ECLI:NL:RBARN:2007:BA4809

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/2040
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • O.A.P. van der Roest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om een persoonlijk alarmeringssysteem op grond van de Ziekenfondswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A. over de afwijzing van een aanvraag voor een persoonlijk alarmeringssysteem (PAS) op basis van de Ziekenfondswet. Eiseres, geboren in 1919, had op 13 september 2005 verzocht om verstrekking van dit hulpmiddel, omdat zij onderhevig was aan valneiging en slecht ter been was. De aanvraag werd afgewezen door de rechtsvoorgangster van verweerster, Amicon Zorgverzekeraar Ziekenfonds U.A., op 28 oktober 2005, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd door verweerster op 15 maart 2006 ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat verweerster onvoldoende onderzoek had gedaan naar de situatie van eiseres. De rechtbank stelde vast dat de feiten, zoals de hoge leeftijd van eiseres, haar eerdere val en het gebruik van een rollator, aanleiding hadden moeten zijn voor verweerster om een medisch onderzoek te laten uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand was gekomen en dat het niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerster op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerster het door eiseres betaalde griffierecht van € 38,- diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor hulpmiddelen, vooral in situaties waarin de aanvrager een verhoogd risico loopt in een noodsituatie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 06/2040
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door [...], gemachtigde,
en
Onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A., verweerster.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerster van 15 maart 2006.
2. Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2005 heeft de rechtsvoorgangster van verweerster, de Onderlinge waarborgmaatschappij Amicon Zorgverzekeraar Ziekenfonds U.A., afwijzend beschikt op de aanvraag van eiseres om haar in het kader van de Ziekenfondswet (Zfw) een persoonlijk alarmeringssysteem te verstrekken.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerster het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is bij brief van 20 april 2006 beroep ingesteld.
Door verweerster is een verweerschrift ingediend.
Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 6 februari 2007. Eiseres en haar gemachtigde zijn aldaar niet verschenen. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. C.B.J. Maenhout.
3. Overwegingen
Eiseres is geboren in 1919 en woont alleen in een eengezinswoning.
Bij aanvraag van 13 september 2005 heeft zij verweerster verzocht om haar op grond van het bepaalde bij en krachtens de Zfw een hulpmiddel te verstrekken in de vorm van persoonlijke alarmeringsapparatuur. Op het aanvraagformulier is door de huisarts aangegeven dat eiseres onderhevig is aan valneiging en slecht ter been is; voorts is onder “Onderzoekspunten” aangegeven dat er beperkingen zijn ten aanzien van gezichtsvermogen, staan/lopen, vallen, trappen lopen en gaan zitten/liggen.
Deze aanvraag is afgewezen bij het in rubiek 2 genoemde besluit van 28 oktober 2005.
Het College voor zorgverzekeringen heeft bij brief van 6 december 2005 van advies gediend.
Overeenkomstig dit advies heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard, onder de motivering dat – kort gezegd – aan de situatie van eiseres geen ziektebeeld ten grondslag ligt waarbij direct noodzakelijke medische hulp geboden dient te worden indien zij valt; tevens is niet gebleken dat eiseres door een ziekte of gebrek een verhoogd risico loopt om in een noodsituatie terecht te komen. Voorts is volgens verweerster niet duidelijk gemaakt dat als eiseres zich in een noodsituatie bevindt, zij niet meer in staat is de telefoon zelfstandig te bedienen.
Beoordeeld moet worden of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 2.1.1 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet wordt de Zfw ingetrokken met ingang van 1 januari 2006.
Ingevolge artikel 2.1.2, tweede lid, van voornoemde Invoerings- en aanpassingswet is ten aanzien van bezwaar en beroep tegen een besluit op grond van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf, het recht zoals dat gold voorafgaand aan het tijdstip van intrekking van de Zfw van toepassing.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder i, van de Zfw hebben de verzekerden, voor zover daarop geen aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter voorziening in hun geneeskundige verzorging aanspraak op zorg bestaande uit hulpmiddelen.
Op grond van het derde lid van voornoemd artikel kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de inhoud en omvang van de aanspraken nader worden geregeld en kunnen voor het tot gelding brengen van de aanspraken nadere voorwaarden worden gesteld.
Ingevolge artikel 15 van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering (verder: Verstrekkingenbesluit) omvatten hulpmiddelen de middelen welke bij ministeriële regeling als zodanig zijn aangewezen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder t, van de Regeling hulpmiddelen 1996 (verder: de Regeling) omvat de aanspraak op hulpmiddelen de verschaffing van een te allen tijden adequaat functionerend hulpmiddel, bestaande uit: hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering als aangegeven in artikel 26.
Artikel 26, eerste lid, aanhef en onder j, van de Regeling luidt: De in artikel 2, eerste lid, onder t, bedoelde middelen zijn:
signaleringsapparatuur en alameringssystemen:
1) […]
2) persoonlijke alarmeringsapparatuur voor lichamelijk gehandicapten.
Het zesde lid van voormeld artikel luidt: Aanspraak op de in het eerste lid, onderdeel j, onder 2, bedoelde middelen bestaat, indien de lichamelijk gehandicapte in een verhoogde risicosituatie verkeert.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van beroep (CRvB) – zie bijvoorbeeld zijn uitspraken van 26 april 2000 en 4 juli 2006 met LJ-nummer ZB8827, respectievelijk AY4168) – behelzen de Zfw en de daarop berustende regelingen een gesloten systeem van de ten laste van de in deze wet geregelde verzekering komende verstrekkingen, in die zin dat in beginsel op geen andere verstrekkingen aanspraak bestaat dan in deze regelgeving is bepaald. Ten aanzien van hulpmiddelen heeft de CRvB verder vastgesteld dat aan dit gesloten systeem vorm en inhoud is gegeven door het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van het Verstrekkingenbesluit en de daarop berustende Regeling, waarin een limitatieve en nauw omschreven opsomming van hulpmiddelen is gegeven en de gevallen waarin daarop - al dan niet - aanspraak bestaat.
Voorts vloeit uit de jurisprudentie van de CRvB voort dat de Regeling een enumeratief en limitatief systeem van nauwkeurig omschreven aanspraken op hulpmiddelen bevat en dat het in de aard van een dergelijk besloten systeem ligt dat er in beginsel geen ruimte is voor een extensieve interpretatie van de daarin geregelde aanspraken en gevallen. Uit deze jurisprudentie – zie bijvoorbeeld voormelde uitspraak van de CRvB van 26 april 2000 – vloeit eveneens voort dat in dit systeem besloten ligt dat er, gegeven de op zichzelf genomen duidelijke tekst van de bepalingen, in beginsel geen ruimte is voor een beperkende uitleg.
Blijkens de Nota van toelichting bij de Regeling (Stcrt. 1995, 229) is het doel van persoonlijke alarmeringsapparatuur voor lichamelijk gehandicapten zelfstandig wonen
mogelijk maken voor personen die sociaal en adl-redzaam zijn, maar als gevolg van ziekte of gebrek een verhoogd risico lopen in een noodsituatie terecht te komen.
Voorts worden in de Nota van toelichting een aantal voorwaarden voor verstrekking gesteld. De apparatuur kan worden verstrekt aan gehandicapten:
– voor wie een duidelijke noodzaak bestaat om in geval van nood onmiddellijk medische of technische hulp van buitenaf in te roepen;
– die bovendien gedurende langere tijd op zichzelf zijn aangewezen;
– en van wie men niet kan verwachten dat ze in een noodsituatie de telefoon zelfstandig kunnen bedienen.
Derhalve dient bij een aanspraak op verstrekking van persoonlijke alarmeringsapparatuur te worden onderzocht of de aanvrager als gevolg van ziekte of gebrek een verhoogd risico loopt om in een noodsituatie terecht te komen.
Uit het bestreden besluit en de overgelegde stukken blijkt niet dat verweerster een dergelijk onderzoek heeft doen plaatsvinden. Ter zitting heeft verweerster aangegeven dat zij geen aanleiding zag het dossier voor te leggen aan een medisch adviseur en een huisbezoek af te leggen.
De rechtbank is echter van oordeel dat de door eiseres en haar huisarts verstrekte informatie betreffende de situatie van eiseres, voor verweerster voldoende aanleiding had moeten vormen voor een onderzoek als hierboven aangegeven. De feiten die de rechtbank daarbij in acht neemt zijn onder meer de hoge leeftijd van eiseres, de eerdere val en de daarbij opgelopen gebroken voet en de noodzaak voor eiseres zich voort te bewegen met een rollator.
Het vorenstaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en het op grond van artikel 3:2 van de Awb voor vernietiging in aanmerking komt.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerster zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
Eiseres heeft zich niet laten bijstaan door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het bestreden besluit;
III. draagt verweerster op om opnieuw op het bezwaar te beslissen met in achtneming van deze uitspraak;
IV. bepaalt dat de Onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A. het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 38,- aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. O.A.P. van der Roest, rechter, in tegenwoordigheid van J.M.A. Koster, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2007.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: