ECLI:NL:RBARN:2007:BA3934

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720280-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van leerkracht wegens ontucht met minderjarigen

Op 27 april 2007 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige leerkracht, die werd beschuldigd van ontucht met meerdere meisjes uit zijn klas. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 240 uur. Tevens is de verdachte voor 5 jaar ontzet uit het recht om het beroep van leraar uit te oefenen. De zaak kwam aan het licht na klachten van ouders en getuigen over ongepast gedrag van de leerkracht. Tijdens de zitting op 13 april 2007 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. de Bruin. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en ontzetting uit het leraarschap. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, ondanks mogelijke beïnvloeding, voldoende bewijs boden voor de veroordeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die psychisch nog lang de gevolgen van de ontucht kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen, maar niet voor alle gevorderde bedragen. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de verdachte verplicht is om een bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.

Uitspraak

Verkort vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/720280-06
Datum zitting : 13 april 2007
Datum uitspraak : 27 april 2007
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. J.W. de Bruin, advocaat te Oss.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 23 augustus 2006 te Druten, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de volgende aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n), bestaande die ontucht hierin dat hij
- (meermalen) de (blote) bovenbenen van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of de vagina, in elk geval de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] heeft (vast)gepakt en/of betast, en/of
- (meermalen) de (blote) (onder)rug van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of de vagina, in elk geval de schaamstreek, van die [slachtoffer 2] heeft (vast)gepakt en/of betast, en/of
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en/of (blote) billen en/of (blote) (onder)rug van [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven, en/of
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en/of (blote) buik en/of borststreek en/of schaamstreek van [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven, en/of
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en/of (blote) buik en/of borststreek en/of (blote) rug van [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld, en/of
- (meermalen) de (blote) billen en/of (blote) rug en/of bovenbenen en/of buik van [slachtoffer 6], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld, en/of
- (meermalen) de (blote) buik en/of borststreek en/of rug en/of de (blote) billen van [slachtoffer 7], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of daarover heeft gewreven;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 23 augustus 2006 te Druten, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de volgende personen die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij opzettelijk
- (meermalen) de (blote) bovenbenen van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of de vagina, in elk geval de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] heeft (vast)gepakt en/of betast, en/of
- (meermalen) de (blote) (onder)rug van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of de vagina, in elk geval de schaamstreek, van die [slachtoffer 2] heeft (vast)gepakt en/of betast, en/of
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en/of (blote) billen en/of (blote) (onder)rug van [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven, en/of
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en/of (blote) buik en/of borststreek en/of schaamstreek van [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven, en/of
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en/of (blote) buik en/of borststreek en/of (blote) rug van [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld, en/of
- (meermalen) de (blote) billen en/of (blote) rug en/of bovenbenen en/of buik van [slachtoffer 6], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld, en/of
- (meermalen) de (blote) buik en/of borststreek en/of rug en/of de (blote) billen van [slachtoffer 7], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of daarover heeft gewreven;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2004 tot en met 1 augustus 2005 te Druten, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de volgende aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n), bestaande die ontucht hierin dat hij
- (meermalen) de (blote) billen en/of (blote) vagina en/of schaamstreek en/of (blote) borststreek van [slachtoffer 8], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven en/of die [slachtoffer 8], terwijl zij naakt was, heeft opgetild en/of gedragen, en/of
- (meermalen) de (blote) billen en/of (blote) vagina en/of schaamstreek van [slachtoffer 9], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of aangeraakt en/of daarover heeft gewreven, en/of die [slachtoffer 9], terwijl zij naakt was, heeft opgetild en/of gedragen;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2004 tot en met 1 augustus 2005 te Druten, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de volgende personen die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren mog niet hadden bereikt, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij opzettelijk
- (meermalen) de (blote) billen en/of (blote) vagina en/of schaamstreek en/of (blote) borststreek van [slachtoffer 8], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven en/of die [slachtoffer 8], terwijl zij naakt was, heeft opgetild en/of gedragen, en/of
- (meermalen) de (blote) billen en/of (blote) vagina en/of schaamstreek van [slachtoffer 9], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of aangeraakt en/of daarover heeft gewreven, en/of die [slachtoffer 9], terwijl zij naakt was, heeft opgetild en/of gedragen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 april 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W. de Bruin, advocaat te Oss.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer 1] (feit 1)
• [slachtoffer 4] (feit 1)
• [slachtoffer 2] (feit 1)
• [slachtoffer 3] (feit 1)
• [slachtoffer 7] (feit 1)
• [slachtoffer 5] (feit 1)
• [slachtoffer 8] (feit 2)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot ontzetting uit het recht om het beroep van leraar uit te oefenen voor de duur van 5 jaar.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen een bedrag van € 1000,00 aan immateriële schade wordt toegewezen en dat ten aanzien van alle vorderingen het materiële deel wordt toegewezen als verzocht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot de toegewezen bedragen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Door de raadsman is naar voren gebracht dat er in de onderhavige zaak sprake zou zijn van “collaborative storytelling”. Veel verklaringen zijn van “horen zeggen” en komen niet helemaal met elkaar overeen. Hij is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is en dat zijn cliënt zou moeten worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Gelet op de tijdlijn van de gebeurtenissen, waarbij bijvoorbeeld opvalt dat er, voordat de eerste studioverhoren van de slachtoffers plaatsvonden een verjaarsfeestje is geweest waarop meerdere slachtoffers met elkaar hebben gesproken, is het haast wel zeker dat er ten aanzien van de verklaringen een bepaalde mate van beïnvloeding is geweest. Daarnaast zijn er echter aanwijzingen tegen verdachte voordat de beschuldigingen naar buiten zijn gebracht. Zo verklaarde [getuige 1], een collega van verdachte, dat hij al eerder dat schooljaar door een ouder van een leerling is aangesproken over door zijn dochter als onplezierig ervaren gedrag van [verdachte]. Ook noemden meerdere leerlingen de naam van [verdachte] tijdens een themales seksualiteit en zei een van de leerlingen tijdens die les dat [verdachte] onder rokjes keek, aldus [getuige 1].
Ook [getuige 2], de directeur van basisschool de Appelhof, heeft verklaard dat zij al eerder van een leerkracht heeft gehoord dat kinderen zeiden dat zij het niet leuk vonden dat [verdachte] de gymles overnam, omdat hij kinderen in hun blootje oppakte. Ook heeft zij verklaard dat al op 29 mei 2006 bij de externe vertrouwenspersoon van de school klachten over [verdachte] zijn binnengekomen. Deze klachten hielden onder meer in dat verdachte kinderen oppakte, zijn wang tegen de wang van meisjes hield, meisjes onder haar shirt over de rug streelde en dat hij bij de meisjes in de douche ging.
Voorts heeft de officier van justitie Prof. Dr. W.A. Wagenaar verzocht de betrouwbaarheid van de aangiften te onderzoeken. Wagenaar komt tot de conclusie dat de studioverhoren in grote lijnen volgens de regels zijn afgenomen. Voorts concludeert hij dat er veel contacten zijn geweest tussen de zeven betrokken meisjes, hun ouders en de school en dat deze contacten hebben geleid tot een uitvoerige stroom van informatie achteraf, die de verklaringen kan hebben beïnvloed. Op grond van de ervaring met dit soort beïnvloeding van geheugenprocessen is het minder waarschijnlijk dat de beschuldigingen geheel zijn ontstaan in onderling overleg en zonder feitelijke basis in een proces van “collaborative storytelling”, aldus Wagenaar.
Gelet op de aard en de plaats van de tenlastegelegde handelingen en de functie van verdachte kan het niet anders dan dat een delict als het onderhavige tot de nodige beroering leidt. Hierdoor is beïnvloeding van aangiften nooit helemaal uit te sluiten. Gelet echter op de signalen die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] al hebben ontvangen voorafgaand aan het ontstaan van de beroering rond de basisschool de Appelhof en de conclusies van professor Wagenaar is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 23 augustus 2006 te Druten, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de volgende aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige(n), bestaande die ontucht hierin dat hij
- (meermalen) de (blote) bovenbenen van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], heeft betast en gekriebeld en de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] heeft (vast)gepakt en
- (meermalen) de (blote) (onder)rug van [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], heeft gekriebeld en de schaamstreek, van die [slachtoffer 2] heeft (vast)gepakt en
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en (blote) (onder)rug van [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], heeft gekriebeld en/of daarover heeft gewreven, en
- (meermalen) de (blote) bovenbenen en (blote) buik en/of borststreek van [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en
- (meermalen) de (blote) bovenbenen (blote) buik en/of borststreek en (blote) rug van [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum], heeft betast en gekriebeld, en
- (meermalen) de (blote) billen en (blote) rug en bovenbenen van [slachtoffer 6], geboren op [geboortedatum], heeft gekriebeld, en
- (meermalen) de (blote) buik en borststreek en rug en de (blote) billen van [slachtoffer 7], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of daarover heeft gewreven;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2004 tot en met 1 augustus 2005 te Druten, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de volgende aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige(n), bestaande die ontucht hierin dat hij
- (meermalen) de (blote) billen en schaamstreek en/of (blote) borststreek van [slachtoffer 8], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of gekriebeld en/of daarover heeft gewreven en die [slachtoffer 8], terwijl zij naakt was, heeft opgetild en/of gedragen, en
- (meermalen) de (blote) billen en schaamstreek van [slachtoffer 9], geboren op [geboortedatum], heeft betast en/of aangeraakt en die [slachtoffer 9], terwijl zij naakt was, heeft opgetild en/of gedragen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2, telkens:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 28 februari 2007.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarigen. In zijn functie van leerkracht op een lagere school heeft hij meisjes in de leeftijd van 8 tot 10 jaar die bij hem in de klas zaten, gekriebeld en aangeraakt op het blote bovenbeen, de blote rug, onder het topje en in de schaamstreek. Door zo te handelen is hij over een grens gegaan en heeft hij het vertrouwen dat de slachtoffers hadden in hem als leerkracht en in volwassenen in het algemeen, ernstig beschaamd. Voorts heeft verdachte gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt op de basisschool, een omgeving waar kinderen zich veilig moeten kunnen voelen. Voor de nog zeer jonge slachtoffers is dit een zeer vervelende ervaring geweest en het is een feit van algemene bekendheid dat zij psychisch hiervan nog lang de gevolgen met zich mee kunnen dragen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een werkstraf van de maximale duur passend is. Daarnaast acht de rechtbank het passend verdachte te ontzetten uit zijn recht het beroep van leraar uit te oefenen voor de duur van vijf jaar.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn als volgt samengesteld:
[slachtoffer 1], € 44,00 materiële schadevergoeding en € 2.500,00 immateriële schadevergoeding;
[slachtoffer 4], € 94,00 materiële schadevergoeding en € 3.000,00 immateriële schadevergoeding;
[slachtoffer 2], € 101,64 materiële schadevergoeding en € 3.000,00 immateriële schadevergoeding;
[slachtoffer 3], € 36,96 materiële schadevergoeding en € 3.000,00 immateriële schadevergoeding;
[slachtoffer 7], € 26,84 materiële schadevergoeding en € 2.500,00 immateriële schadevergoeding;
[slachtoffer 5], € 94,00 materiële schadevergoedingen € 3.000,00 immateriële schadevergoeding;
[slachtoffer 8], € 1.422,78 materiële schadevergoeding en € 3.000,00 immateriële schadevergoeding.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding
De rechtbank zal de civiele vorderingen voor zover de schade bestaat uit reiskosten gemaakt in verband met de aangiften en verhoren geheel toewijzen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de kosten gevorderd van de eigen bijdrage voor de bezoeken aan een psycholoog van € 57,20. [slachtoffer 8] heeft de kosten van de eigen bijdrage voor de bezoeken aan een psycholoog gevorderd van € 988,50 en aan reiskosten in verband met deze bezoeken heeft zij € 401,28 gevorderd. De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de kosten gevorderd van een consult bij een praktijk voor homeopathie van € 55,00.
De rechtbank acht ten aanzien van dit deel van de vorderingen de vaststelling van het causale verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de schades niet zo eenvoudig dat de vorderingen zich in zoverre lenen voor behandeling in het strafgeding. Hierbij gaat het in het bijzonder om de beantwoording van de vraag of, en zo ja de mate waarin, de voorgeschiedenis van de kinderen invloed heeft gehad op de aard en omvang van de behandeling. Daarom zijn de benadeelde partijen in zoverre niet-ontvankelijk en kunnen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding
De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde partijen door hetgeen hun is aangedaan immateriële schade hebben geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maken op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welke bedragen aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist zijn. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 750,00 aan schadevergoeding op zijn plaats is, zodat zij dit bedrag bij wijze van voorschot zal toewijzen aan de slachtoffers. De vorderingen zijn voor zover zij strekken tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partijen in zoverre niet-ontvankelijk zijn en de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Voor de toegewezen vorderingen geldt tevens steeds dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van voormelde benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf geheel niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 ( tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot ontzetting van het recht het beroep van leraar uit te oefenen voor de duur van 5 (vijf) jaren;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 794,44 (zegge zevenhonderdvierennegentig euro en vierenveertig cent).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 794,44, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 794,44 (zegge zevenhonderdvierennegentig euro en vierenveertig cent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel¬de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 4], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 789,60 (zegge zevenhonderdnegenentachtig euro en zestig cent).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 789,60, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 789,60 (zegge zevenhonderdnegenentachtig euro en zestig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel¬de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 794,44 (zegge zevenhonderdvierennegentig euro en vierenveertig cent).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 794,44, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 794,44 (zegge zevenhonderdvierennegentig euro en vierenveertig cent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 786,96 (zegge zevenhonderdzesentachtig euro en zesennegentig cent).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 786,96, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 786,96 (zegge zevenhonderdzesentachtig euro en zesennegentig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 7], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 776,84 (zegge zevenhonderdzesenzeventig euro en vierentachtig cent).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 776,84, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 776,84 (zegge zevenhonderdzesenzeventig euro en vierentachtig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 5], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 794,44 (zegge zevenhonderdvierennegentig euro en vierenveertig cent).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 794,44, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 794,44 (zegge zevenhonderdvierennegentig euro en vierenveertig cent), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 8], wonende te [adres] te [woonplaats], te betalen € 783,00 (zegge zevenhonderddrieëntachtig euro).
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 783,00, subsidiair 15 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], wonende te [adres] te [woonplaats], te betalen € 783,00 (zegge zevenhonderddrieëntachtig euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel¬de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van alle hierboven genoemde vorderingen.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door alle hierboven genoemde benadeelde partijen gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe, als voorzitter,
mr. C. Lely-Van Goch, rechter,
mr. J.J.H. Laethem, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Bijl, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 april 2007.