3. Het verzoek en het verweer
3.1 [verzoekster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden wegens gewichtige redenen, in de zin van veranderingen in de omstandigheden.
Zij onderbouwt het verzoek, zakelijk weergegeven, als volgt.
Binnen haar opleidingskader worden docenten meer en meer ingezet als opleidingsdocent dan als vakdocent. Van een opleidingsdocent wordt, naast deskundigheid en pedagogische vaardigheid op het eigen vakgebied, ook verwacht dat hij goed samenwerkt met collega’s, dat hij enigszins kan reflecteren op eigen gedrag en vaardigheden, dat hij zich kan inleven in collega’s en in dat kader is aan te spreken op zorgvuldige informatie-uitwisseling en op het nakomen van afspraken. Kortom: naast vakdeskundigheid en pedagogische vaardigheden wordt van de docent ook verwacht dat hij goed kan samenwerken en in teamverband sociaal vaardig is. [verweerder] is een goed vakdocent, maar dat alleen is verre van voldoende. Het ontbreekt hem in ernstige mate aan de overige vereiste vaardigheden.
Zijn twee directe collega’s hebben ieder vertrouwen in de samenwerking met hem verloren en zijn niet langer bereid met hem samen te werken. Zij legt ter adstructie van dat standpunt een schriftelijke verklaring over van de voorzitter van de directie van de [verzoekster],
[de heer A], van 1 februari 2007. Zij concludeert dat er sprake is van onprofessioneel gedrag bij [verweerder], dat hij niet kan functioneren als sectievoorzitter, dat hij zeer emotioneel reageert op collega’s die geen taken van hem kunnen overnemen, dat hij hen zeer extreem onder druk zet, waardoor zij zich letterlijk bedreigd voelen, dat hij afspraken niet nakomt en over onvoldoende reflecterend vermogen beschikt.
[verweerder] is de afgelopen jaren regelmatig aangesproken op zijn functioneren. Binnen de “cultuur” van [verzoekster] paste het niet om alle gesprekken naar aanleiding van concrete incidenten schriftelijk vast te leggen, maar die gesprekken hebben plaatsgevonden. Zonder merkbaar resultaat echter. De situatie verslechterde zelfs zo dat zijn beide directe collega’s meldden dat zij zich bedreigd en geïntimideerd voelden. Zij verwijst naar de schriftelijke verklaringen van die collega’s, die zij overlegt als producties 3 en 5 en naar de verklaring van haar medewerkster organisatie en studentzaken [mevrouw B] (productie 6), die op basis van haar ervaringen geen enkel perspectief meer ziet voor de toekomst.
[verzoekster] constateert dat haar inspanningen van de afgelopen jaren, bestaande in intensieve begeleiding, bespreking en coaching, niet hebben geleid tot verbetering van houding en gedrag van [verweerder]. Zij heeft geen vervangend werk voor hem. Zijn gebrek aan reflecterend vermogen en zelfinzicht zijn zodanig dat er voor begeleiding en training geen enkel perspectief is. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst is daarmee onafwendbaar geworden.
Van het ontstaan van deze situatie valt [verweerder] een aanzienlijk verwijt te maken. Van hem mocht worden verwacht dat hij loyaal samenwerkte met directie en collega’s en dat hij zijn best deed om in sociaal opzicht beter te presteren. Hem zijn kansen genoeg geboden en hem is voldoende vaak voorgehouden dat het zo niet verder kon. Er is dan ook geen aanleiding hem een vergoeding toe te kennen, temeer niet nu hij geruime tijd aanspraak zal kunnen maken op een wachtgelduitkering die [verzoekster] moet dragen.