zaaknummer / rolnummer: 153535 / KG ZA 07-172
Vonnis in kort geding van 6 april 2007
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers bij dagvaarding van 22 maart 2007,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M.G. van der Vliet-Blokziel te Almere,
1. [gedaagde],
won[woonplaats]nplaats],
2. J[gedaagde],
won[woonplaats]nplaats],
gedaagden,
advocaat mr. C.J. van Raam te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd, gedaagden gezamenlijk [gedaagden].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagden] is eigenaar van een onroerende zaak, staande en gelegen te [woonplaats] te Spanje aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2. Bij notariële akte van 17 september 1990 is ten gunste van [eisers] een hypotheek gevestigd op de woning.
2.3. Bij dagvaarding van 12 september 2006 heeft [gedaagden] [eisers] voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank in kort geding gedagvaard. [gedaagden] heeft daarbij onder meer gevorderd dat voornoemde hypothecaire inschrijving op de woning onmiddellijk wordt geroyeerd, dan wel nadat door hem vervangende zekerheid is gesteld.
2.4. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft in voornoemde zaak op 28 september 2006 vonnis gewezen. Daarin is in het dictum onder meer het volgende opgenomen.
“5.1. veroordeelt [eisers] de hypothecaire inschrijving op de onroerende zaak
[adres] te [woonplaats], [provincie] (Spanje) te royeren indien en zodra door/namens [gedaagden] en [gedaagde sub 2] vervangende zekerheid is gesteld in de vorm van het onder notaris Rafael Duràn Morales, Calle Rio Aranda, Residencial Barbarella II planta 1a te [woonplaats] te Spanje in depot storten van het bedrag dat de tegenwaarde in euro’s vertegenwoordigt van Pts 12.991.000,00, voor de periode totdat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis in een bodemprocedure over een eventueel nog aan [eisers] verschuldigd saldo zal zijn beslist;
5.2. veroordeelt [eisers] om, ingeval hij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling sub 5.1. te voldoen, aan [gedaagden] en [gedaagde sub 2] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 per dag dat deze overtreding voortduurt, echter met een maximum van € 100.000,00;”
2.5. Voornoemd vonnis is op 5 oktober 2006 aan [eisers] betekend.
2.6. Bij deurwaardersexploot van 14 december 2006 heeft [gedaagden] bevel aan [eisers] gedaan tot betaling van € 100.000,00 voor verbeurde dwangsommen.
2.7. Op 19 december 2006 heeft [gedaagden] ter zake van verbeurde dwangsommen executoriaal beslag doen leggen op de woning (appartement) van [eisers], staande en gelegen te [woonplaats], aan de [adres].
3.1. [eisers] vordert:
- primair dat [gedaagden] op straffe van een dwangsom wordt geboden de executie van het vonnis van 28 september 2006, gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, rolnummer 145295/KG ZA 06-579, te staken en gestaakt te houden, zulks onder mededeling aan de Rabobank Betuwe, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis;
- subsidiair dat de dwangsom wordt opgeheven/geschorst ex artikel 611d Rv.
Voorts vordert [eisers] dat [gedaagden] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, vermeerderd met een voorwaardelijke veroordeling tot voldoening van het nasalaris procureur, en vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen veertien (14) dagen na dagtekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2. [eisers] legt - kort gezegd - het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
Allereerst had de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij vonnis van 28 september 2006 op grond van artikel 22 aanhef en onder 1 van de EEX-Verordening zich onbevoegd moeten verklaren om van de vorderingen van [gedaagden] kennis te nemen.
Daarenboven dient onderdeel 5.1. van het dictum van genoemd vonnis aldus te worden gelezen dat medewerking aan doorhaling van de hypothecaire inschrijving eerst behoeft te worden verleend indien en zodra door of namens [gedaagden] vervangende zekerheid is gesteld in de vorm van het onder de notaris in depot storten van een bepaald geldbedrag.
Nu [gedaagden] tot op heden geen enkel bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat het bedrag onder de Spaanse notaris in depot is gestort, heeft [eisers] ook geen dwangsommen verbeurd. Door toch tot executie van het vonnis van 28 september 2006 over te gaan, handelt [gedaagden] dan ook onrechtmatig jegens [eisers].
3.3. [gedaagden] voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eisers].
4.2. Hoewel partijen in verschillende procedures met elkaar zijn verwikkeld (in zowel Nederland als Spanje) en zij daarbij telkens op tal van punten gemotiveerd elkaars stellingen betwisten, gaat het in dit kort geding in feite slechts om de vraag of dwangsommen zijn verbeurd omdat [eisers] geen dan wel niet behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 september 2006. Bij de beantwoording van deze vraag dient de voorzieningenrechter zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dienen doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (vergelijk Hoge Raad 15 november 2002, NJ 2004, 410 en recentelijk nog Hoge Raad 23 februari 2007, LJN AZ3085). In dit kader bezien is het volgende van belang.
4.3. [eisers] stelt dat uit genoemd vonnis volgt dat hij dient mee te werken aan een royement van de hypothecaire inschrijving nadat [gedaagden] vervangende zekerheid heeft gesteld in de vorm van het onder de notaris in depot storten van een bepaald geldbedrag. Volgens [eisers] betekent dit naar Spaans recht concreet dat, indien de vervangende zekerheid dient te komen uit de door de koper te betalen koopsom, de koper van de woning van [gedaagden] in [woonplaats] bij de notaris de koopsom voldoet en dat de notaris vervolgens het relevante deel van deze koopsom voor [eisers] in depot houdt. Van een en ander wordt een notariële akte opgemaakt, waarna [eisers] door middel van de afgegeven volmacht meewerkt aan royement van de hypothecaire inschrijving.
4.4. [gedaagden] betwist dat het vonnis van 28 september 2006 moet worden uitgelegd zoals [eisers] stelt. Het is veeleer een kwestie van gelijk oversteken. Eerst dient de door [eisers] afgegeven volmacht aan de notaris te worden verstrekt, vervolgens dient de koper van de woning de koopsom te voldoen, waaruit een bedrag voor [eisers] in depot kan worden gestort en meteen aansluitend dient [eisers] de hypothecaire inschrijving te (laten) royeren.
Nu de gevolmachtigde van [eisers] echter reeds enkele malen - ondanks telkens daartoe gemaakte afspraken - niet bij de Spaanse notaris is verschenen, terwijl de koper van de woning en [gedaagden] daar wel zijn verschenen, kan niet worden gezegd dat [eisers] het vonnis in redelijkheid heeft uitgevoerd. Bovendien valt uit het vonnis niet op te maken dat er een bewijs van storting moet zijn alvorens [eisers] tot medewerking is gehouden.
4.5. Voorshands geoordeeld volgt uit het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 september 2006 onmiskenbaar dat [eisers] eerst dient mee te werken aan royement van de hypothecaire inschrijving nadat door [gedaagden] vervangende zekerheid is gesteld in de vorm van het onder de notaris in depot storten van een bepaald geldbedrag. De woorden ‘indien en zodra’ laten geen ruimte voor een andere uitleg. Een dergelijke uitleg past ook bij het doel dat met de veroordeling is beoogd. [gedaagden] heeft blijkens het vonnis een zwaarwegend belang bij doorhaling van de hypothecaire inschrijving op de woning omdat de woning is verkocht aan een derde. Daarom is [eisers] gehouden medewerking te verlenen aan die doorhaling. Anderzijds geldt dat zolang niet duidelijk is of [gedaagden] niet langer enig bedrag aan [eisers] is verschuldigd, [eisers] er belang bij heeft dat hem in ieder geval vervangende zekerheid wordt verstrekt.
Gelet op de langdurige voorgeschiedenis die partijen met elkaar hebben, is de weergegeven uitleg ook niet onredelijk. Hierbij is bovendien van belang dat tot op heden nog steeds geen koopovereenkomst, maar slechts een optieovereenkomst, met betrekking tot de woning door [gedaagden] is overgelegd.
4.6. Vervolgens is van belang op te merken dat uit geen enkel stuk valt op te maken dat [gedaagden] vervangende zekerheid heeft gesteld. De advocaat van [gedaagden] heeft ter zitting ook aangegeven dat er tot op heden geen bedrag in depot onder de notaris is gestort. Zoals hiervoor reeds is overwogen, dient dit wel te geschieden alvorens [eisers] is gehouden de hypothecaire inschrijving te royeren. Dat een en ander min of meer gelijktijdig bij de notaris kan geschieden, maakt dit niet anders.
4.7. Het voorgaande leidt reeds tot de conclusie dat op dit moment niet kan worden geoordeeld dat [eisers] geen dan wel niet behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 september 2006. Immers, zolang [gedaagden] geen - op een voor [eisers] kenbare en verifieerbare wijze - vervangende zekerheid stelt, behoeft [eisers] zijn medewerking aan doorhaling van de hypothecaire inschrijving op de woning niet te verlenen. Dit betekent ook dat [eisers] tot op heden geen dwangsommen heeft verbeurd. De primaire vordering ligt daarmee voor toewijzing gereed.
4.8. Er bestaat aanleiding de gevorderde dwangsommen te matigen.
4.9. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 84,31
- vast recht € 251,00
- salaris procureur € 816,00
Totaal € 1.151,31
De vordering met betrekking tot de nakosten is niet toewijsbaar, nu deze kosten zonodig kunnen worden begroot in de procedure die is bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. gebiedt [gedaagden] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de executie van het vonnis van 28 september 2006, gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, rolnummer 145295/KG ZA 06-579, te staken en gestaakt te houden, zulks onder mededeling aan de Rabobank Betuwe;
5.2. veroordeelt [gedaagden] om, ingeval hij na betekening van dit vonnis het gebod onder 5.1. niet opvolgt, aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 15.000,- per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijft, echter met een maximum van € 200.000,-;
5.3. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.151,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 6 april 2007.