ECLI:NL:RBARN:2007:BA3537
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing faillissementsverzoek wegens onvoldoende summier bewijs van vordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 april 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van de vennootschap onder firma V.O.F. [gerekestreerde] en haar vennoten, ingediend door [verzoekster] S.R.L. Het verzoek tot faillietverklaring werd afgewezen omdat van het vorderingsrecht van verzoekster niet summierlijk was gebleken. De rechtbank oordeelde dat de gerekwestreerden een tegenvordering hadden ingediend van € 718.400,--, die verband hield met een dalende omzet en een vermeende tekortkoming in promotie door verzoekster. Verzoekster had een vordering van € 250.864,53 op de gerekwestreerden, maar de rechtbank vond dat de tegenvordering niet als onaannemelijk kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat er geen schriftelijke franchiseovereenkomst bestond, maar dat dit niet uitsloot dat er op andere gronden een verplichting tot promotie zou kunnen bestaan. De rechtbank concludeerde dat de gerekwestreerden niet verweten kon worden dat zij de zaak nog niet aan de bodemrechter hadden voorgelegd, gezien hun afhankelijke commerciële positie. Uiteindelijk werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, omdat niet was voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een faillissementsverzoek.