiervan op korte termijn (dertig dagen) te verkrijgen banklicentie in Frankrijk, waaraan volgens verdachte een onderzoek door de Franse Centrale Bank van twee jaar vooraf was gegaan. Uitkomst van het onderzoek was een voorlopig positief advies van [betrokkene 8]. Daarnaast was er een voorlopig negatief advies van Berk accountants. Op basis van het advies van [betrokkene 8] en het ontstane vertrouwen van [medeverdachte 1] in verdachte, werd door [medeverdachte 1] besloten om met QBI verder in zee te gaan, wat kennelijk werd geaccepteerd door Interprom en de betrokken retailers. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat verdachte nimmer op het punt heeft gestaan een Franse bank over te nemen en dat het betreffende onderzoek van de Franse Centrale Bank nooit heeft plaatsgevonden. Het vorenstaande blijkt uit de volgende bewijsmiddelen.
Verklaring [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat Berk Accountants eigenlijk geen goede hoogte kreeg van QBI en [getuige 6] onder andere zijn bedenkingen had over het accountantsrapport, hij na veel vergaderingen uiteindelijk heeft voorgesteld om [betrokkene 8] te laten onderzoeken hoe het zat met QBI, waarmee men, met uitzondering van [getuige 6], akkoord ging, hij [betrokkene 8] de opdracht heeft gegeven om onderzoek te verrichten naar de gegoedheid van verdachte vanaf begin 1998, [betrokkene 8] toen ook met [medeverdachte 1] is mee geweest naar Londen naar het kantoor van verdachte, verdachte volgens hem bezig was met de overname van een Franse bank dat door de accountant van verdachte, [betrokkene 17], werd bevestigd, ze eerst een verklaring van [betrokkene 17] wilden hebben dat het rapport in orde was en [betrokkene 8] en hij, [medeverdachte 1], hebben gesproken met [betrokkene 17], die verklaarde dat het rapport echt was. [betrokkene 8] toen twee mogelijkheden had, te weten onderzoek verrichten naar 48 ondernemingen die aan de basis lagen van het accountantsrapport of meevaren met de Franse Centrale Bank die een vergunning ging verlenen, ze papieren hadden gezien van onbekende “autoriteiten” uit Frankrijk, waardoor ze de indruk kregen dat de Franse overheid onderzoek had verricht naar de gegoedheid van verdachte, [betrokkene 8] toen heeft geadviseerd akkoord te gaan met het onderzoek van de Franse Centrale Bank, [betrokkene 8] een kopie wilde van die vergunning die hem door verdachte werd toegezegd, doch door [betrokkene 8] nooit werd ontvangen.
Rapportage [betrokkene 8] d.d. 26 februari 1998
Op 26-02-1998 rapporteerde [betrokkene 8], o.a. aan Berk Accountants en [medeverdachte 1] over de resultaten van zijn onderzoek naar de financiële integriteit van QBI en verdachte. Daartoe had [betrokkene 8] op 25-02-1998 in Londen een onderhoud met verdachte en diens trustaccountant [betrokkene 17]. Volgens de rapportage waren de belangrijkste bevindingen van [betrokkene 8] dat de cijfers over 1996 niet door [betrokkene 17] waren opgesteld, de cijfers uitsluitend interne betekenis hadden, de kwaliteit van de rapportering niet voldeed aan de normen die [betrokkene 8] gewoonlijk stelt, de jaarrekening 1996 niet door bevoegde externe accountants was gecontroleerd, volgens verdachte de wetgever op het eiland Man dienaangaande geen eisen stelt, de weg van onderzoek naar de kwaliteit van het cijfermateriaal 1996 onbegaanbaar is, hem tijdens het indringende gesprek andere informatie onder strikte geheimhouding ter beschikking is gesteld, hij op grond van deze andere informatie [medeverdachte 1] concreet kan adviseren, verdachte ten behoeve van QBI overeenstemming heeft bereikt met de eigenaren van een bank te Parijs en dat hij –[betrokkene 8] - de bevestiging van de overeenstemming met die eigenaren omtrent de aankoop, d.d. 09-02-1998, van alle aandelen in afschrift in bezit had, bij de overname van een bankinstelling een grondig onderzoek wordt gedaan naar de antecedenten van betrokkenen, [betrokkene 8] aanneemt dat zowel de Franse als de Nederlandse Centrale Banken dezelfde voorschriften dienaangaande hanteren, een dergelijk onderzoek vanzelfsprekend de persoonlijke en financiële integriteit van betrokkenen en de door hen gecontroleerde vennootschappen betreft, in het geval van verdachte dit onderzoek twee jaar heeft geduurd, het onderzoek door een accountant van een individu met wereldwijde belangen nimmer de grondigheid van een onderzoek van een Centrale Bank kan overtreffen of er iets aan toevoegen, dat verdachte hem meedeelde dat de licentie voor de bank binnen 30 dagen zou komen, [betrokkene 8] op grond van het voorgaande verklaart een voorlopig advies te kunnen uitbrengen en na het verkrijgen van de banklicentie een definitief advies, dat als de Centrale Bank een licentie afgeeft vaststaat dat verdachte een financieel integer en financieel krachtig persoon is en hij, [betrokkene 8], dan niet tot een ander oordeel kan komen.
Rapportage [getuige 6] RA d.d. 26 februari 1998
[getuige 6] antwoordde op 26-02-1998 per fax aan de heren [betrokkene 21] van Interprom en [betrokkene 22] van Knipping over de financiële integriteit van QBI dat de rapportage van [betrokkene 8] RA geen bevestiging noch een ontkenning geeft van de financiële integriteit van QBI, er een accountantsverklaring is afgegeven van een niet bevoegde accountant, en dit niet tot zekerheid strekt dat de stelling van [betrokkene 8] dat er bij afgifte door de Franse Centrale Bank van een licentie aan verdachte geen twijfel mag zijn over de financiële integriteit, pas zekerheid biedt bij ontvangst van de licentie, dat QBI bij niemand van hen bekend is, dat het jaarverslag niet voldoet aan de te verwachten normen, dat onderzoek naar de kwaliteit van het cijfermateriaal 1996 niet begaanbaar is, dat QBI geen enkele referentie heeft getoond ter toetsing van de financiële integriteit. [getuige 6] zich verwondert over het feit dat [betrokkene 8] schijnbaar wel concreet kan adviseren en hij er rekening mee houdt dat er andere informatie is, dat Berk helaas geen groen licht kan geven, omdat er onvoldoende openheid van zaken is gegeven.
Fax [betrokkene 8] d.d. 27 februari 1998
Naar aanleiding van de rapportage van [getuige 6], zond [betrokkene 8] op 27 februari 1998 een fax (vervolgbericht) aan [getuige 6], waarin [betrokkene 8] vermeldt: “dat er geen aanwijzingen waren om [medeverdachte 1] te ontraden zaken te doen met Queens-borough”.
Notulen vergadering Raad van Commissarissen van VK d.d. 12 maart 1998
Op 12 maart 1998 werd ‘QBI’ besproken in de vergadering van de Raad van Commissarissen van VK. In deze notulen staat onder andere vermeld: “De heer [medeverdachte 1] stelt dat VK geen risico loopt. Er komen garanties van QBI richting VK in de vorm van assets van QBI die zullen worden overgedragen op VK. Een en ander moet nog nader worden uitgewerkt”. Blijkens deze notulen werd ook het rapport van [betrokkene 8] aan de commissarissen uitgereikt en besproken, op grond waarvan “de commissarissen in voldoende mate tevreden zijn gesteld over de solvabiliteit en de goede naam van QBI”.
Verklaring [betrokkene 8]
[betrokkene 8] heeft omtrent het voorgaande verklaard dat hem gevraagd werd onderzoek te doen naar de kredietwaardigheid van verdachte en hij daarvoor twee maal in Londen is geweest, hij naar aanleiding van dat onderzoek een fax heeft verzonden aan [getuige 6], de accountant van een cliënt van VK, waarin hij heeft geschreven dat hij daar niet toe in staat was, van de bezoeken aan Londen en uit andere hoofde, hij wist dat verdachte bezig was een Franse bank over te nemen, indien die licentie verstrekt zou worden gesteld kon worden dat Verdachte kredietwaardig was en hij zich niet in staat achtte de kwaliteit van het onderzoek van de Franse Nationale Bank naar de kredietwaardigheid van verdachte te overtreffen, hij tijdens zijn onderzoek in Londen een balans en een winst- en verliesrekening van QBI heeft ontvangen maar dat hij op basis daarvan niet in staat was een oordeel te geven, omdat ze niet gecontroleerd waren, hij het hem getoonde rapport, de jaarrekening 1996 van QBI, niet herkent als hetgeen hij in Londen gezien heeft, daar hij alleen een balans en de winst- en verliesrekening heeft gezien, hij, voor zover hij het zich herinnert, de financiële positie van QBI 156 miljoen pond was, een balanstelling van 379 miljoen hem niets zegt, de stukken die hij had gezien waren opgemaakt door ene [betrokkene 17] en de stempels op het nu getoonde document van Max. Associates hij niet eerder had gezien, hij in Londen is geweest om de financiële positie van QBI te onderzoeken en hij heeft gesproken met verdachte en ene [betrokkene 17], hij daar gezegd heeft niet in staat te zijn het onderzoek te doen en hij daar geen problemen mee had omdat de Franse Centrale Bank een onderzoek deed omdat verdachte een bank in Frankrijk wenste over te nemen, een dergelijk onderzoek veel verder ging dan hij ooit kon doen en als de Franse Centrale Bank akkoord zou gaan dat een blijk van de kredietwaardigheid van verdachte was, dit alles zich afspeelde toen hij [medeverdachte 1] nog niet zolang kende, wat betekent dat hij [medeverdachte 1] reeds begin 1998 kende en niet zoals hij eerder had verklaard in 1999, hij correspondentie ter inzage heeft gehad van Franse advocaten met betrekking tot de overname van een bank maar dat hij zich de naam van die bank niet meer herinnert, dat hij bij het zien van die stukken zich realiseerde voor een onuitvoerbare opdracht te staan, dat hij zich meent te herinneren dat de bank in Parijs stond en dat de advocaten de opdracht hadden er een bod op uit te brengen, hij [getuige 6] van zijn bevindingen verslag heeft gedaan, dat hij niet meer wist dat hij in de brief aan [getuige 6] heeft geschreven dat het onderzoek door de Franse Centrale Bank twee jaar in beslag neemt, hij dat niet van zichzelf had en het hem wel door verdachte verteld zich zijn. Hij op 27 februari 1998 een fax (vervolgbericht) aan [getuige 6] zond, waarin stond dat er geen aanwijzingen waren om [medeverdachte 1] te ontraden zaken te doen met QBI, dat hij niet weet of de banklicentie waarover hij in dit document spreekt, ooit is afgegeven maar hij deze licentie in ieder geval nooit heeft gezien, hij op enig moment berichtgeving heeft gehad dat de Engelse Centrale Bank een onderzoek had lopen tegen QBI, verdachte had problemen met deze bank.
Verklaring [getuige 6] RA
[getuige 6], accountant van retailer Knipping en Ab-Ovo, heeft over dit onderzoek verklaard dat hij opdracht kreeg van [betrokkene 21] (Interprom) en [betrokkene 22] (Knipping, Ab-Ovo) om een onderzoek te doen naar de financiële integriteit van verdachte, dat hij de jaarrekening 1996 QBI voorgelegd kreeg, dat hij alle betrokkenen op de hoogte heeft gesteld van zijn bevindingen omtrent deze jaarrekening, namelijk dat deze de prullenbak in konden, dat hij van [medeverdachte 1] hoorde dat verdachte hem niet wou zien en toen [betrokkene 8] het onderzoek heeft overgenomen, waarvoor [betrokkene 8] onder andere naar verdachte in Londen is geweest, dat [betrokkene 8] op basis van stukken die hij in Londen zou hebben ingezien bij een bezoek aan verdachte, een (voorlopig) positief advies heeft gegeven, in afwachting van een aan verdachte door de Franse Centrale Bank te verstrekken banklicentie, dat hij, [getuige 6], adviseerde om vooralsnog geen zaken te doen met QBI.
Ook [medeverdachte 2], [getuige 1] en [getuige 7] bevestigen de uitlatingen van verdachte over een eventuele overname van een Franse bank door verdachte. [medeverdachte 2], rechterhand van [medeverdachte 1], heeft verklaard dat verdachte bezig was met de aankoop van een bank in Frankrijk. [getuige 1] heeft verklaard, dat verdachte een enorm vermogen heeft staan in deposito bij een Franse bank, waar hij een faciliteitenbank van wilde maken voor de diamanthandel, en dat dit vermogen een bedrag betrof tussen de Franse Franc 200 en 800 miljoen. [getuige 7] heeft verklaard dat verdachte hem ook vertelde dat hij een privé bank wenste voor onder andere de handel in diamanten en dat het de bedoeling was dat hij die bank in Frankrijk zou kopen.
De kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij middels advocaten van 1996 tot 1998 bezig was geweest met de overname van een kleine Franse verzekeringsbank, genaamd FIDEI, hij een bankvergunning wilde hebben, hij te maken kreeg met een gijzeling, waarna de overname vanaf dat moment definitief van de baan was, hij aan afperser [betrokke[betrokkene 24] een aantal malen losgeld had betaald c.q. laten betalen, eind 1999 alle handelingen aangaande de overname van de FIDEI bank van de baan waren, hij financieel niet betrokken was bij die bank.
Bevindingen / verklaring Bank of England (thans FSA)
Door [betrokkene 20], investigator van de FSA Londen werd een onderzoek ingesteld naar QBI in verband met vermoedelijke overtreding door QBI van de Engelse Banking Act 1987. Naar aanleiding van een verklaring van een compagnon van verdachte in QBI, dat verdachte bezig was een aanzienlijk belang in Alef Bank SA in Frankrijk te verwerven, werd door de FSA contact opgenomen met de Franse Nationale Bank en de ‘Comision Bancaire’. Blijkens de verklaring van [betrokkene 20] (punt 6) bevestigden beide Franse instellingen in maart 1998 dat zij geen informatie hadden over verdachte of Queensborough in verband met de aankoop van een Franse bank en in het bijzonder Alef Bank in Parijs.
Over de zekerheden van GBP 10 miljoen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat voor de vorderingen van VK op Tradion Investments voor de afdekking van de verplichtingen van VK uit hoofde van de door VK afgegeven en af te geven terugbetalingsgaranties voor aan Tradion Investments verstrekte leningen, bestonden in de ogen van VK onder andere zekerheden in de vorm van bij Alta Padovana gedeponeerde waardepapieren met een kennelijke waarde van GBP 10 miljoen. Deze zekerheden werden door verdachte verstrekt op 30 juni 1998 naar aanleiding van problemen met het tijdig verstrekken van de (rendement-)CD’s. Uit onderzoek in Italië is gebleken dat deze waardedocumenten de aandelen Queensborough Leasing & Finance PLC v/h Kingsway Leasing & Finance PLC (QLF) betroffen en dat deze aandelen plus bijbehorende documentatie van QLF door verdachte ten behoeve van VK werden gedeponeerd in een kluis bij Alta Padovana, waarvan de bank beide sleutels behield. Door [getuige 5], algemeen directeur van Alta Padovana, werd deze zekerheidsstelling aan VK bevestigd in een brief gedateerd 30 juni 1998. In deze brief staat vermeld: “Namens Tradion Investments bevestigen wij, de Banca di Credito Cooperativo dell’ Alta Padovana Scrl, dat activa ter waarde van 10 miljoen pond aan u zijn gecedeerd. Mocht Tradion Investments in gebreke blijven dan worden deze activa na ontvangst van de bijzonderheden conform uw verzoek aan u ter beschikking gesteld”. Voorts werd door deze brief, in combinatie met de terugbetalingsgaranties van VK voor diens lening aan Tradion Investments, [betrokkene 27] in de veronderstelling gebracht dat de terugbetaling van zijn leningen aan Tradion Investments voldoende was verzekerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts: 1) dat door verdachte de aandelen van Queensborough Leasing & Finance PLC v/h Kingsway Leasing & Finance PLC (QLF) met een door verdachte gesuggereerde waarde van GBP 10 miljoen als zekerheid werden verstrekt ten behoeve van VK, door deze aandelen in de kluis bij Alta Padovana te deponeren en beide sleutels van deze kluis bij Alta Padovana te laten; 2) dat verdachte wist, althans moet hebben geweten, dat de betreffende aandelen van QLF waardeloos waren; 3) dat [getuige 5], algemeen directeur van Alta Padovana door verdachte werd bewogen tot het schrijven van verschillende brieven aan VK die de waarde en het bestaan van deze zekerheid bevestigen en verdachte en [getuige 1] onder andere met behulp van deze brieven en andere leugens trachtten om VK en andere betrokkenen te laten blijven geloven dat er zekerheden van GBP 10 miljoen in de kluis bij Alta Padovana lagen.
Aanvraagformulier kluis bij Alta Padovana
Volgens een aanvraagformulier voor een kluis blijkt dat op 30-06-1998 bij de Alta Padovana Bank in Campodarsego door verdachte een kluis werd gehuurd.
Verklaring [getuige 5]
De getuige verklaarde dat hij verdachte vier of vijf keer heeft ontmoet en verdachte de eerste keer werd geïntroduceerd door de heren [betrokkene 24] en [betrokkene 25], dat hij geen direct contact heeft gehad met [getuige 1], dat verdachte op 30 juni 1998 bij de bank aandelencertificaten van QLF in een kluis heeft gedeponeerd en dat verdachte hem schriftelijk toestemming heeft gegeven om deze aandelen op verzoek van VK aan VK te overhandigen indien Tradion in gebreke zou blijven (p. 19-20, 38), dat deze kluis maar één keer is geopend, toen verdachte samen met [getuige 5] deze documenten in de kluis heeft gelegd (p. 41), dat verdachte de sleutels van de kluis bij [getuige 5] heeft achtergelaten (p. 39-41), dat deze aandelen volgens verdachte een waarde hadden van GBP 10 miljoen (p. 20-21).
Handgeschreven brief verdachte aan Alta Padovana d.d. 30 juni 1998
Dit betreft de door [getuige 5] in zijn verklaring genoemde schriftelijke toestemming van verdachte om deze aandelen op verzoek van VK aan VK te overhandigen indien Tradion in gebreke zou blijven blijkt uit een handgeschreven brief van verdachte die werd inbeslaggenomen bij Alta Padovana.
Brief Tradion Investments aan VK 19 augustus 1998
In deze brief, schrijft [getuige 1] naar aanleiding van vertraging in de afgifte van CD’s als zekerheid ten behoeve van VK: “vergeet niet dat er ook nog voor GBP 10 miljoen aan assets geblokkeerd staan ter jullie gunste in geval van een default”.
Fax verdachte aan [medeverdachte 1] / VK d.d. 2 december 1998
Volgens deze fax wordt door verdachte aan [medeverdachte 1] nog eens bevestigd dat activa zijn geblokkeerd ten gunste van VK en dat deze activa zijn gedeponeerd in een kluis waarvan beide sleutels door verdachte in de bank zijn achtergelaten.
Verklaring [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft over de Alta Padovana CD’s verklaard dat op 3 december 1998 Tradion in gebreke werd gesteld omdat Tradion te laat was met het leveren van CD’s voor stortingen en rendementen via Alta Padovana, maar ondanks dat in de veronderstelling verkeerde dat er niets aan de hand was, deze ingebrekestelling is opgesteld om aanspraak te kunnen maken op de zekerheid, de apart gehouden GBP 10 miljoen die bij Alta Padovana (AP) in de kluis lagen, hij niet weet waaruit die GBP 10 miljoen was samengesteld. Hij eigenlijk niet meer weet of hij van AP antwoord heeft gekregen. De GBP 10 miljoen zekerheid wordt bevestigd door een brief van AP waarin staat dat dat geld geblokkeerd was ingeval van default van Tradion. Hij niet weet waaruit die assets van GBP 10 miljoen bestonden, omdat hij er van uit ging dat Alta Padovana de assets had gezien en de waarde had gecontroleerd, ze zich niet meer druk hebben gemaakt om de brief van 4 maart 1999 van [betrokkene 25] omdat hij die GBP tien miljoen toch ook nog had. Deze zekerheid van GBP 10 miljoen de reden was om na de ingebrekestelling door te gaan met het doen van betalingen aan Tradion Investments ondanks dat daarvoor geen CD’s en rendement-CD’s werden verstrekt. Hij erbij blijft dat er op 31 maart 1999 voldoende zekerheid was omdat hij naast de AP CD’s GBP 10 miljoen had, ze bezig waren met bank Leu en hen de Mexicaanse CD’s waren toegezegd.
Brief Alta Padovana d.d. 30 juni 1998
Op 30-06-1998 bevestigde Alta Padovana aan VK uit naam van Tradion Investments BV, dat er bij Alta Padovana activa ter waarde van 10 miljoen pond waren gecedeerd ten gunste van VK, voor een periode van één jaar. Deze brief werd in kopie (of als fax) bij Alta Padovana, [betrokkene 27] als [medeverdachte 1] aangetroffen.
Verklaring [getuige 5]
[getuige 5] heeft hierover verklaard dat verdachte hem, [getuige 5], heeft verteld dat VK een bedrijf was ‘dat onder hem viel’ en ‘hem toebehoorde’ (p. 21), dat hij de brief van 30 juni 1998 heeft geschreven en ondertekend (p. 22), dat deze brief is geschreven op verzoek van verdachte (p. 22), dat deze brief tot stand is gekomen na ‘onderhandelen’ met verdachte en hij er later zijn bedenkingen over heeft gehad (p. 23), dat hij ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de waarde van deze aandelen omdat hij er min of meer van uitging dat de persoon voor wie deze brief was bestemd wel om nadere informatie zou vragen (p. 22), dat er door niemand navraag is gedaan naar de inhoud van deze brief.
Over de aan VK verstrekte certificates of deposit
Uit de bewijsmiddelen volgt dat voor de door VK op de rekening van Tradion Investments bij Alta Padovana gestorte bedragen werd met verdachte en [getuige 1] overeengekomen dat als zekerheid voor VK certificates of deposit zouden worden uitgegeven door Alta Padovana op naam van VK. VK verkreeg van Alta Padovana gecertificeerde kopieën van deze CD’s.
Brief QBI aan VK d.d. 4 februari 1998
In deze brief deelt verdachte mee aan [medeverdachte 1] dat hij de bank zal instrueren, na ontvangst van de gelden door de bank gecertificeerde kopieën van CD’s af te geven, dat deze bank CD’s aan VK ieder jaar verstrekt tegen afgifte van de vervallen certificaten, als zekerheid voor de hoofdsom en de rente. Deze brief werd op 3 maart 1998 in het kantoor van QBI door de FSA inbeslaggenomen. Daarna werd een gedeelte van dit beslag overgedragen aan curator [getuige 8] van QBI. Voorts werd deze brief inbeslaggenomen bij VK waaruit blijkt dat deze brief op 5 februari 1998 door VK per fax werd ontvangen.
Verklaring [getuige 7]
[getuige 7] heeft hierover verklaard dat de reden dat er wel met QBI in zee gegaan is, het feit was dat men zekerheid stelde in de vorm van een bank CD.
Leningovereenkomsten VK QBI d.d. 11 februari 1998
In eerste instantie werden op 11 februari 1998 leningovereenkomsten genummerd QBI/97-102-11 en QBI/97-102-12 afgesloten tussen VK en QBI voor een totaalbedrag van NLG 8 miljoen, waarbij werd overeengekomen dat als zekerheid kopieën van CD’s zouden worden verstrekt. Deze leningen werden namens Tradion Investments getekend door verdachte.
Notulen bespreking 26 juni 1998
Tijdens een bijeenkomst op 26 juni 1998, onder andere naar aanleiding van gerezen problemen met QBI/Tradion/verdachte en het niet afkomen van de rendement-CD’s, werd gesteld door [getuige 1] dat de CD’s bij de bank waren geblokkeerd, de CD’s op naam stonden van VK en dat hiervoor Tradion Italië was opgericht, de originele CD’s bij de bank lagen en niet beleenbaar waren, Tradion niet aan de op naam gestelde CD’s kan komen.
Uitgegeven certificates of deposit
Door Alta Padovana werden vier CD’s uitgegeven en in kopie aan VK verstrekt, te weten op 22 april 1998, 25 mei 1998, 9 juni 1998 en 8 juli 1998, voor een totaalbedrag van USD 2.725.000, daarom circa NLG 5,8 miljoen, waarvan één zogenaamde rendement-CD van USD 240.000.
Verklaring [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat Alta Padovana de bank is die door Tradion is aangewezen om de bedragen die VK aan Tradion zou lenen ten behoeve van de cashback, zij navraag hebben gedaan naar Alta Padovana en hebben gecontroleerd of [getuige 5] daar werkte en bevoegd was en dat alles in orde was, hij wel eens langs de bank is gereden maar er niet in is geweest, hij met verdachte ooit heeft afgesproken dat ze er samen naar toe zouden gaan maar dat het daar nooit van is gekomen, hij na iedere storting bij Alta Padovana, een kopie kreeg van een CD met de tegenwaarde van wat VK gestort had, 21 dagen daarna door Tradion de rente zou worden bijgestort, waar wederom een CD van afgegeven worden, wat één keer is gebeurd, VK kopieën kreeg omdat Tradion met dat geld moest gaan werken, kredietlijnen gaan trekken, het origineel in bezit van de bank zou blijven en hij dit niet heeft gecontroleerd maar daar van uitging, indien zou blijken dat er bij Alta Padovana geen geld meer staat.
Verklaring [getuige 5]
[getuige 5] heeft verklaard dat een depositoformulier een document is dat staat voor de storting van een som geld bij de bank (p. 7), afhankelijk van het verzoek van de storter het certificaat aan toonder kan zijn, maar ook op naam kan zijn gesteld (p. 7), dan kan alleen de vermelde persoon er geld mee incasseren, een depositocertificaat een limiet heeft gelijk het gestorte bedrag voor dat certificaat, de depositocertificaten inmiddels verlopen waren, het eerste certificaat genummerd 60109639 op naam van Tradion is gesteld en de overige drie aan toonder luiden (p. 9), op de eerste CD, die op naam staat van Tradion Investments, een verwijzing naar VK is toegevoegd op verzoek van verdachte, VK geen rechten kon doen gelden naar aanleiding van deze verwijzing (p. 10), van de CD’s op verzoek van verdachte kopieën conform origineel werden verstrekt aan VK (p. 11). Verdachte vertelde dat VK een vennootschap had waarover hij het beheer had (p. 11), dat op de overige CD’s aan toonder ook de naam van VK staat, waarbij wordt opgemerkt dat het in Italië gebruikelijk is op toonderdocumenten referentienamen te vermelden. De vier depositoformulieren de bank nooit hebben verlaten (p. 12), dat er leningen zijn verstrekt aan Tradion Investments met de CD’s als onderpand, dat de looptijd van de CD’s één jaar was en dat ze na afloop van dit jaar op de vervaldag werden gecrediteerd op de rekening-courant van Tradion Investments, dat het inderdaad zo is de CD’s ter beschikking stonden van Tradion Investments.
Brief d.d. 20 april 1998 van verdachte aan Alta Padovana
Blijkens een brief van verdachte namens Tradion Investments, gedateerd 20 april 1998 en gericht aan Dhr. [getuige 5], directeur van de Alta Padovana Bank verzocht verdachte in verband met de aanstaande eerste storting van VK van circa USD 735.500 om direct na de aankoop van de CD een lening te verstrekken met de CD als onderpand.
Brief [getuige 5] aan Tradion Investments d.d. 7 oktober 1998
Uit deze brief van [getuige 5] aan Tradion Investments BV ter attentie van verdachte blijkt dat (…) geen nieuwe leningen meer kunnen worden verstrekt, omdat het saldo van de bankrekening momenteel USD 2.455.173 bedraagt, waar leningen tegenover staan van ongeveer USD 2.400.000.
Bewegen tot de afgifte van geld door VK
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in zijn hoedanigheid als feitelijk leidinggever van Tradion Investments en [getuige 1] in zijn hoedanigheid als bestuurder van Tradion Investments:
1) VK hebben bewogen tot de afgifte van cashback bijdragen aan Tradion Investments BV en verdachte, teneinde deze gelden in het kader van deze cashback acties te laten renderen;
2) indirect via VK, retailers hebben bewogen tot de afgifte van deze cashback bijdragen aan VK; en 3) [betrokkene 27] hebben bewogen tot de afgifte van gelden aan Tradion Investments in het kader van door hem afgesloten leningovereenkomsten met Tradion Investments BV, waarbij gebruik werd gemaakt van de hiervoor omschreven listige kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat [medeverdachte 1] in zijn hoedanigheid als bestuurder en feitelijk leidinggevende van VK een belangrijk deel van de door VK ontvangen cashback gelden leende aan Tradion Investments BV omdat [medeverdachte 1] in de veronderstelling werden gebracht en/of gelaten dat: 1) Tradion Investments 48% rente zou vergoeden op de door VK te verstrek leningen; 2) hij zaken deed met een financieel sterke partij; en 3) VK voldoende zekerheden had verkregen in de vorm van CD’s verstrekt door Alta Padovana en de in de kluis gedeponeerde waardepapieren met een kennelijke waarde van GBP 10 miljoen.
Verklaring [medeverdachte 2] d.d. 10 september 2001
Op de vraag waarom QBI en/of Verdachte en/of [getuige 1] partij werd in de cashback antwoordde [medeverdachte 2] dat dit puur was vanwege het feit dat zij 48% rendement op de ingelegde gelden zou kunnen behalen. Zulke hoge rendementen zou [medeverdachte 1] volgens hem nergens anders kunnen halen. De beslissing is genomen door [medeverdachte 1] op grond van de gesprekken die hij met verdachte gevoerd heeft. [medeverdachte 1] vertrouwt verdachte. Ook is er wel gekeken naar de financiële positie van QBI.
Verklaringen [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de rente die hij kreeg bij QBI, 48%, hem de mogelijkheid gaf voldoende geld te realiseren om de vereiste rendementen van 16% die in de cashback overeenkomsten was berekend, te realiseren. Dat beleggingen via de bank zijn nooit zo hoog zijn dat cashback mogelijk is. Als [medeverdachte 1] naar organisaties als Merrill Linch gaat, hij maximaal 16% kon krijgen. En vervolgens op de opmerking van verbalisanten dat het hen verbaast dat hij verdachte dan wel gelooft over zijn 48%: dat de uitleg van het verhaal door verdachte plausibel was. Dat de zekerheden die verdachte bood hem goed leken en dat hij daarnaast persoonlijk vertrouwen in de persoon van verdachte, had, welk vertrouwen is gebaseerd op de persoon van verdachte, niet op diens stukken.
De oplichting jegens [betrokkene 27] en [betrokkene 5]
De raadsvrouwe van verdachte heeft betoogd dat verdachte zelf als pleger geen oplichtingsmiddelen heeft toegepast bij de getuigen [betrokkene 27] en [betrokkene 28] dat de “gelduitleners” niet bewogen zijn tot afgifte op grond van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen, dat [medeverdachte 1] geen aangifte heeft gedaan en voorts dat voor het medeplegen alleen de verklaring van [getuige 1] gebezigd kan worden, doch dat daarvan moet worden vrijgesproken nu [getuige 1] nooit gehoord is kunnen worden door de verdediging en er geen steunbewijs voorhanden is. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
[betrokkene 27]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat door [betrokkene 27] in 1998 een aantal leningen aan respectievelijk QBI en Tradion Investments werden verstrekt. De lening TR98/102/16 betrof de omzetting van een opeisbare vordering van [betrokkene 27] op QBI in een nieuwe leningovereenkomst met Tradion Investments. Ook in 1999 verstrekte de echtgenote van [betrokkene 27] nog een lening van GBP 80.000.
Verklaring [betrokkene 27]
Blijkens de verklaring van [betrokkene 27] werd hij in de veronderstelling gebracht dat de terugbetaling van zijn leningen voldoende was verzekerd door een verzekeringspolis van INA Spanje, door terugbetalingsgaranties (garantiecertificaten) van VK ingeval de lening plus rente niet door Tradion Investments zou worden terugbetaald, door cheques van Alta Padovana voor de terugbetaling van hoofdsom en rente, en door activa, door Tradion Investments ter beschikking gesteld aan VK ter grootte van GBP 10 miljoen en bevestigd door een brief van Alta Padovana gedateerd 30-06-1998, een en ander ter dekking van voornoemde cheques en terugbetalingsgaranties.
Leningovereenkomst TR98/102/016
Op 07-07-1998 werd tussen Tradion Investments en [betrokkene 27] een security loan agreement overeengekomen van GBP 212.000 tegen 12,25% per kwartaal en met een looptijd van één jaar en één dag. Onder punt één van de leningovereenkomst staat vermeld dat VK zal zorgdragen voor een garantiecertificaat ter zake de terugbetaling van rente en hoofdsom. Onder punt twee van de leningovereenkomst staat vermeld dat een garantiecertificaat zal worden uitgegeven door een garantie-instituut met een goede reputatie ten gunste van leninggever, garanderende alle terugbetalingen door Tradion Investments aan leninggever door minimaal een A+ verzekeringsmaatschappij en dat terugbetaling van rente en hoofdsom zal geschieden door middel van post dated cheques.
Verklaring [betrokkene 27]
Uit de verklaring van [betrokkene 27] blijkt dat deze leningovereenkomst TR/98/102/16 werd afgesloten door de omzetting van een vordering op QBI in een nieuwe leningovereenkomst met Tradion Investments. [betrokkene 27] verklaarde hieromtrent dat hij vorderingen had op QBI uit hoofde van afgesloten leningovereenkomsten van in totaal GBP 300.000, bestaande uit een contract van GBP 100.000 en een contact van GBP 200.000, dat GBP 100.000 plus de rente werd terugbetaald door VK, dat hij werd uitgenodigd door [getuige 1] om op 7 juli 1998 naar het kantoor van Tradion in Warnsveld te komen, dat hij op 7 juli 1998 een gesprek heeft gehad met [getuige 1], dat [getuige 1], na overleg met verdachte, [betrokkene 27] verzekerde dat de schuld van QBI zou worden overgenomen door Tradion, dat [getuige 1] door verdachte gemachtigd was om [betrokkene 27] een compensatie aan te bieden van GBP 12.000, dat [getuige 1] vroeg of hij bereid was een nieuw contract aan te gaan met Tradion Investments voor de volledige GBP 212.000, dat [getuige 1] de toezegging deed om [betrokkene 27] te helpen met de financiering van infrastructuurprojecten, wanneer het Bank of England onderzoek achter de rug was, dat men hem liet geloven dat de terugbetaling van deze lening voldoende veiliggesteld was door de garanties van VK, de herverzekering door een verzekeringsmaatschappij en activa die door een verzekering waren gedekt, dat hij op 7 juli 1998 een nieuwe leningovereenkomst heeft afgesloten voor GBP 212.000.
Leningovereenkomst TR98/102/017
Op 27-07-1998 werd tussen Tradion Investments en [betrokkene 27] een security loan agreement overeengekomen van GBP 100.000 met een rente van 12% per kwartaal en een looptijd van één jaar en één dag. Onder punt twee van de leningovereenkomst staat vermeld een verzekeringscertificaat zal worden uitgegeven door minimaal een A+ verzekeringsmaatschappij ten gunste van leninggever, garanderende alle terugbetalingen door Tradion Investments aan leninggever.
Brief VK d.d. 16 november 1998
Blijkens deze brief verstrekte VK op 16 november 1998 een terugbetalingsgarantie VK-600-001 inzake overeenkomst TR/98/102/16, en een terugbetalingsgarantie VK-600-002 inzake overeenkomst TR/98/102/17. Blijkens beide garantiecertificaten garandeert VK de terugbetaling aan [betrokkene 27] indien Tradion Investments niet aan haar verplichtingen voldoet. Blijkens garantie VK-600-001 zal de terugbetaling van rente en hoofdsom van in totaal GBP 342.222 geschieden door middel van cheques, genummerd 252023 tot en met –025.Blijkens garantie VK-600-002 zal de terugbetaling van rente en hoofdsom van in totaal GBP 150.880 geschieden door middel van wissels, genummerd TR/98/102/17-01 tot en met –03.In de begeleidende brief vermeldt VK dat van de ten gunste van VK bij Alta Padovana geblokkeerde activa een bedrag van GBP 473.122 wordt gereserveerd ten gunste van [betrokkene 27]. Als bijlage werd de brief van Alta Padovana van 30 juni 1998 bijgevoegd.
Aangifte [betrokkene 27]
Volgens de aangifte werd [betrokkene 27] in de veronderstelling gebracht dat de terugbetaling van kapitaal en rente voldoende zou zijn verzekerd door terugbetalingsgaranties van VK die, zo werd [betrokkene 27] verteld en zo bleek uit stukken, waren gedekt door verzekeringspolissen en bankgaranties, zoals een verzekeringspolis van INA Spanje, later vervangen door de terugbetalingsgaranties van VK, cheques / wissels te trekken op Alta Padovana, en zekerheden van GBP 10 miljoen, bevestigd door een brief van Alta Padovana.
De oplichting van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het aan de leningovereenkomst tussen VK met BMJ Trust ten grondslag liggende effectendepot door verdachte alsmaar niet werd geëffectueerd. Daarom accepteerde [medeverdachte 1] noodgedwongen de UCB CD’s UCI-TI-001 tot en met -005 van USD 10 miljoen per stuk, in afwachting van de definitieve totstandkoming van de achtergestelde lening en de daaraan gekoppelde overdracht van de effectenportefeuille van BMJ Trust. Betreffende CD’s werden door [getuige 1] in opdracht van verdachte op 10 april 1999 overhandigd aan [betrokk[betrokkene 8] die ze namens de Stichting Derdengelden Drs [betrokkene 8] in ‘escrow’ hield voor [medeverdachte 1] Holding BV. De CD’s hadden voor VK de volgende functies:
1) Zekerheid voor de door VK aan of ten behoeve van Tradion Investments en verdachte verstrekte leningen en voor het met Tradion Investments overeengekomen rendement van 48%. Deze door VK aan Tradion Investments geleende gelden betroffen de door VK van retailers ontvangen cashback bijdragen; 2) Financiële dekking voor door VK afgegeven en af te geven garanties aan leninggevers van Tradion Investments voor de terugbetaling van leningen die deze leninggevers aan Tradion Investments hadden verstrekt; 3) Grondslag voor het versterken van het aansprakelijk vermogen van [medeverdachte 1] Holding BV tot NLG 85 miljoen, welke versterkte vermogenspositie blijkt uit een financial report van [medeverdachte 1] Holding BV per 31 maart 1999. Bij dit report werd door [betrokkene 8] RA een goedkeurende beoordelingsverklaring afgegeven. Gedurende de periode van 1 april 1999 tot en met 12 mei 2000 werd op basis van deze CD’s door de VK-Groep in totaal NLG 4 miljoen betaald aan of ten behoeve van Tradion Investments BV. Verder werden voor een totaalbedrag van NLG 36 miljoen terugbetalingsgaranties verstrekt ten behoeve van Tradion Investments BV, waarvan op 12 mei 2000 certificaten voor een totaalbedrag van NLG 13 miljoen waren vervallen.
Mede op basis van het financial report ontstond bij Interprom en de betrokken retailers evenals bij (potentiële) leninggevers van Tradion Investments voldoende vertrouwen om door te gaan met cashback acties, gegarandeerd door VK en met Tradion Investments als belegger. Door verdachte en [getuige 1] werd het financial report verstrekt aan leninggevers van Tradion Investments, of lieten dit door VK aan leninggevers verstrekken, omdat dit report vertrouwen moest wekken bij potentiële leninggevers over de terugbetaling van de lening.
Uit onderzoek is gebleken dat deze terugbetalingsgaranties in combinatie met de toelichting daarop van hoofdzakelijk verdachte voldoende vertrouwen wekten bij (potentiële) leninggevers om aan Tradion Investments grote sommen geld te lenen. Dit vertrouwen werd voorts bevestigd door middel van het financial report per 31 maart 1999 over de financiële positie van VK. Onder andere werden op basis van deze garanties gelden aan Tradion Investments geleend door [betrokkene 3] uit Toronto, Canada, [betrokkene 27] uit Devon, Verenigd Koninkrijk, [betrokkene 4] uit Toronto, Canada en [betrokkene 5], New York, USA.. De rechtbank is hiervoor uitgebreid ingegaan op de bewijsmiddelen inzake de oplichting van [betrokkene 27] en zal zich hieronder beperken tot de oplichting van [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5].
[betrokkene 3]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 31 mei 1999 2000 door [betrokkene 3] een lening werd verstrekt aan Tradion Investments. De lening kwam tot stand door de bemiddeling / advisering van zijn accountant, [betrokkene 29].
Asset-backed loan agreement [betrokkene 3] d.d. 31 mei 1999
Op 31 mei 1999 werd tussen [getuige 1] namens Tradion Investments en [betrokkene 3] uit Toronto, Canada, een ‘asset-backed loan agreement’ overeengekomen van USD 1 miljoen tegen 6,25% per kwartaal en met een looptijd van één jaar en één dag. Onder punt twee van de leningovereenkomst staat vermeld dat een garantiecertificaat zal worden uitgegeven door VK ten gunste van leninggever, garanderende alle terugbetalingen door Tradion Investments aan leninggever en dat het garantiecertificaat van VK Finance is afgedekt met activa.
Verklaring [getuige 1] d.d. 27 september 2002
[getuige 1] heeft over deze leningovereenkomst verklaard dat hij deze overeenkomst getekend heeft, dat ‘asset backed loan agreement’ betekent dat de terugbetaling van de lening en de rente gedekt was door de assets die Tradion geplaatst had bij VK, dat hij met assets hier bedoelt de UCB CD’s, dat op grond van deze CD’s VK een garantiecertificaat afgaf, dat [betrokkene 3] het report van VK werd verstrekt omdat [medeverdachte 1] dit zelf wenste maar ook omdat Tradion er belang bij dat VK zich als kredietwaardige en sterke partij kon presenteren, dat Tradion dit report meezond om dat te onderstrepen, dan wel om de klanten aan te tonen dat er zekerheid was, dat het report tevens een bevestiging was van het ‘asset backed’ zijn van de lening en het garantiecertificaat, dat de klant er vertrouwen in moest hebben dat de aangegane leningovereenkomst goed zat, omdat het report de leningconstructie (asset backed plus garantiecertificaat) bevestigde.
Dagafschrift Rabo-rekening Tradion Investments
Volgens dit dagafschrift ontving Tradion Investments op 8 juni 1999 USD 1 miljoen van [betrokkene 3]. In het bijbehorende ‘formulier B’ dat door [getuige 1] namens Tradion Investments werd opgemaakt en ondertekend ten behoeve van de Nederlandsche Bank, blijkt dat de aard van de betaling was ‘lening’.
VK-certificaat VK-600-010, [betrokkene 3]
Uit dit certificaat blijkt dat VK Finance BV aan [betrokkene 3] de terugbetaling garandeert van USD 1.250.000, bestaande uit de hoofdsom van USD 1 miljoen plus de rente van 6,25% per kwartaal, daarom 25% in totaal daarom USD 250.000. Uit de bijlagen bij de schriftelijke verklaring van [betrokkene 3] en [betrokkene 29] blijkt dat dit certificaat aan [betrokkene 3] werd verstrekt door [getuige 1].
Financial report per 31 maart 1999 [medeverdachte 1] Holding BV
In dit report is opgenomen de balans met een aansprakelijk vermogen van [medeverdachte 1] Holding BV van NLG 85 miljoen en financiële vaste activa voor een bedrag van NLG 93 miljoen, de beoordelingsverklaring van [betrokkene 8] RA bij deze balans, een toelichting op de activiteiten van de VK-Groep. In deze toelichting staat onder andere vermeld: “financial guarantees are always secured by assets”.
Eerste schriftelijke verklaring [betrokkene 3]
Via [betrokkene 3]’s advocaat in Nederland werd van [betrokkene 3] en diens adviseur [betrokkene 29] schriftelijk antwoord verkregen op een aantal vragen in verband met het aangaan van deze geldlening. Uit deze antwoorden blijkt dat [betrokkene 3] werd bewogen tot het verstrekken van de lening aan Tradion Investments in verband met de mededeling van verdachte dat Tradion Investments was gereorganiseerd met een kapitaalinjectie van USD 50 miljoen, blijkend uit een door verdachte getoond officieel document van de Kamer van Koophandel, dat [betrokkene 3] werd bewogen tot het verstrekken van de lening aan Tradion Investments door een garantiecertificaat voor de terugbetaling van de lening van VK, de door verdachte verstrekte toelichting ten aanzien van dit garantiecertificaat dat het risico voor VK gering was in verband met het feit dat deze garanties waren gedekt door middel van overwegend door verdachte privé aan VK verstrekte activa en dat deze activa meer dan voldoende waren om de risico’s van VK te dekken, dat de nadien ontvangen leningovereenkomst hiermee in overeenstemming was omdat er sprake was van een ‘asset backed loan agreement’, waarin bovendien werd vermeld dat de terugbetalingsgarantie van VK was gedekt door activa, dat het vorenstaande werd bevestigd door van een accountantsverklaring voorziene financiële informatie van VK, waaruit bleek dat VK een onderneming was met een substantiële financiële positie.
Tweede schriftelijke verklaring [betrokkene 3]
Via [betrokkene 3]’s advocaat in Nederland werd van [betrokkene 3] en diens adviseur [betrokkene 29] schriftelijk antwoord verkregen op een aantal aanvullende vragen in verband met het aangaan van deze geldlening. Uit deze antwoorden blijkt dat [betrokkene 3] in contact kwam met verdachte via zijn accountant [betrokkene 29], dat verdachte bevestigde dat Tradion Investments leningen aantrok van derden welke leningen waren gedekt met een verzekeringspolis van VK, dat deze polis een garantie betrof die tot uitbetaling zou overgaan indien Tradion de lening niet zou terugbetalen, dat [betrokkene 3] verdachte ontmoette in Londen op 14 mei 1999, dat verdachte daarbij vertelde dat hij de eigenaar was van Tradion en alle beslissingen nam, dat de redenen om de lening te verstrekken waren het feit dat Tradion haar aandelenkapitaal had verhoogd tot USD 50 miljoen en de voornoemde verzekeringsdekking, dat hij [medeverdachte 1] nooit gesproken heeft maar wel kopieën van financiële overzichten betreffende VK heeft gekregen (het financial report per 31 maart 1999), dat zij in mei 2000 door hun advocaat in Nederland werden geattendeerd op de problemen rond VK, dat verdachte later zei dat dit er de oorzaak van was dat Tradion de lening niet kon terugbetalen, dat zij nadien bij de KvK hebben gecontroleerd of Tradion Investments daadwerkelijk een gestort aandelenkapitaal had van USD 50 miljoen, hetgeen bleek te kloppen, dat [getuige 1] aan [betrokkene 29] had toegegeven dat hij de informatie over deze USD 50 miljoen bij de KvK had gedeponeerd, maar alleen omdat verdachte hem had verzekerd dat deze gelden in aantocht waren, waarbij [getuige 1] toegaf dat dit nooit is verwezenlijkt, dat verdachte tegenover [betrokkene 29] had gesteld dat deze fondsen binnen de onderneming waren, maar niet konden worden gebruikt voor de terugbetaling van [betrokkene 3], omdat deze gelden waren geïnvesteerd in bank-CD’s, terwijl verdachte later aangaf dat alle activa waren bevroren door de rechtbank, dat [getuige 1] bezorgd was over het gebruik door verdachte van het uittreksel van de Kamer van Koophandel omdat hij voor deze informatie verantwoordelijk was en hij voorts wist dat deze informatie misleidend was.
Vonnis rechtbank Arnhem d.d. 31 mei 2001
Op 31 mei 2001 werd Tradion Investments, verdachte, [getuige 1], [medeverdachte 1], VK en [medeverdachte 1] Holding BV door de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot de terugbetaling van USD 1,2 miljoen aan [betrokkene 3]. Dit vonnis werd op 19 juni 2001 inbeslaggenomen in de woning van verdachte.
[betrokkene 5]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat door [betrokkene 5] namens zijn Pakistaanse cliënt [betrokkene 30] USD 1 miljoen werd geleend aan Tradion Investments.
Dagafschriften Barclays Bank Londen
Op 12, 14 en 19 april 1999 werd door [betrokkene 5] in totaal USD 1.465.000 overgemaakt op de rekening van [betrokkene 12] bij Barclays bank in Londen.
Dagafschriften BBL Bank Koksijde, België
Op 30 april 1999 werd van dit bedrag door [betrokkene 12] USD 1 miljoen overgemaakt naar zijn bankrekening 380-0105140-63 bij BBL Bank te Koksijde, België. Op 5 mei 1999 werd van voornoemde rekening in opdracht van [betrokkene 12] dit bedrag van USD 1 miljoen overgemaakt naar bankrekening 335-0351715-39 op naam van Tradion Investments BV bij BBL Bank te Koksijde. Volgens gegevens van de bank is [getuige 1] gemachtigd voor deze rekening en sinds 22 april 1999 is ook verdachte gemachtigde voor de rekening. Op 6 mei 1999 werd van voornoemd bedrag van USD 1 miljoen USD 975.000 overgemaakt naar de BEF-rekening van Tradion Investments, waarna dit bedrag (BEF 36,7 miljoen)werd overgemaakt ten gunste van notaris [betrokkene 31] te Vosselaer met als omschrijving ‘aankoop pand [adres]’.
VK-certificaat VK-600-011, [betrokkene 5]
Uit dit garantiecertificaat, ingangsdatum 21 april 1999, blijkt dat VK Finance BV aan [betrokkene 5] de terugbetaling garandeert van USD 1 miljoen.
Verklaring [betrokkene 5] d.d. 15 april 2002
Deze verklaarde dat hij Tradion Investments en verdachte leerde kennen via [betrokkene 11], dat hij [getu[getuige 1] de eerste keer heeft ontmoet toen hij op het kantoor van Tradion Investments was in Nederland, dat [getuige 1] de rechterhand was van verdachte, (p. 11), dat [getuige 1] hem vertelde dat hij wel 20 keer per dag met verdachte sprak, (p. 12), dat hij USD 1,465 miljoen heeft betaald aan [betrokkene 12] en dat dit USD 465.000 betreft van vrienden en familie en USD 1 miljoen van [betrokkene 30] uit Pakistan, dat deze USD 1 miljoen aan Tradion werd geleend, met als zekerheid een verzekeringspapier van VK, dat hij zonder die certificaten die lening van USD 1 miljoen niet zou hebben verstrekt, (p. 33), dat hij garantiecertificaten van VK heeft gekregen voor USD 1 miljoen via [getuige 1], dat hij later met [medeverdachte 1] telefonisch heeft gesproken die de garantie van VK voor de terugbetaling bevestigde, dat zij geen risico liepen en dat het onvoorwaardelijke garanties waren (p. 18-19, p. 30), dat [medeverdachte 1] voorts aangaf dat verdachte activa uit zijn trust had beleend aan VK en dat VK dit onderpand gebruikte als dekking voor de garantiecertificaten (p. 30), dat voorts in juni 1999 documentatie over VK werd verstrekt in de vorm van een rapport per 31 maart 1999, (p. 18), dat [medeverdachte 1] nadien ook bevestigde dat hij inderdaad [betrokkene 5]’s garantiecertificaten had uitgegeven, dat zij van Tradion Investments circa USD 290.000 hebben terugontvangen (p. 19-20), dat de eerste drie maanden (juli tot en met september 1999) op tijd werd terugbetaald, (p. 41), dat [getuige 1] hem een schema liet zien waaruit bleek dat deze terugbetalingen werden gedaan met gelden die Tradion Investments van nieuwe klanten had ontvangen, (p. 15-16), dat er altijd uitvluchten en excuses waren in verband met het niet terugbetalen (p. 19-22), dat in een geval hij een cheque opgestuurd kreeg van USD 70.000 die niet kon worden geïncasseerd wegens onvoldoende saldo op de rekening van Tradion Investments (p. 22), dat op 25 november 1999 het verzoek van verdachte kwam om een brief te schrijven ten behoeve van Tradion Investments dat het geïnvesteerde bedrag van USD 1 miljoen bestemd was voor de investering in het onroerend goed ‘de Oude Barreel’ in België,
(p. 23), dat hij niet wist dat deze USD 1 miljoen was geïnvesteerd in het kasteel ‘de Oude Barreel (p. 51),dat verdachte aan [getuige 1] heeft gevraagd om een nepoverboeking te maken om tijd te winnen, [getuige 1] dat ook heeft gedaan en ook tegenover hem, [betrokkene 28] heeft toegegeven dat het nep was.
[betrokkene 4]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 1 maart 2000 door [betrokkene 4] een lening werd verstrekt aan Tradion Investments. De lening kwam tot stand door de bemiddeling / advisering van haar accountant, [betrokkene 29].
Leningovereenkomst TR00/103/010
Op 1 maart 2000 werd tussen verdachte namens Tradion Investments en [betrokkene 4] uit Toronto, Canada, een leningovereenkomst afgesloten van USD 100.000 tegen een gegarandeerd rendement 6,25% per kwartaal, te betalen 18 maanden na verstrekking van de lening en 5% van het leningbedrag, te betalen 730 dagen na verstrekking van de lening. Onder punt twee van de leningovereenkomst staat vermeld dat een garantiecertificaat zal worden uitgegeven door VK Finance BV ten gunste van leninggever, garanderende alle terugbetalingen door Tradion Investments aan leninggever.
Op 6 maart 2000 werd door Tradion Investments van Jameson Foreign Exchange Corporation te Toronto Canada USD 750.000 ontvangen inzake ‘[betrokkene 4]’. In het bijbehorende ‘formulier B’ d.d. 8 maart 2000 dat door [getuige 1] namens Tradion Investments werd opgemaakt en ondertekend ten behoeve van de Nederlandsche Bank, blijkt dat de aard van de betaling was ‘lening’.
VK-certificaat VK-600-024, [betrokkene 4]
Uit het bij deze leningovereenkomst behorende garantiecertificaat, ingangsdatum 1 maart 2000, blijkt dat VK Finance BV aan [betrokkene 4] de terugbetaling garandeert van USD 1.249.585, bestaande uit de hoofdsom van USD 750.000 plus rente. Volgens de begeleidende brief van [getuige 1] namens Tradion Investments aan accountant [betrokkene 29] van [betrokkene 4] werd het garantiecertificaat voor de lening van [betrokkene 4] door [getuige 1] verstrekt. Voorts blijkt uit faxen van verdachte en [getuige 1] dat door [getuige 1] de afgifte van dit certificaat aan VK werd gevraagd in opdracht van verdachte.
Verklaring [getuige 1] d.d. 7 oktober 2002
[getuige 1] heeft verklaard dat [betrokkene 29] de accountant is/was van [betrokkene 3] en [betrokkene 4], hij fungeerde als tussenpersoon voor de leningen en als zodanig alle afspraken daarover maakte met verdachte, dat hij [betrokkene 29] een uittreksel van de kamer van Koophandel heeft laten zien toen [betrokkene 29] samen met [betrokkene 4] bij Tradion was en haar leningovereenkomst aanstaande was (februari 2000), dat [betrokkene 4] ook is aangetoond dat er door middel van garantiecertificaten dekking voor de leningen was, zoals dit ook is gebeurd bij [betrokkene 27] en [betrokkene 3].
Verklaring [getuige 1] d.d. 27 september 2002
Over de leningovereenkomst met [betrokkene 4] verklaarde [getuige 1], dat deze is ondertekend door verdachte namens Tradion, dat de conditiebesprekingen, de afspraken over de te vergoeden rente, liepen tussen verdachte en [betrokkene 29], dat hij met mevrouw [betrokkene 4] heeft gesproken en hij haar het uittreksel van de Kamer van Koophandel laten zien ter overtuiging dat Tradion een sterk en vermogend bedrijf was, dat [betrokkene 4] wenste te zien dat er enige zekerheid was dat ze haar eventueel te lenen bedrag ook terug zou krijgen en hij haar het vertrouwen wenste te geven dat het goed zat.
Het tenlastegelegde strafbare feit onder 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat bij de onbetaalde rekeningen van de reisbureaus sprake is van oplichting en zal verdachte daarvan vrijspreken. De wetenschap blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
Het tenlastegelegde strafbare feit onder 4
De raadsvrouwe heeft ter zake dit feit betoogd dat bij verdachte de (voorwaardelijk) opzet ontbrak op het plegen van dit strafbare feit, nu hij zijn handeling vooraf heeft laten toetsen door een Nederlandse advocaat en verdachte meende dat het aantrekken van gelden in de vorm van leningen in plaats van deposits in Nederland was toegestaan. De rechtbank verwerpt dit verweer en bezigt daarbij als bewijsmiddel onder meer de verklaringen van verdachte, waaruit volgt dat verdachte ruime ervaring heeft in de financiële wereld en precies wist wat hij deed. Voorts blijkt uit de de gebezigde bewijsmiddelen ter zake het onder 2 tenlastegelegde strafbare feit dat verdachte op termijn opvorderbare gelden heeft aangetrokken.
VER.02.01 (p. 2)
Ik heb na de studie handelswetenschappen, afgesloten met een diploma in mijn geboorteplaats. Vervolgens heb ik een postdoctorale opleiding gevolgd MBA (Master of Business Administration. Ik heb mij gespecialiseerd in accountancy en marketing en industrieel en handelsrecht. Ook deze studie volgde ik in Palgat. Een studie vergelijkbaar met doctorandus in de economie.
Ook Tradion UK is een afzonderlijk bedrijf naar Engels en Wales recht. Het is geregistreerd in Cardiff. Het bedrijf geeft investeringsadviezen. Het doet volgens de omschrijving in GGIB Guaranteed Global Index Bonds. Het handelt in aandelen en in schulden, wereldwijd als dat gevraagd wordt (p. 3).
Als voorbeeld kan ik u noemen QB Investments in Engeland en Queensborough Investments (QBI) op het Isle of Man. De bedrijven handelden in financiële en beleggingsadviezen, investeringen en schulden (p. 4).
Sedert welke datum bent u werkzaam in de beleggings/-investeringsbranche?
Antw.: Al zo’n 18 a 19 jaar. Het kan gaan over grote en kleine zaken; adviezen omtrent het plaatsen van fondsen of het financieren van projecten. De klanten plaatsen de fondsen; ik adviseer alleen. Ik praat over het Verre Oosten en Midden Oosten. Als voorbeeld van mijn zaken noem ik een van mijn grootste projecten in Abu Dhabi, genaamd AlHidja Trading en Isa Almanai Group in Qatar (Doha) Ook in Hamburg heb ik adviezen gegeven, een project uit Oost Duitsland i.v.m. brillen (p. 4).
VER.02.02 (p. 3)
Tradion leende geld volgens een Financial Service Act van 1986. Dat is dan in de vorm van een lening. De voorwaarden staan in de leningovereenkomst. Per persoon werd er een aparte leningovereenkomst opgemaakt. Daarin staan voorwaarden voor de leningen categoriaal vermeld en daarin staan ook de rentepercentages die worden uitbetaald. Die rentes staan duidelijk en precies vermeld. Het is juist de bedoeling dat de maatschappij met die rente de winst kan behalen.
Geld lenen is niets slechts aan. Volgens mij bestaan er twee wetten aangaande leningen een van 1986 en 1987; deze zijn wel bekend in GB, dat is de Financial Services Act en de Banking Act. Dat is wat ons bedrijf deed; geld lenen/geld uitlenen en daarmee winst behalen (p. 4).
Heeft u in Nederland gecontroleerd of dit hier zo toegestaan was?
Antw.: Ik heb alleen gekeken naar het geld lenen. Maar niet naar de depositokant. Volgens mijn advocaten is dit legaal en is er niets verkeerds aan om de winst te behalen in de vorm van rente (p. 4).
Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 september 2006
De voorzitter vraagt de verdachte:
Wat is volgens u het verschil tussen een lening en een deposito?
Verdachte verklaart:
Alleen een bank of autoriteit die toestemming heeft kan een deposito nemen. Bij een lening mag je het geld in je handen nemen, je leent het geld voor je onderneming. Voor een deposito moet je toestemming hebben.
De voorzitter vraagt de verdachte:
Ik vraag slechts aan u wat volgens u het verschil is tussen een deposito en een lening, met name omdat u zegt dat ook bij een deposito het geld naar de lener teruggaat.
Verdachte verklaart:
Klopt. Een verschil tussen een deposito en lening is er niet. Omdat de wet in Engeland het zo uitlegt was er in Engeland wel een verschil. Die uitleg in de Engelse wet was heel duidelijk.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten onder 1, 2 en 4 van het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 29 maart 1999 tot en met 12 mei 2000 in Nederland en Antwerpen, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft afgeleverd en voorhanden gehad valse Certificates of Deposit (CD's), te weten zogenoemde UCB-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij, verdachte, en of zijn mededader wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze telkens echt en onvervalst, immers op voornoemde Certificate(s) of Deposit staat vermeld dat door Tradion investment BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de Union de Credito, inmobiliariode Bajio, SA de CV te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door Tradion investment BV;
en
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse Certificates of Deposit (CD's), te weten zogenoemde UCB-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, als ware zij echt en onvervalst, immers op voornoemd(e) Certificate(s) of Deposit staat vermeld dat door Tradion investment BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de Union de Credito, inmobiliariode Bajio, SA de CV te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door Tradion investment BV en bestaande dit gebruik uit
• het aanbieden van die CD('s) tot zekerheid voor een krediet van de ABN Amro Antwerpen (april 1999) en
• het tot zekerheid in bewaring geven van die CD ('s) bij de register accountant van [medeverdachte 1] Holding B.V. (april 1999) en
• uitbreiding van het aandelenkapitaal van Tradion Investments BV met die CD('s)(oktober 1999)
2.
hij in de periode van 1 februari 1998 tot en met 19 juni 2001 in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk en in Canada, en in Italië telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[betrokkene 1] (Doc 307/313, GBP 312)
[betrokkene 2] (Doc 363, GBP 80) en
[betrokkene 3] (Doc 197, USD 1.000.000) en
[betrokkene 4] (Doc 329, USD 750.000) en
[betrokkene 5] (Doc 0264, USD 1.000.000) en
Verzekerd Keur BV en VK Finance B.V. (ca HFL 15.000.000, OPV Geldstromen);
hierna te noemen "gelduitleners" heeft bewogen tot de afgifte van geld, hierin bestaande dat verdachte telkens tezamen met verdachtes mededader, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
• tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over de financiële gegoedheid van verdachte en
• tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over een rijke familie-trust van verdachte en
• valse dan wel onjuiste jaarstukken over het jaar 1996 van QBI heeft getoond en
• heeft verklaard dat er sprake zou zijn van een integriteitsonderzoek door de Franse Centrale Bank met betrekking tot verdachte en
• heeft verklaard dat de waarde van tot zekerheid gedeponeerde waardepapieren (aandelen) GBP 10 miljoen beliep, althans een zeer aanzienlijke waarde vertegenwoordigde en
• Certificates of Deposit (CD's) tot zekerheid heeft verstrekt terwijl die CD's feitelijke dienden tot zekerheid van een derde, te weten een Italiaanse bankinstellling, ter zake van leningen door verdachte zelf was opgenomen en
• Tegen de gelduitleners heeft verklaard dat er met het uitgeleende geld hoge rendementen zouden worden behaald door deze te beleggen in de handel met "derde wereldschulden" en
• ten opzichte van de gelduitleners middellijk (via de VK-garanties) dan wel onmiddellijk zekerheid heeft gesuggereerd met valse CD's;
4.
Tradion Investment BV in de periode van 9 juni 1998 (oprichtinsdatum) tot en met 20 september 2001(datum faillissement) te Arnhem en Zutphen en Warnsveld, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk bedrijfsmatig, op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en ter beschikking heeft gehad terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk afleveren en voorhanden hebben van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
en
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82 eerste lid van de Wet Toezicht Kredietwezen 1992, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 5 mei 2005.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren op grote schaal en in internationaal verband beziggehouden met het aantrekken van op termijn opvorderbare gelden en door beleggers voor grote bedragen op te lichten. Daarbij heeft hij onder meer gebruik gemaakt van valse waardepapieren. Met deze valse waardepapieren heeft verdachte verder getracht een krediet te verkrijgen bij een Belgische vestiging van een Nederlandse bank, door deze valse waardepapieren als onderpand te verschaffen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de constructie van het bekende ‘Ponzi-scheme’ heeft toegepast. In zijn meest eenvoudige vorm, neemt een organisator van een Ponzi-zwendel gelden van beleggers in ontvangst, beweerdelijk met het doel die gelden op een zeer lucratieve wijze te beleggen. Zo was in onderhavige zaak sprake van uitzonderlijke ‘opportunities‘. In de afgesloten contracten was zelfs sprake van het beleggen in bijvoorbeeld high-yield beleggingsproducten. Onder ‘high yield’- producten, worden producten verstaan, waarbij de consumenten/potentiële beleggers hoge rendementen in het vooruitzicht worden gesteld, in samenhang met een beperkt risico (veelal zelfs voorgespiegeld als risicovrij), door het werken met zogenaamde zekerheden en garanties. In onderhavige zaak werd de beleggers hoge rendementen voorgespiegeld en er werd gewerkt met ‘garanties’ afgegeven door internationale banken. Teneinde de bewering dat er sprake zou zijn van gegarandeerd kapitaal geloofwaardig te onderbouwen werd soms verwezen naar de samenwerking met gerenommeerde
(her-)verzekeringsinstellingen. In werkelijkheid werd er helemaal niet belegd. Vrijwel al het ingelegde geld werd aangewend voor privé-doeleinden.
Uit de getuigen- en medeverdachtenverklaringen die zijn afgelegd over de persoon van verdachte en uit zijn eigen verklaringen volgt een beeld van een persoon die, internationaal gezien, zijn weg kent op de financiële markten en daarbij niet schroomt zelfs financiële ondernemingen te misbruiken om beleggers op grote schaal op te lichten voor eigen gewin. Uit de verklaringen van verdachte zelf volgt dat hij wist dat het in Nederland verboden is bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben dan wel in enigerlei vorm te bemiddelen ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden. Verdachte heeft getracht het toezicht dat door de AFM en De Nederlandsche Bank (DNB) wordt uitgeoefend te omzeilen. Zo werd niet gesproken van beleggen of het storten van deposito’s, maar van het verstrekken van ‘leningen’ door investeerders aan het bedrijf van verdachte, wat, behalve de woordkeuze, niets anders betekent dan het aantrekken van op termijn opvorderbare gelden, wat verdachte ook ter terechtzitting heeft erkend.
Onderzoek werd uitgevoerd naar de geldstromen van en naar verdachten. Dit heeft geresulteerd in een overzicht van de ontvangsten (inkomende geldstroom) en bestedingen (uitgaande geldstroom) van gelden betaald aan of ten behoeve van Tradion Investments BV, verdachte en [getuige 1]. In totaal werd aan of ten behoeve van Tradion Investments, verdachte of [getuige 1] NLG 21,5 miljoen betaald. Tijdens het onderzoek is niet gebleken van andere ontvangsten of inkomstenbronnen van Tradion Investments. Ook is niet gebleken van mutaties op deze rekeningen die wijzen op de realisatie van rendementen op investeringen of beleggingen van Tradion Investments. Aan VK is terugbetaald een totaalbedrag van NLG 554.000,-. Aan schuldeisers van Tradion Investments is een totaalbedrag van NLG 1.651.000,- terugbetaald, waarvan door VK rechtstreeks aan deze schuldeisers werd betaald een bedrag van NLG 320.000,-.
De Officier van Justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren. De Officier van Justitie heeft daarbij al rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke eis geen recht doet aan de ernst van de gepleegde strafbare feiten, waarbij het gaat om miljoenen aan opgelichte gelden en verdachte internationaal groots opereerde. De rechtbank is, gelet op de omvang en de ernst van de strafbare feiten, van oordeel dat een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats, en wel hoger dan geëist door de officier van justitie. Daaraan doet niet af dat verdachte voor één feit wordt vrijgesproken. Wel zal de rechtbank rekening houden met de schending van de redelijke termijn. Gelet op de internationale, grootse en professionele aanpak van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf verdachte niet zal afschrikken tot het plegen van verdere strafbare feiten op dit terrein.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden op zijn plaats is, waarbij wegens de schending van de redelijke termijn, 9 maanden zal worden afgetrokken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een gevangenisstraf.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 51, 57, 91, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 82 van de Wet Toezicht Kredietwezen 1992.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, vicepresident, als voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire, vicepresident,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H. Siragedik, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2007.