ECLI:NL:RBARN:2007:BA2055

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152104
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op een Bentley in kort geding

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Lemonie Investment B.V. in kort geding de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde is gelegd op een Bentley. De achtergrond van het geschil ligt in een samenlevingsovereenkomst tussen gedaagde en een derde, [betrokkene 3], waarin onder andere is opgenomen dat [betrokkene 3] een Bentley aan gedaagde schenkt. Lemonie stelt dat zij de Bentley rechtsgeldig heeft gekocht van Autobedrijf [betrokkene 2] en dat gedaagde geen eigenaar is, omdat de samenlevingsovereenkomst nietig is. Gedaagde betwist dit en stelt dat zij wel degelijk eigenaar is geworden van de Bentley op basis van de schenking in de samenlevingsovereenkomst.

De voorzieningenrechter overweegt dat Lemonie voldoende aannemelijk moet maken dat het beslag ondeugdelijk is. De rechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde geen eigenaar is van de Bentley, en dat het beslag dus niet kan worden opgeheven. De rechter wijst de vorderingen van Lemonie af en veroordeelt haar in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 15 maart 2007 door mr. F.J. de Vries en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152104 / KG ZA 07-98
Vonnis in kort geding van 15 maart 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEMONIE INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Ede, kantoorhoudende te Arnhem,
eiseres bij dagvaarding van 23 februari 2007,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M.L.A. van Opstal te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]t,
gedaagde,
advocaten mrs. W.B.J. van Overbeek en G.J. Beijering te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Lemonie en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Lemonie
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 23 november 2006 heeft Lemonie, in de persoon van de heer [voorletters] [betrokkene], dga (directeur grootaandeelhouder) van Lemonie, een personenauto merk Bentley, type GT, bouwjaar 2006, kenteken [kenteken] (hierna: de Bentley) gekocht en geleverd gekregen van Autobedrijf [betrokkene 2] BV te [woonplaats] (hierna: [betrokkene 2]).
2.2. [betrokkene 2] heeft de Bentley op haar beurt op 14 november 2006 gekocht en geleverd gekregen van Koneca Investment BV (hierna: Koneca). De heer [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) is dga van Koneca.
2.3. [betrokkene 3] heeft op 20 juni 2006 met [gedaagde] een samenlevingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen.
“In aanmerking nemende:
1. Dat tussen partijen een affectieve relatie bestaat, welke niet is geregeld door het aangaan van een huwelijk;
2. Dat partijen geen bloed- of aanverwanten van elkaar zijn;
3. Dat partijen in het verleden een relatie hebben gehad en te [woonplaats] hebben samengewoond, welke samenwoning is geëindigd medio januari 2006 toen de vrouw op verzoek van de man de woning te [woonplaats] aan de [adres] heeft verlaten;
4. Dat partijen op 15 september 2004 een overeenkomst hebben gesloten waarbij is overeengekomen dat de man gedurende samenwoning van partijen de verplichtingen voortvloeiende uit de hypothecaire geldlening van partijen aan Koneca Investments B.V., gevestigd te [woonplaats] deze betalingsverplichting zal dragen, tenzij door de vrouw de samenleving wordt verbroken. (…)
5. Dat partijen op 8 september 2005 een overeenkomst hebben gesloten waarbij onder meer is overeengekomen dat de kosten van de verbouwingen aan de onroerende zaak aan [adres] te [woonplaats]t alsmede de totale zich daar bevindende inboedel die middels een geldlening tussen de man en Koneca door Koneca zijn voldaan slechts op de man kunnen worden verhaald en niet op de vrouw. (…)
8. Dat partijen wederom met elkaar gaan samenleven en dat zij het wenselijk achten om
de gevolgen van de tussen hen bestaande relatie en de in het verleden tussen hen
bestaande conflicten nader in deze overeenkomst te regelen.
Verklaren te zijn overeengekomen:
(…)
3. Personenauto
3.1 De vrouw ontvangt van de man in eigendom een nieuwe personenauto van het merk
Bently GT, bouwjaar 2006, met chassienummer [nummer]. Deze
personenauto wordt uit vrijgevigheid door de man aan de vrouw geschonken, welke
schenking door de vrouw wordt aangenomen.
3.2 Partijen komen overeen dat de in artikel 3.1 genoemde personenauto gedurende drie
jaar op naam van Koneca zal staan. Na drie jaar zal de man en/of Koneca de
tenaamstelling van de personenauto wijzigen en de personenauto ten name van de
vrouw stellen.
3.3 De man en/of Koneca zullen voor betaling van de verzekering, de wegenbelasting en de
benzine van de in artikel 3.1 genoemde auto zorgdragen.
5. Overeenkomsten
5.1 De door partijen gesloten overeenkomsten van 15 september 2004 en 8 september 2005
houden onverminderd hun gelding. Partijen gaan er hierbij vanuit dat de
overeenkomsten worden gecontinueerd en de samenleving wordt gecontinueerd als
ware deze niet verbroken vanaf januari 2006 tot en met heden.”
2.4. Bij brief van 14 augustus 2006 heeft [betrokkene 3] de nietigheid en de buitengerechtelijke vernietiging van de samenlevingsovereenkomst ingeroepen in verband met strijdigheid met de goede zeden, een geestelijke stoornis aan de zijde van [betrokkene 3], dan wel in verband met bedreiging, bedrog, dwaling en/of misbruik van omstandigheden.
2.5. [gedaagde] heeft met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 22 december 2006 ten laste van Lemonie conservatoir beslag tot afgifte doen leggen op de Bentley en de daarbij behorende sleutel en kentekenpapieren.
2.6. De Bentley is vervolgens in gerechtelijke bewaring gegeven aan Houterman Lent BV, tevens handelende onder de naam Houterman Autosleepdienst, gevestigd te Wijchen en kantoorhoudende te Lent.
2.7. [betrokkene 3] en Koneca hebben [gedaagde] bij dagvaarding van 3 januari 2007 in een bodemprocedure voor de rechtbank Haarlem gedagvaard. Zij hebben daarbij een verklaring voor recht gevraagd dat:
- de samenlevingsovereenkomst die partijen op 20 juni 2006 met elkaar hebben gesloten nietig is op grond van artikel 3:40 BW;
- de samenlevingsovereenkomst nimmer in werking is getreden nu partijen na het sluiten van die overeenkomst nooit zijn gaan samenwonen, zodat [gedaagde] aan deze overeenkomst geen rechten kan ontlenen;
- [betrokkene 3] de samenlevingsovereenkomst op 14 augustus 2006 rechtsgeldig heeft vernietigd, omdat hij deze is aangegaan onder invloed van een geestelijke stoornis, althans onder bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en/of dwaling.
2.8. [gedaagde] heeft Lemonie bij dagvaarding van 12 januari 2007 in een bodemprocedure voor deze rechtbank gedagvaard. Zij heeft daarbij veroordeling van Lemonie gevorderd tot afgifte van de Bentley en de daarbij behorende volledige set kentekenpapieren en de complete set sleutels.
3. Het geschil
3.1. Lemonie vordert dat:
a. het door [gedaagde] gelegde conservatoire beslag op de Bentley en de daarbij behorende autosleutels en kentekenbewijzen en de inbewaringstelling worden opgeheven, met de bepaling dat deze auto, autosleutels en kentekenbewijzen aan Lemonie worden afgegeven binnen 24 uur na datum van dit vonnis;
b. [gedaagde] wordt verboden nogmaals het onderhavige beslag op de Bentley te (doen) leggen;
c. [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om binnen 24 uur na datum van dit vonnis alle sleutels (twee stuks), die zij nog van de Bentley in haar bezit heeft, aan Lemonie af te geven.
3.2. Lemonie legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de door [gedaagde] gepretendeerde vordering ondeugdelijk is zodat het door haar gelegde beslag op de Bentley dient te worden opgeheven. [gedaagde] is immers geen eigenaar van de Bentley en is zij dit ook nooit geweest. De samenlevingsovereenkomst is nietig en ook op 14 augustus 2006 vernietigd zodat er geen geldige titel voor eigendomsoverdracht is geweest, hetgeen op grond van artikel 3:84 BW wel is vereist.
Lemonie daarentegen heeft op rechtsgeldige wijze de Bentley van [betrokkene 2] gekocht en geleverd gekregen. Er is sprake van een geldige titel en [betrokkene 2] was beschikkingsbevoegd en te goeder trouw.
Indien [gedaagde] wel eigenaar van de Bentley is geworden, wordt Lemonie beschermd door artikel 3:86 lid 3 sub a BW. Zij is te goeder trouw en heeft gekocht van een beschikkingsbevoegde verkoper die van de verkoop van auto’s zijn beroep maakt en dit beroep uitoefent in de daartoe bestemde bedrijfsruimte in [woonplaats]. Weliswaar staat de Bentley op naam van Lemonie, maar [betrokkene] heeft feitelijk alle handelingen verricht, zoals het bezoeken van [betrokkene 2], het uitzoeken van de Bentley, het maken van een proefrit en het sluiten van de koopovereenkomst.
Ten slotte dient ook een belangenafweging in het voordeel van Lemonie uit te vallen. [gedaagde] kan langs andere weg, waarbij zij zich richt tegen diegene met wie zij werkelijk een geschil heeft, haar recht verkrijgen. Lemonie heeft belang bij het ongestoord gebruik van het rechtsgeldig verkregen eigendomsrecht van de Bentley.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van Lemonie.
4.2. In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende. [betrokkene 3] en [gedaagde] hebben op 20 juni 2006 een samenlevingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is onder meer opgenomen dat [betrokkene 3] aan [gedaagde] een Bentley schenkt (artikel 3.1). Vaststaat dat [gedaagde] na 20 juni 2006 enkele maanden in de Bentley heeft gereden. Vervolgens is de relatie tussen [betrokkene 3] en [gedaagde] (opnieuw) verstoord geraakt. [betrokkene 3] heeft de Bentley bij de woning van [gedaagde] in [woonplaats]t laten weghalen en via Koneca verkocht aan [betrokkene 2] die op haar beurt de Bentley heeft verkocht aan Lemonie. [gedaagde] is ten slotte overgegaan tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op de Bentley.
4.3. Lemonie stelt dat zij rechtsgeldig eigenaar is geworden van de Bentley en vordert daarom in dit kort geding opheffing van genoemd beslag. Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient een beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, in het onderhavige geval Lemonie, om voldoende aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is.
4.4. Met inachtneming van het voorgaande dient eerst de vraag te worden beantwoord of [gedaagde] eigenaar is geworden van de Bentley. Immers, indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, kan [gedaagde] geen aanspraak maken op de Bentley en is er reeds om die reden sprake van een ondeugdelijk beslag. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent het volgende.
4.5. Lemonie stelt dat de samenlevingsovereenkomst nietig is op grond van artikel 3:40 BW. Bovendien is deze overeenkomst door [betrokkene 3] aangegaan onder invloed van een geestelijke stoornis, althans is deze onder bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en/of dwaling tot stand gekomen, op grond waarvan de samenlevingsovereenkomst op 14 augustus 2006 rechtsgeldig is vernietigd. Daarenboven is de samenlevingsovereenkomst nimmer in werking getreden omdat [betrokkene 3] en [gedaagde] na het sluiten van die overeenkomst nooit zijn gaan samenwonen. [gedaagde] kan dan ook geen rechten ontlenen aan die overeenkomst. Lemonie heeft voornoemde stellingen uitvoerig met stukken onderbouwd.
4.6. [gedaagde] stelt daar tegenover - eveneens uitvoerig met stukken onderbouwd - dat zij wel eigenaar is (geworden) van de Bentley. Er is sprake van een geldige titel (schenking op grond van artikel 3.1 van de samenlevingsovereenkomst), [betrokkene 3] was beschikkingsbevoegd en hij heeft de Bentley zelf op 15 september 2006 aan haar geleverd. Bovendien zijn [betrokkene 3] en [gedaagde] na 20 juni 2006 wel degelijk gaan samenwonen. Dat er sprake is van een geestelijke stoornis aan de zijde van [betrokkene 3], dan wel dat de samenlevingsovereenkomst tot stand is gekomen onder bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en/of dwaling, wordt door [gedaagde] betwist.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat partijen op vele (essentiële) onderdelen van mening verschillen, waarbij zij op elkaars stellingen uitvoerig en gemotiveerd verweer hebben gevoerd. Beide partijen stellen eigenaar te zijn geworden van de Bentley en betwisten de eigendomsrechten van de ander. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan daarmee in dit kort geding niet worden geoordeeld dat voorshands summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde] ingeroepen eigendomsrecht op de Bentley. Immers, onder de gegeven omstandigheden valt niet uit te sluiten dat [gedaagde] eigenaar is van de Bentley.
4.8. Vervolgens dient het beroep van Lemonie op artikel 3:86 lid 3 sub a BW te worden beoordeeld. Dit artikellid luidt als volgt.
“Niettemin kan de eigenaar van een roerende zaak, die het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, deze gedurende drie jaren, te rekenen van de dag van de diefstal af, als zijn eigendom opeisen, tenzij:
a. de zaak door een natuurlijke persoon die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde, is verkregen van een vervreemder die van het verhandelen aan het publiek van soortgelijke zaken anders dan als veilinghouder zijn bedrijf maakt in een daartoe bestemde bedrijfsruimte, zijnde een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan met de bij het een en ander behorende grond, en in de normale uitoefening van dat bedrijf handelde.”
4.9. Hieruit volgt dat als uitgangspunt geldt dat [gedaagde] - ervan uitgaande dat zij eigenaar is van de Bentley - de Bentley gedurende drie jaren kan opeisen van Lemonie. Dit uitgangspunt geldt echter niet indien er sprake is van - kort gezegd - verkrijging door een particulier die de zaak kocht in de voor dergelijke zaken normale handel.
4.10. Lemonie voert met betrekking tot dit laatste punt aan dat zij op rechtsgeldige wijze de Bentley van [betrokkene 2] heeft gekocht en geleverd gekregen. Zij was te goeder trouw en heeft gekocht van een beschikkingsbevoegde en te goeder trouw zijnde verkoper die van de verkoop van auto’s zijn beroep maakt en dit beroep uitoefent in de daartoe bestemde bedrijfsruimte in [woonplaats]. Dat de Bentley op naam staat van Lemonie is niet van doorslaggevend belang. Het gaat volgens Lemonie om de bescherming van de eindgebruiker, in dit geval [betrokkene]. Hij heeft feitelijk alle handelingen verricht, zoals het bezoeken van [betrokkene 2], het uitzoeken van de Bentley, het maken van een proefrit en het sluiten van de koopovereenkomst.
4.11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit standpunt niet als juist worden aanvaard. Bedoelde bepaling is niet geschreven voor een situatie als de onderhavige. In artikel 3:86 lid 3 sub a BW is duidelijk opgenomen dat het dient te gaan om verkrijging door een natuurlijk persoon die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde. Daarvan is hier evenwel geen sprake. Vaststaat immers dat de Bentley door [betrokkene 2] is geleverd aan de rechtspersoon Lemonie. Dit blijkt onder meer uit de bij de stukken bevindende factuur van 22 november 2006. Deze is door [betrokkene 2] gericht aan Lemonie. De Bentley is ook op naam gesteld van Lemonie. Verder blijkt uit de stukken dat Lemonie de ruilauto (een Mercedes S 600) aan [betrokkene 2] heeft gefactureerd en dat zij de restant koopsom aan [betrokkene 2] heeft overgemaakt. Dat volgens Lemonie de Bentley uitsluitend om fiscale redenen aan haar is geleverd doet aan het voorgaande niets af. [betrokkene] heeft ervoor gekozen om de Bentley op naam van Lemonie en dus als bedrijfsauto te kopen, terwijl hij de auto ook in privé had kunnen kopen.
Dit betekent dat Lemonie geen beroep toekomt op artikel 3:86 lid 3 sub a BW.
4.12. Ten slotte kan een wederzijdse belangenafweging niet tot een andersluidend oordeel leiden. Lemonie heeft niet zulke zwaarwegende belangen gesteld dat die dienen te prevaleren boven die van [gedaagde]. Daarbij is met name van belang dat een conservatoir beslag er juist voor dient om te voorkomen dat zaken worden vervreemd of bezwaard, rekening houdend met het bestaan van de gepretendeerde vordering.
Ook het vonnis van 25 augustus 2006 van de voorzieningenrechter Den Bosch kan Lemonie niet baten. Op grond van dit vonnis kan allerminst worden geoordeeld dat, zoals Lemonie stelt, het waarschijnlijk is dat de vorderingen van [gedaagde] in een bodemprocedure niet zullen slagen. Het is blijkens dat vonnis slechts “niet geheel ondenkbaar”.
4.13. Een en ander leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Lemonie dienen te worden afgewezen.
4.14. Lemonie zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 251,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Lemonie in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.067,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 15 maart 2007.