ECLI:NL:RBARN:2007:BA5477

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
491699 VV 07-10067
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in huurovereenkomst tussen RGV Onroerend Goed B.V. en V.O.F. met betrekking tot het Emporium-dansfeest

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 21 mei 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen RGV Onroerend Goed B.V. en de vennootschap onder firma [V.O.F.]. De vorderingen van RGV, die betrekking hadden op een huurovereenkomst voor twee kiosken op recreatieterrein De Berendonck, werden afgewezen. RGV had gevorderd dat [V.O.F.] haar kiosken zou sluiten tijdens het Emporium-dansfeest of 25% van de omzet zou afdragen aan de organisator van het evenement. De kantonrechter oordeelde dat RGV geen spoedeisend belang had bij haar vorderingen, aangezien het dansfeest hoe dan ook doorging en de kwestie tussen partijen al jaren speelde. Bovendien had RGV eerder adequate actie kunnen ondernemen om de situatie te regelen.

De kantonrechter overwoog dat, zelfs als er wel sprake zou zijn van spoedeisend belang, de vorderingen van RGV nog steeds afgewezen zouden zijn. De kern van het geschil was dat partijen geen overeenstemming konden bereiken over de inhoud van een nieuwe huurovereenkomst, met name over de gedwongen sluiting van de kiosken tijdens evenementen. RGV had nagelaten om tijdig de huurovereenkomst op te zeggen en de juiste juridische stappen te ondernemen, waardoor de situatie onnodig was verergerd.

De kantonrechter concludeerde dat [V.O.F.] ook een aanzienlijk belang had in de zaak, aangezien de sluiting van de kiosken tijdens het feest grote gevolgen zou hebben voor haar bedrijfsvoering. De rechter oordeelde dat de eisen van RGV niet recht deden aan de omstandigheden van het geval en dat [V.O.F.] niet verplicht kon worden om de door RGV gewenste voorwaarden te accepteren. De vorderingen van RGV werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis in kort geding
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 491699\07-10067 \ 103jb
uitspraak van 21 mei 2007
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap RGV Onroerend Goed B.V.
gevestigd te Arnhem
eisende partij
gemachtigde mr. M.H. Kemna
tegen
1. de vennootschap onder firma [V.O.F.]
gevestigd te Beuningen
2. [vennoot 1]
wonende te Beuningen
vennoot van gedaagde sub 1
3. [vennoot 2]
wonende te Beuningen
vennoot van gedaagde sub 1
gedaagde partij
gemachtigde mr. C.W.M. Neefjes.
Partijen worden hierna RGV en [V.O.F.] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 7 mei 2007 met producties
- de brief met bijlage van de gemachtigde van RGV van 14 mei 2007
- de op voorhand door de gemachtigde van [V.O.F.] toegezonden producties
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [V.O.F.]
- de door RGV ter zitting overgelegde producties (verklaringen van [persoon A] en [persoon B])
- de door de griffier van de mondelinge behandeling, die op 16 mei 2007 is gehouden, gemaakte aantekeningen.
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten:
- RGV houdt zich in de kern bezig met het exploiteren, beheren en onderhouden van een aantal recreatiegebieden, waaronder het recreatiegebied De Berendonck te Nijmegen/Wijchen.
- [V.O.F.] huurt sinds 1987 een tweetal kiosken op De Berendonck. Vanuit deze kiosken verkoopt zij consumpties aan recreanten die het terrein bezoeken. RGV is de rechtsopvolger van de oorspronkelijk verhuurder.
- In 2002 is de huurovereenkomst verlengd. Deze overeenkomst liep 30 april 2007 af.
- Tussen partijen zijn onderhandelingen gevoerd over een nieuw contract. Die onderhandelingen zijn vast gelopen op, met name, het punt van de door RGV voorgestelde gedwongen sluiting van de kiosken (tegen een financiële vergoeding) in verband met op het terrein te organiseren evenementen gedurende een aantal dagen per jaar.
- Sedert enige jaren vindt op De Berendonck een dansfeest plaats, Emporium genaamd. De organisator van het feest, [x] (verder: [x]), eist dat de kiosken op het festival terrein gesloten zijn, danwel dat de uitbaters van die kiosken, als zij wel open zijn, zich houden aan bepaalde verkoopvoorwaarden en zij 25% van hun dagomzet afdragen aan [x]. In 2005 en 2006 is [V.O.F.], zij het met tegenzin en na onderhandelingen, met deze laatste variant akkoord gegaan. Bij brief van 6 maart 2007 van haar gemachtigde heeft [V.O.F.] aan RGV laten weten daartoe dit jaar niet bereid te zijn.
- Het dansfeest zal dit jaar plaats vinden op 26 mei 2007, tijdens het Pinksterweekeinde. Met de opbouw van het terrein zal op 21 mei worden begonnen. De afbouw van het terrein nadat het feest is geëindigd duurt ongeveer drie dagen.
- De kiosken van [V.O.F.] zijn tijdens de opbouwfase, het feest zelf en de afbouwfase niet bereikbaar voor dagrecreanten, niet zijnde festivalgangers.
3. De vordering en het verweer
RGV heeft (zakelijk weergegeven) gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis bij wege van voorlopige voorziening en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [V.O.F.] gebiedt uiterlijk op 21 mei 2007 een schriftelijke, duidelijk en onvoorwaardelijke verklaring af te leggen aan RGV omtrent haar keuze met betrekking tot de twee wijzen van medewerking, te weten:
• of [V.O.F.] houdt haar kiosken tijdens het feest open en draagt 25% van de totaalomzet van de dag van het feest af aan de organisator van het feest, waarbij [V.O.F.] een zelfde assortiment en prijsstelling hanteert als de organisator van het feest
• of [V.O.F.] sluit haar kiosken gedurende de dag van het feest tegen een vergoeding;
2. voor het geval [V.O.F.] geen keuze maakt [V.O.F.] gebiedt:
• primair: binnen 14 dagen na 26 mei 2007 25% van haar totaalomzet tijdens het feest op 26 mei 2007 af te dragen aan de organisator van het feest, waarbij [V.O.F.] een zelfde assortiment en prijsstelling hanteert als de organisator van het feest en waarbij [V.O.F.] al het nodige verricht om het uiteindelijk af te dragen bedrag inzichtelijk te maken aan de organisator, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij met haar betalingsverplichting in gebreke blijft;
• subsidiair: haar beide kiosken gesloten te houden op de in de dagvaarding genoemde dagen en tijdstippen, tegen de aldaar vermelde financiële vergoeding, op verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00voor het geval [V.O.F.] het gebod niet of niet volledig naleeft;
3. [V.O.F.] verbiedt de op- en afbouw, de doorgang en of de uitvoering van het evenement op 26 mei 2007 te frustreren, op verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00 voor het geval [V.O.F.] het verbod schendt;
4. [V.O.F.] veroordeelt in de kosten van de procedure.
RGV heeft zich hiertoe beroepen op de vaststaande feiten en heeft verder, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
[V.O.F.] maakt misbruik van het feit dat in de huurovereenkomst met haar geen bepalingen zijn opgenomen over de sluiting van de kiosken gedurende een aantal dagen per jaar in verband met op het terrein te organiseren evenementen. Zij weigert met een nieuw huurcontract, waarin die bepalingen over gedwongen sluiting zijn opgenomen, akkoord te gaan. Met de andere kioskhouders zijn dergelijke afspraken wel gemaakt en in het contract opgenomen. Door de houding van [V.O.F.] loopt RGV het reële risico dat organisatoren van evenementen De Berendonck gaan mijden. RGV, maar ook de kioskhouders, loopt daardoor noodzakelijke inkomsten mis. In één geval (het betreft het bedrijf [y] dat onder meer motorsportevenementen organiseert) heeft de houding van [V.O.F.] al geleid tot het besluit van de organisator om De Berendonck als lokatie voor evenementen te schrappen. De afgelopen twee jaar heeft [V.O.F.], na langdurige en moeizame onderhandelingen, de voorwaarden van de organisator van Emporium geaccepteerd. Dit jaar is [V.O.F.] daartoe niet bereid geweest. Hierdoor is onzekerheid ontstaan over de opstelling van [V.O.F.] tijdens het dansfeest op 26 mei aanstaande. Deze onzekerheid kan grote gevolgen hebben voor de samenwerking tussen RGV en [x]. Mogelijk dat [x] op den duur als gevolg van de houding van [V.O.F.] De Berendonck ook zal gaan mijden. Dat zal tot grote financiële problemen voor RGV leiden. Exploitatie van dit soort recreatieterreinen zonder de mogelijkheid om evenementen te houden op het terrein is niet mogelijk. De opstelling van [V.O.F.] is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Zij zijn, gelet op het bepaalde in artikel 6:248 lid 1 BW en gezien het feit dat alle andere kioskhouders wel goed meewerken, verplicht hun medewerking te verlenen op de door RGV bepleite wijze (sluiting tegen vergoeding of opening onder voorwaarden en met afdracht van 25% van de totaalomzet), aldus nog steeds RGV.
[V.O.F.] heeft verweer gevoerd. Op dit verweer gaat de kantonrechter -voor zover van belang- in.
4. De beoordeling
4.1. Nu de vorderingen van RGV betrekking hebben op een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 BW en het gehuurde gelegen is in het ambtsgebied van dit gerecht, is de kantonrechter bevoegd van de vorderingen kennis te nemen.
4.2. De kantonrechter wijst de vorderingen van RGV af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang en overweegt daartoe het volgende.
- Ter terechtzitting heeft RGV verklaard dat, ook al zou [V.O.F.] haar kiosken tijdens het Emporium-evenement gewoon open houden zonder afdracht van 25% van haar dagomzet, het evenement toch wel door zal gaan. RGV beschikte ook niet over een verklaring van de organisator van het evenement, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het doorgaan van het evenement dit jaar of in de toekomst gevaar zou lopen.
- Zowel in 2005 als 2006 is dezelfde discussie tussen partijen gevoerd. Gezien de voorgeschiedenis en gezien de brief van de gemachtigde van [V.O.F.] aan RGV van 6 maart 2007 had RGV kunnen en moeten weten dat het probleem van het al dan niet open houden van de kiosken tijdens het Emporium dansfeest zich weer zou voordoen. Zij had daar rekening mee kunnen houden en tijdig actie moeten ondernemen. Dat zij tot 4 mei 2007 heeft gewacht met het entameren van een juridische procedure (de datum waarop het verzoek tot datumbepaling voor het kort geding is gedaan) en dat daardoor het regelen van dit probleem onder zware tijdsdruk kwam te staan in verband met de datum waaorp de opbouw van het festivalterrein van start zal gaan (21 mei 2007), komt daarom voor rekening en risico van RGV zelf.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat RGV geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
4.3. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende.
Ook indien de kantonrechter het spoedeisend belang wel aangenomen had, dan nog had hij de vorderingen afgewezen. Wat partijen, zo heeft RGV in de dagvaarding duidelijk gemaakt, in de kern verdeeld houdt is het feit dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de inhoud van een nieuwe huurovereenkomst, voor zover het de bepalingen betreft over de gedwongen sluiting van de kiosken tijdens een aantal dagen in het jaar. Daar waar RGV aan het regelen van deze kwestie kennelijk zeer zwaar tilt, had het voor de hand gelegen om, toen [V.O.F.] in haar ogen op onredelijke gronden weigerde met de voorgestelde nieuwe huurovereenkomst akkoord te gaan en de looptijd van de oude huurovereenkomst op 30 april 2007 afliep, de huurovereenkomst met [V.O.F.] tijdig op te zeggen op de grond van artikel 7:296 lid 4 sub c BW en om de in artikel 7:295 BW bedoelde procedure te starten. In die procedure hadden alle aspecten van de zaak uitgezocht kunnen worden en zou, zonodig, al dan niet uitgebreide bewijslevering hebben kunnen plaats vinden (waartoe een kort geding procedure -gelet op de aard daarvan- zich niet leent). Zowel het opzeggen van de huurovereenkomst als het starten van bedoelde procedure heeft RGV om haar moverende redenen echter achterwege gelaten. Het gaat onder deze omstandigheden niet aan om op basis van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid bij wege van voorlopige voorziening [V.O.F.] de door RGV zo vurig bepleite aanvulling van het huurcontract op te dringen.
Dit te minder nu [V.O.F.] in de onderhavige procedure aannemelijk heeft gemaakt dat zij ook een niet gering belang heeft in deze en dat, voorlopig oordelend, niet gezegd kan worden dat haar belang persé en op de wijze als door RGV bepleit moet wijken voor het belang van RGV. Op grond van de door [V.O.F.] gegeven uitleg en van de door haar ter zitting getoonde foto's van de situatie zoals die zich voor, tijdens en na het Emporiumfeest van 2006 heeft voorgedaan, acht de kantonrechter aannemelijk dat het evenement bepaald niet geringe gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van [V.O.F.]. Haar kiosken liggen ingesloten op het festivalterrein en zijn niet/niet goed meer toegankelijk voor dagtoeristen die het strand aan de Beerendonck willen bezoeken. Dit is niet slechts het geval op de dag van het feest zelf, maar ook tijdens de opbouw- en afbouwfase. In totaal gaat het om ongeveer 9 dagen, waarop [V.O.F.] omzet mist. Dit klemt dit jaar temeer nu het feest in de Pinksterdagen valt en [V.O.F.] de toeloop van dagrecreanten tijdens deze vrije dagen zal missen. Verder is duidelijk dat het feest de toestand van het terrein bepaald geen goed doet. De foto's van de situatie in 2006 spraken wat dat betreft boekdelen. Dat hierdoor de toeloop van recreanten na afbouw van het festivalterrein negatief beïnvloed wordt en [V.O.F.] daarvan de gevolgen ook zal ondervinden, is aannemelijk. Van [V.O.F.] kan onder deze omstandigheden niet verwacht worden dat zij zonder meer akkoord gaat met de voorgestelde gedwongen sluiting tijdens het feest tegen een relatief geringe vergoeding en/of dat zij maar liefst 25% van haar omzet tijdens het feest moet afdragen aan de organisator van het evenement. Voorshands oordelend lijken de eisen die RGV in dit verband aan [V.O.F.] stellen niet recht te doen aan de omstandigheden van het geval en de belangen van [V.O.F.] en doet het door [V.O.F.] ter zitting nogmaals gedane compromisvoorstel (openstelling van de kiosken tijdens het feest met aangepast assortiment en onder hantering van de prijzen van de festivalcateraar) meer recht aan de situatie.
Ten slotte oordeelt de kantonrechter dat uit niets blijkt dat [V.O.F.] van plan zou zijn de organisatie van het evenement te frustreren, belemmeren of te verstoren en wordt dit ook uitdrukkelijk tegengesproken door [V.O.F.]. Enig belang bij de vordering onder punt 3 van het petitum heeft RGV dan ook niet aannemelijk gemaakt. Het spreekt overigens voor zich dat beide partijen zich als zorgvuldig contractspartij dienen op te stellen ten opzichte van elkaar en dat van het frustreren van het evenement door [V.O.F.] noch van het frustreren van exploitatie tijdens het feest van de kiosk van [V.O.F.] door RGV/[x] sprake kan en mag zijn.
4.4. RGV zal, nu zij in het ongelijk wordt gesteld, worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter
recht doende bij wege van voorlopige voorziening:
wijst de vorderingen van RGV af;
veroordeelt RGV in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [V.O.F.] begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.I.M.W. Bartelds en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2007