ECLI:NL:RBARN:2007:BA1777

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144421
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en tekortkomingen bij levering van keuken door Internationale Keuken Agenturen Roosmalen B.V.

In deze zaak vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], schadevergoeding van de gedaagde, Internationale Keuken Agenturen Roosmalen B.V. (IKAR), naar aanleiding van gebreken aan de geleverde keuken. De eisers hadden op 2 mei 2003 een keuken gekocht ter waarde van EUR 14.350,00, maar bij de levering waren er verschillende tekortkomingen geconstateerd, waaronder beschadigingen aan ladefronten, oneffenheden in het spuitwerk en constructiefouten die leidden tot doorbuiging van de kastbodems. De rechtbank heeft in haar vonnis van 7 maart 2007 vastgesteld dat de geleverde keuken niet voldeed aan de overeenkomst en dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank heeft de eisers opgedragen bewijs te leveren van toezeggingen gedaan door de werknemer van IKAR, [werknemer], met betrekking tot de herstelwerkzaamheden. De rechtbank heeft ook IKAR toegelaten tot tegenbewijs. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en getuigenverhoren, waarbij de rechtbank de mogelijkheid van deskundigenonderzoek heeft overwogen. De beslissing over de vorderingen van eisers is aangehouden tot de volgende zitting op 21 maart 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144421 / HA ZA 06-1458
Vonnis van 7 maart 2007
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
advocaat mr. G.J.M. Meulepas te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONALE KEUKEN AGENTUREN ROOSMALEN B.V.,
gevestigd te Sint-Oedenrode,
gedaagde,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. J.E. Benner te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en IKAR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 november 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 19 januari 2007
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] c.s. hebben bij de vestiging van IKAR te Herveld onderdelen voor een complete keuken, inclusief apparatuur, gekocht ter waarde van in totaal EUR 14.350,00. Zij zijn daarbij geadviseerd door de heer [voorletter] [werknemer], destijds als werknemer in dienst van IKAR. Zoals uit de orderbevestiging van 11 maart 2003 van IKAR blijkt, is als leverdatum 2 mei 2003 overeengekomen en diende bij levering de overeengekomen som contant aan de chauffeur te worden betaald.
2.2. Tot het plaatsen van de keuken hebben [eiser] c.s. een derde - de heer [betrokkene], h.o.d.n. [bedrijfsnaam] - opdracht gegeven.
2.3. Op 2 mei 2003 heeft een eerste levering namens IKAR plaatsgevonden. Bij de chauffeur van IKAR hebben [eiser] c.s. daarvoor getekend, zonder daarbij opmerkingen te maken over beschadigingen aan het geleverde. Betaling van het bedrag van EUR 14.350,00 heeft op 8 mei 2003 per bank plaatsgevonden.
2.4. Zowel vóór als na 2 mei 2003 hebben [eiser] c.s. wijzigingen in hun bestelling aangebracht en/of zaken nabesteld. De wijzigingen betreffen (in elk geval) de maatvoering van een kast, een (of meer) pane(e)l(en), een (of meer) plint(en), drie “180º-scharnieren”, een greep en een binnenlade. In verband met de wijzigingen en nabestellingen dienden [eiser] c.s. een aanvullend bedrag van EUR 380,00 te betalen, hetgeen op 9 juli 2003 is geschied. Op de desbetreffende facturen van IKAR staat een post van EUR 133,00 vermeld voor het opnieuw spuiten van een ladefront wegens een lakbeschadiging, welk bedrag niet in voornoemd bedrag van EUR 380,00 is begrepen.
2.5. Enkele dagen na de eerste levering hebben [eiser] c.s. bij [werknemer] mondeling gereclameerd ter zake van nog niet of verkeerde geleverde onderdelen van de keuken en de kwaliteit van het spuitwerk van de fronten. Daarnaast hebben zij zich schriftelijk bij de [functie] van IKAR, de heer [betrokkene], over verkeerd dan wel niet geleverde zaken en het spuitwerk beklaagd, bij brieven van 7, 9 en 14 juli 2003.
2.6. Op enig moment hebben [eiser] c.s. juridische bijstand ingeschakeld inzake het tussen hen en IKAR gerezen geschil. De rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] c.s. (ARAG) heeft, na IKAR enkele malen schriftelijk tot nakoming te hebben gesommeerd en in gebreke te hebben gesteld, een deskundige ingeschakeld ter beoordeling van de kwestie. A. [deskundige] van de firma [bedrijfsnaam] te Capelle aan den IJssel heeft op 4 maart 2004 in het bijzijn van [eiser] c.s. en [betrokkene] namens IKAR de keuken bezichtigd. In zijn rapport van 27 juli 2004 heeft [deskundige], onder meer, het volgende vermeld:
“(...)
EIGEN BEVINDINGEN
(...) Wij rapporteren als volgt:
01. Spuitwerk van de fronten en deuren. De heer [betrokkene] geeft toe dat het spuitwerk niet optimaal is. Er zijn nog steeds voelbare en soms zichtbare, maar geringe oneffenheden in het spuitwerk van de kast- en ladefronten waarneembaar. Naar onze mening zou spuitwerk volstrekt strak en glad moeten zijn. Het ontgaat ons, ondanks alle verklaring van het hoe en waarom van de heer [betrokkene], waarom dit niet correct kan worden uitgevoerd. Wij zijn van mening dat alle fronten en laden opnieuw afgewerkt en gespoten moeten worden.
Overigens bleken de beschadigingen ook weer niet zo groot dat deze makkelijk te fotograferen waren. Zie foto 02 en 03.
Cliënt licht verder nog toe dat in het ontwerpstadium een proefstuk van het spuitwerk is gemaakt. Dat proefstuk bevatte reeds beschadigingen in de vorm van stofdeeltjes en beschadigingen gelijk aan die thans ook waarneembaar zijn. Er is daar toen reeds een opmerking over gemaakt waarbij is toegezegd dat deze beschadigingen bij de definitieve uitvoering niet aanwezig zullen zijn.
02. De beschadiging van de lade, zie foto 01, die geplaatst is nabij de in kleur gespoten muur en wel de onderste, is gering. Partieel herstel is niet onzichtbaar mogelijk. Cliënt heeft uitgelegd wanneer de beschadiging is ontstaan. De klacht omtrent de beschadiging van de lade is geuit reeds voor het stukadoren van de muur.
Gehoord het relaas van het tijdstip van het ontstaan, namelijk tijdens de uitvoering van de werkzaamheden van de wederpartij, stemmen wij cliënt toe dat het zeer aannemelijk is dat de beschadiging reeds aanwezig was bij de aflevering van de keuken door Ikar.
Wij achten het redelijk dat de lade opnieuw wordt afgewerkt en gespoten.
03. Er is ook een beschadiging aanwezig in het ladefront van de eerste grote lade onder de magnetron. Zie foto 04. Het betreft een beschadiging die is ontstaan tijdens het verwisselen van de greep van de magnetron/ovendeur. Bij dat verwisselen schoot ook spontaan het glasfront van de deur los. Cliënt kon in een reflex de greep opvangen met het lichaam, maar veroorzaakte een beschadiging in de lade. Het losraken van de deurgreep en glasfront kan cliënt niet worden verweten. Inmiddels is een andere deurgreep gemonteerd. Ook hier zal het ladefront opnieuw moeten worden afgewerkt en gespoten.
04. De ruimte/randen rondom de magnetron zijn niet overal gelijk. Zie foto 05. Aan de onderzijde is de ruimte/rand groter. Ons is een tekening getoond die wij als bijlage bij het rapport sluiten, waarop te zien is dat de bedoeling was een even grote ruimte rond de magnetrondeur te creëren. Naar onze mening is dat ook correct. Bij een deugdelijke uitvoering mag dat verwacht worden. Het euvel kan naar onze mening tamelijk simpel worden opgelost door de smalle lade juist onder de magnetron van een breder ladefront te voorzien. De thans aanwezige uitvoering doet afbreuk aan het gave geheel dat cliënt wilde bereiken.
05. Naast de magnetron bevindt zich een ladenkast. Wij verwijzen daarvoor naar foto nummer 06, 07 en 08. Daarop is te zien dat de geplaatste scharnieren de goede werking van de lade belemmeren. Vanwege de scharnieren zijn alle laden naar de linkerkant geplaatst. De scharnieren waren eerst op een andere plaat[s] gemonteerd. De daarbij ontstane gaatjes zijn met vulmiddel gedicht maar helaas niet onzichtbaar. Ook dit doet afbreuk aan het gave geheel dat cliënt beoogde. Voorts was het de bedoeling dat de frontdeur zou worden uitgevoerd met een ander soort scharnier en wel een exemplaar waarbij een opening van 180 graden mogelijk zou zijn. Thans is een opening van slechts 90 graden mogelijk. Ook veroorzaken de geopende laden beschadigingen op de binnenzijde van de bedoelde deur. Er is al een stukje fineer van een lade afgebroken. Daarnaast zijn de ruimten tussen de laden onderling niet steeds gelijk. Er zijn ons geen feiten duidelijk geworden dat een andere uitvoering was afgesproken, derhalve achten wij de klacht van de cliënt terecht.
Door ons is ingebracht het euvel ter zake de scharnieren van de koelkast.
De scharnieren van de koelkast zijn uitgevoerd met een gemonteerd scharnier. Het geheel draait/func[t]ioneert niet op een fabrieksmatig bedoeld scharnier. Het toegepaste scharnier is naar onze mening bij langer functioneren niet in staat dwarskracht op te vangen die door belasting van de koelkastdeur met bij voorbeeld flessen ontstaat. Wij zijn van mening dat thans sprake is van een geïmproviseerde oplossing bij gebrek aan goed inmeten van de aansluitende kasten. Thans is te zien dat reeds sprake is van een verbuiging onder invloed van de optredende belasting. Dat kan cliënt niet worden verweten. Wij menen dat geen sprake is van een deugdelijke geheel dat zeker niet duurzaam is. Verandering achten wij geboden. Een gewijzigde uitvoering is zeker noodzakelijk om de duurzaamheid te garanderen. Zie foto 09 en 10.
CONCLUSIE
Met een goede aanpak kunnen alle omschreven onvolkomenheden worden opgelost. Dat wil zeggen dat bij het oplossen van de beschadigingen van de kast- en ladefronten wij er van uitgaan dat door het opnieuw afwerken en spuiten een goed resultaat behaald kan worden. Is dat niet het geval, dan behoudt cliënt, en wij steunen hem daarin, zich het recht voor vervanging van kast- en ladefronten te eisen. Cliënt wijst op een mondelinge toezegging die ter zake is gedaan.
Onder schadevaststelling hebben wij een raming gegeven van de kosten die een derde zou moeten maken om de genoemde onvolkomenheden te verhelpen (...)
Resumerend zijn wij van mening dat in principe sprake is van een fraaie keuken met deugdelijk materiaal en veel aparte en intelligente oplossingen. De aansluitingen van de onderdelen op elkaar laten echter te wensen over en is in bijna alle gevallen behoudens het spuitwerk en een beschadigde lade) de oorzaak van de problemen waarbij cliënt de eisen formeel maar geheel juist formuleert conform de overeenkomst.
Er is in de fabriek, naar onze mening, te weinig over de aansluitproblemen van de keukenkasten onderling nagedacht. De verkoper heeft zich dat te weinig gerealiseerd en eigenlijk te veel beloofd.
SCHADEVASTSTELLING
Spuiten kast- en ladefronten e. 3.200,00
Koelkastscharnieren aanpassen - 1.000,00
Veranderen smalle lade onder de magnetron - 280,00
Demontage en montage ter plaatse 48 mu - 2.880,00
--------------
Totaal inclusief BTW e. 7.360,00
= = = = = = =
(...)”.
2.7. ARAG heeft IKAR namens [eiser] c.s. herhaaldelijk schriftelijk gesommeerd de schade conform het schaderapport van 27 juli 2004 te herstellen.
2.8. In januari 2005 hebben [eiser] c.s. zich met een nieuwe klacht over de keuken bij IKAR gemeld: de onderplaten van de kasten waren verbogen, waardoor de onderste laden niet (goed) meer konden worden geopend en gesloten. Op 27 januari 2005 heeft een monteur van IKAR tevergeefs geprobeerd dit te herstellen door de onderplaten vast te hechten aan de plinten.
2.9. Op enig moment hebben ARAG en/of [eiser] c.s. een advocaat ingeschakeld, die IKAR op 28 februari 2005 nogmaals schriftelijk heeft gesommeerd de in het schaderapport vermelde gebreken en de nieuwe klacht te verhelpen.
2.10. Op 22 juni 2005 is de nieuwe klacht in opdracht van (de advocaat van) [eiser] c.s. door [deskundige] van [deskundige] onderzocht. IKAR, op de hoogte gesteld van dit nadere onderzoek, heeft laten weten daarbij niet aanwezig te zullen zijn. [deskundige] heeft van zijn eerdere rapport een nieuwe versie, gedateerd 3 oktober 2005, uitgebracht met daarin enkele aanvullende passages over de nieuwe klacht en een nieuwe schadevaststelling:
“(...)
07. De keukenkasten zijn dermate zwaar dat de bodems van de onderkasten bezwijken onder de belasting. Er treedt een ontwrichting op van de onderkasten die het bovengedeelte dragen. Alle bodems van de onderste kasten buigen onaanvaardbaar door en zijn vervormd. Wij hebben vastgesteld dat er sprake is van een algehele ontwrichting van het geheel. Wij hebben vastgesteld dat alle bodems meer dan een centimeter doorbuigen. Onze inschatting is dat dit in de toekomst verder zal toenemen bij gebrek aan voldoende stijfheid van de draag / pootconstructie. De gevolgen zijn bovendien dat laden “slepen” en niet goed meer open en dicht gaan. Wij beoordelen dit optredende gebrek als zeer ernstig.
CONCLUSIE
(...)
Echter in de tweede instantie, thans geconstateerde ontwrichting, is van een zodanige ernst dat algehele demontage moet worden uitgevoerd. Na het herstel en versteviging van de bodems dient het geheel opnieuw te worden opgebouwd.
(...)
(...) Voorts is de belasting voor de onderconstructie te hoog waardoor de doorbuiging ontstaat. Desastreus is dat het geheel in verticale richting is gezakt. Wellicht is plaatsing van de onderpoten die door de fabriek zijn gepositioneerd niet goed. In ieder geval is de draagconstructie niet stijf genoeg om het geheel zonder vervormingen te dragen.
SCHADEVASTSTELLING
Spuiten kast- en ladefronten e. 3.200,00
Koelkastscharnieren aanpassen - 1.000,00
Veranderen smalle lade onder de magnetron - 280,00
Complete demontage en montage ter plaatse
totaal 160 mu a 60,00 - 9.600,00
Vervangen en plaatsen onderkasten wegens
doorbuiging onder invloed van belasting
door bovengelegen kasten bij onvoldoende
stevige ondersteuning - 3.200,00
--------------
Totaal inclusief BTW e. 17.280,00
= = = = = = =
(...)”.
3. Het geschil
3.1. [eiser] c.s. hebben gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, IKAR zal veroordelen aan hen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1. (vervangende) schadevergoeding ten bedrage van EUR 17.280,00 inclusief BTW ter zake herstel van de keuken(onderdelen) en
2. een bedrag van EUR 1.218,74 inclusief BTW ter zake de kosten van de onderzoeken die [deskundige] heeft verricht,
met veroordeling van IKAR in de kosten van deze procedure.
3.2. Zij baseren hun vorderen op toerekenbare tekortkoming door IKAR in de nakoming van de verbintenissen uit de tussen hen gesloten overeenkomst. Volgens hen beantwoordt hetgeen door IKAR is geleverd op de volgende onderdelen niet aan de overeenkomst:
a. beschadiging van een ladefront van de grote lade onder de magnetron;
b. beschadiging van het onderste ladefront nabij de muur;
c. oneffenheden in het spuitwerk van de fronten en deuren;
d. te grote ruimte/rand onder de magnetron;
e. niet goed functionerende ladenkast naast de magnetron wegens
- onvoldoende scharnieren van de kastdeur (90º in plaats van 180º),
- op verkeerde plaats gemonteerde scharnieren in kastdeur waardoor oude boorgaten zichtbaar zijn
- beschadiging binnen lade door scharnier en
- ongelijke afstand tussen de binnenladen
f. te zwakke koelkastscharnieren
g. doorbuigende onderplaten van de kasten belemmeren de werking van de onderste laden.
[eiser] c.s. beroep zich ter staving hiervan op de rapporten van [deskundige].
3.3. IKAR heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser] c.s., dat in het navolgende voor zover nodig zal worden besproken.
4. De beoordeling
4.1. Voordat wordt toegekomen aan de puntsgewijze beoordeling van de gestelde tekortkomingen en het daartegen gevoerde, uiteenlopende verweer wordt het volgende vooropgesteld.
4.2. Op de tussen de partijen gesloten overeenkomst zijn (in elk geval) de wettelijke bepalingen inzake de (consumenten-)koop toepasselijk. Op grond daarvan geldt, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende. De geleverde zaken komen vanaf het moment van bezorging door de verkoper voor risico van de koper (art. 7:11 BW). Het geleverde moet aan de overeenkomst beantwoorden, hetgeen niet het geval is ingeval de zaken gelet op hun aard en op mededelingen van de verkoper niet de eigenschappen bezitten die de kopers op grond van de overeenkomst mochten verwachten. De zaak moet de eigenschappen bezitten die normaal of overeengekomen bijzonder gebruik mogelijk maken. Is aan de koper een monster of model getoond, dan moet het geleverde daarmee in beginsel overeenstemmen (art. 7:17 leden 1, 2 en 4 BW). Indien een afwijking van het overeengekomene zich binnen zes maanden na de aflevering openbaart, wordt de zaak vermoed bij aflevering niet aan de overeenkomst te hebben beantwoord, tenzij de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Indien de installatie door de koper ondeugdelijk is uitgevoerd en dit te wijten is aan de montagevoorschriften die met de levering van de zaak aan de koper zijn verstrekt, wordt dit gelijkgesteld met een gebrek aan overeenstemming tussen de zaak en de overeenkomst (art. 7:18 leden 2 en 3 BW). Ingeval het geleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt, kan de koper kosteloos herstel (wanneer de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen) of vervanging (tenzij de afwijking dit niet rechtvaardigt) eisen, behalve indien herstel of vervanging onmogelijk is of van de verkoper niet gevergd kan worden. Dit laatste doet zich voor indien de kosten daarvan in geen verhouding staan tot de waarde van de zaak als die aan de overeenkomst zou beantwoorden en de mate van afwijking van het overeengekomene. Onder bepaalde omstandigheden is de koper bevoegd herstel door een derde te laten verrichten op kosten van de verkoper (art.7:21 leden 1, 4, 5 en 6 BW). De koper dient binnen twee maanden na de ontdekking dat de zaak niet beantwoord aan de overeenkomst de verkoper hiervan in kennis stellen (art. 7:23 lid 1 BW).
4.3. Voorts geldt dat de rapportages van [deskundige] van [deskundige] niet tot uitgangspunt kunnen worden genomen bij de beslechting van het onderhavige geschil. Zij zijn op het eenzijdige verzoek van (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [eiser] c.s. tot stand gekomen. Dat [betrokkene] namens IKAR bij de eerste bezichtiging van de keuken door deze deskundige aanwezig is geweest en ook aanwezig had kunnen zijn bij de tweede, maakt dit niet anders. Op grond van de woordkeus van deze deskundige - die [eiser] c.s. steevast betiteld als “cliënt” - en de toon en inhoud van de rapporten dienen deze als partijrapportages te worden beschouwd. Overigens zijn de bij het rapport gevoegde foto’s in het voorkomende geval wel bruikbaar ter beoordeling van de diverse gestelde tekortkomingen.
ad a. beschadiging ladefront onder magnetron
4.4. Tussen de partijen is niet in geschil dat deze beschadiging is ontstaan tijdens het vervangen van de greep van de magnetron/oven door Van der Salm, waarbij de ovendeur eruit is gevallen en door mevrouw [eiser] met haar been opgevangen door deze tegen het ladefront te drukken. [eiser] c.s. hebben aangevoerd dat zij kort daarna een nieuw front hebben besteld, maar dat [werknemer] later heeft toegezegd dat zij daarvoor niet hoefden op te draaien. Bovendien menen [eiser] c.s. dat de ovendeur kennelijk gebrekkig was. IKAR daarentegen is van mening dat de schade door ondeskundig handelen van de installateur van [eiser] c.s. is veroorzaakt en daarom voor hun rekening komt. Zij betwist ook dat [werknemer] heeft toegezegd deze schade voor rekening van IKAR op te lossen.
4.5. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de ovendeur gebrekkig was. De greep werd door Van der Salm vervangen, zo bleek ter comparitie, omdat [eiser] c.s. liever een andere wilden. Het oordeel van de deskundige van [deskundige] dat “het losraken van de deurgreep en [het] glasfront cliënt niet kan worden verweten” is in dit licht bezien onbegrijpelijk. [eiser] c.s. hebben ter staving van dit oordeel en ter weerlegging van het verweer van IKAR dat de val van de ovendeur te wijten is aan ondeskundig handelen van de installateur niets aangevoerd. Integendeel, [eiser] c.s zijn er - kennelijk - aanvankelijk ook zelf vanuit gegaan dat het herstel van het beschadigde front voor hun rekening kwam, zo volgt uit hun stellingen. Dit is dan ook in beginsel het uitgangspunt, behoudens indien en voor zover komt vast te staan dat [werknemer] heeft toegezegd dat IKAR het herstel van deze schade voor haar rekening zou nemen. De bewijslast van deze - door IKAR betwiste stelling - rust op [eiser] c.s. (art. 150 Rv) en dit bewijs zal aan hen worden opgedragen.
4.6. Slagen [eiser] c.s. in het bewijs van deze toezegging door [werknemer], dan geldt dat IKAR daaraan is gebonden en dat IKAR tekort is geschoten in de nakoming van deze (nadere) overeenkomst. Dat IKAR op zichzelf is gebonden aan toezeggingen van [werknemer] - indien en voor zover deze komen vast te staan - , heeft zij immers (terecht) niet bestreden.
ad b. beschadiging ladefront bij muur
4.7. Over het bestaan van deze beschadiging zijn de partijen niet verdeeld. Wel over het moment van ontstaan ervan. Volgens [eiser] c.s. was de beschadiging voor de aflevering al aanwezig. Zij stellen hiervan onmiddellijk mededeling te hebben gedaan aan [werknemer], die hun herstel heeft toegezegd. IKAR heeft al deze stellingen betwist en heeft aangevoerd dat bij latere (stuc-)werkzaamheden aan de keuken deze beschadiging is ontstaan. Zij wijst erop dat bij aflevering door [eiser] c.s. zonder voorbehoud voor akkoord is getekend en voor het geleverde is betaald. Enkel in het kader van een minnelijke regeling heeft zij aanboden deze schade te herstellen. IKAR betwist de beweerde toezegging van [werknemer] op dit punt.
4.8. Het verweer van IKAR dat [eiser] c.s. bij de bezorging van de zaken hun handtekening hebben gezet zonder gewag te maken van schade gaat niet op. Het moet ervoor worden gehouden dat zij louter voor ontvangst en niet voor het ontbreken van beschadigingen hebben getekend, reeds omdat het redelijkerwijs niet doenlijk zou zijn geweest alle ontvangen zaken direct uit te pakken en te inspecteren. Ook aan de betaling door [eiser] c.s. kan de door IKAR gestelde betekenis niet worden toegedicht.
4.9. Voor het overige wordt geconstateerd dat in de bijlage bij de brief van 14 juli 2003 van [eiser] c.s. aan IKAR (prod. 5 bij dagvaarding) de beschadiging van deze lade al wordt genoemd. Op grond hiervan staat vast dat deze beschadiging zich heeft geopenbaard binnen zes maanden na aflevering van de keuken. In verband met het bepaalde in art. 7:18 lid 2 BW wordt dan ook vermoed dat de beschadiging bij de bezorging al aanwezig was - op grond waarvan die beschadiging voor rekening van IKAR behoort te komen - behoudens door IKAR te leveren tegenbewijs. Indien IKAR in dit tegenbewijs slaagt, kan zij niettemin gehouden zijn tot herstel op haar kosten van dat front, namelijk indien en voor zover [eiser] c.s. erin slagen te bewijzen dat [werknemer] hun dit heeft toegezegd, zoals zij hebben gesteld. Tot het hiervoor genoemde (tegen-)bewijs zullen IKAR en [eiser] c.s. worden toegelaten.
ad c. oneffenheden spuitwerk
4.10. De partijen zijn het erover eens dat er oneffenheden/stofdeeltjes in het spuitwerk van de fronten en deuren zitten en ook dat aan [eiser] c.s. voor het sluiten van de overeenkomst een monster van het spuitwerk is getoond dat dezelfde oneffenheden vertoonde. Volgens [eiser] c.s. is hun daarbij door [werknemer] verzekerd dat bij de vervolgleveringen die oneffenheden er niet meer in zouden zitten. Toen dat toch het geval bleek te zijn, hebben zij direct bij [werknemer] hierover geklaagd, aldus [eiser] c.s., en is door hem toegezegd dat het oneffen spuitwerk zou worden hersteld. Hiervan hebben zij gewag gemaakt in hun brief van 7 juli 2003 aan de directie van IKAR. IKAR daarentegen betwist dat [eiser] c.s. al vóór 7 juli 2003 - althans tijdig, binnen 2 maanden na de levering op 2 mei 2003 - over kwaliteit van het spuitwerk hebben geklaagd. Bovendien betwist zij dat [werknemer] bij het tonen van het monster heeft toegezegd dat het toekomstige spuitwerk de desbetreffende oneffenheden niet zou vertonen én dat [werknemer] herstel van het spuitwerk heeft toegezegd. Het betreft volgens haar overigens een geringe, alleen ’s avonds bij strijklicht zichtbare afwijking aan het spuitwerk, die binnen de gekozen prijsklasse van de keuken ook niet is te verhelpen. Naar haar mening is het dan ook niet redelijk te verlangen dat al het spuitwerk overgedaan wordt dan wel de daarmee gemoeide kosten te vorderen.
4.11. [eiser] c.s. zullen moeten bewijzen hun stellingen dat [werknemer] heeft toegezegd dat het spuitwerk van hun keuken de bij het getoonde monster blijkende oneffenheden niet zou vertonen. Slagen zij daarin, dan staat vast dat het geleverde op zichzelf niet beantwoordt aan de overeenkomst. Voor dat geval zullen [eiser] c.s. eveneens moeten bewijzen hun stelling dat [werknemer] herstel op kosten van IKAR van het spuitwerk heeft toegezegd. Als zij ook daarin slagen, is IKAR gebonden aan die toezegging, waarbij in het midden kan blijven of de klacht tijdig - binnen twee maanden na 2 mei 2003 - is gedaan. Slagen [eiser] c.s. niet in het bewijs van laatstgenoemde toezegging, dan is wel van belang of zij tijdig, dus binnen twee maanden, hebben gereclameerd. Hetgeen [eiser] c.s over de lengte van de klachttermijn hebben aangevoerd - volgens hen heeft de overeenkomst met IKAR ook elementen van aanneming van werk in zich - brengt, ook indien juist, gelet op de aard van de onderhavige klacht niet zonder meer met zich dat een klachttermijn van méér dan twee maanden zou (moeten) gelden. Ook tot het bewijs van hun stelling dat zij binnen twee maanden hebben geklaagd zal [eiser] c.s. uit een oogpunt van proceseconomie nu reeds worden opgedragen.
4.12. Het voorgaande neemt niet weg dat in een later stadium nog aan de orde kan komen de vraag of [eiser] c.s. redelijkerwijs aanspraak kunnen maken op herstel van het spuitwerk of vergoeding van de relatief hoge kosten daarvan, waarbij mogelijk het oordeel van een deskundige zal moeten worden ingeroepen. De stelling van IKAR, ter comparitie, dat het spuitwerk alleen ’s avonds bij strijklicht niet optimaal is, is immers door [eiser] c.s. niet betwist en volgens [deskundige] zijn de oneffenheden maar moeilijk te fotograferen.
4.13. Slagen [eiser] c.s. er niet in te bewijzen dat [werknemer] heeft toegezegd dat het getoonde monster de oneffenheden niet zou vertonen, dan moet als vaststaand worden aangenomen dat zij met de hun vooraf getoonde kwaliteit spuitwerk genoegen hebben genomen en dat het geleverde beantwoordt aan de overeenkomst.
ad d. ruimte/rand onder de magnetron
4.14. Evenals [eiser] c.s. acht IKAR de ruimte tussen de magnetron/oven en het front direct eronder aan de grote kant, maar zij heeft aangevoerd dat enige extra ruimte onder de magnetron/oven nodig is voor het goed kunnen openen daarvan en voorts dat de wijze van installatie de extra ruimte heeft veroorzaakt. IKAR heeft uitdrukkelijk betwist dat van een non-conformiteit met de gesloten overeenkomst of een productiefout sprake is. De door [eiser] c.s. verlangde oplossing - een hoger front - zou het pas achteraf gebleken, esthetische probleem slechts ten dele kunnen verhelpen, aldus IKAR.
4.15. Ter comparitie is door [eiser] c.s. verklaard dat tevoren over de randen rondom de magnetron niet is gesproken, dat een iets groter front het verschil zou kunnen verkleinen en dat de heer [werknemer] hen op dit punt gelijk gaf. Aangenomen wordt dat [eiser] c.s. met dit laatste bedoelen dat zij van [werknemer] de toezegging hebben gekregen dat IKAR op haar kosten een groter front zou leveren. Indien [eiser] c.s. slagen in het op hen rustende bewijs van deze (door IKAR betwiste) toezegging, dan dient IKAR deze na te komen. In het midden kan dan blijven of de keuken in dit opzicht al dan niet beantwoordt aan de overeenkomst. Slagen [eiser] c.s. niet in het bewijs van deze toezegging, dan dient zich gelet op de overige stellingen van de partijen wel de vraag aan of de aanwezige ruimte onder de magnetron/oven maakt dat de keuken niet beantwoord aan de overeenkomst en zo ja, ook de vraag of [eiser] c.s. dan redelijkerwijs de levering van een iets groter front kunnen verlangen, aangezien daarmee het probleem - zo is niet in geschil - slechts gedeeltelijk zal kunnen worden opgelost. Op grond van de bij het eerste rappport van [deskundige] gevoegde foto’s 05 en 11 is voorshands denkbaar dat de laatste vraag ontkennend moeten worden beantwoord. De door [deskundige] genoemde tekening die aan het eerste rapport zou worden gehecht en waaruit volgens deze partijdeskundige van het gelijk van [eiser] c.s. blijkt, is niet als bijlage bij het rapport aangetroffen. Het is aan [eiser] c.s. - voor in het hiervoor geschetste geval - te bewijzen dat zij niet geleverd hebben gekregen wat zij mochten verwachten en, vooruitlopend op de uitkomst daarvan, in hun eerstvolgende processtuk de redelijkheid van hun wens tot (gedeeltelijk) herstel toe te lichten. Aan hun wordt verzocht daarbij dan ook te reageren op het verweer van IKAR dat de wijze van installatie voor een deel van de extra ruimte verantwoordelijk is.
ad e. kast met binnenladen naast de magnetron
4.16. [eiser] c.s. hebben aangevoerd dat de deur van de kast met binnenlades maar 90º kan scharnieren terwijl dat 180º moest zijn, dat de binnenkant van de kastdeur beschadigd is door een lade omdat de kastdeur maar net ver genoeg open kan, dat vanwege de (onlogische) plaats van de 90º-scharnieren vervanging door 180º-scharnieren ertoe zou leiden dat de boorgaten van de oude scharnieren zichtbaar zijn en dat één van de binnenladefronten door een scharnier beschadigd is geraakt. Ook is de afstand tussen de binnenladen onderling ongelijk. De kast is met reeds door IKAR daarin gemonteerde binnenladen bij hen afgeleverd, aldus [eiser] c.s. Zij beroepen zich erop dat hun door [werknemer] een nieuwe, gave deur is toegezegd. IKAR heeft betwist dat de 90º-scharnieren de werking van de ladekast belemmeren. Zij wijst erop dat 90º-scharnieren standaard worden toegepast, dat de lades open en dicht kunnen en dat niet tevoren reeds was overeengekomen dat de deur 180º zou moeten kunnen scharnieren: [eiser] c.s. hebben de 180º-scharnieren pas later bijbesteld. Zij meent dat eventuele problemen met de ladekast hooguit kunnen zijn veroorzaakt door verkeerde montage door de installateur van [eiser] c.s.
4.17. Ook hier geldt dat indien en voor zover [eiser] c.s. erin slagen te bewijzen hun stelling dat [werknemer] heeft toegezegd dat zij een nieuwe kastdeur zouden krijgen, IKAR daaraan is gebonden. Dit bewijs zal aan hen worden opgedragen. Voor het geval zij daarin niet slagen, geldt het volgende. Uit de stellingen van [eiser] c.s. ter comparitie volgt dat zij achteraf 180º-scharnieren hebben besteld, omdat met de standaard scharnieren de ruimte tussen de laden en de geopende kastdeur maar net voldoende is en omdat dat ook overigens het gebruiksgemak van de keuken vergroot. Op grond hiervan moet worden geconcludeerd dat [eiser] c.s. geleverd hebben gekregen wat zij zijn overeengekomen. Dat zij, achteraf gezien, het gebruiksgemak van de ladekast onvoldoende achten, doet daaraan op zichzelf niet af. Niet in geschil is dat de laden van de kast - zij het met enige voorzichtigheid - gebruikt kunnen worden. In zoverre kan dan ook niet gezegd worden dat IKAR is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. In het verlengde hiervan komt ook de omstandigheid dat het aanbrengen van 180º-scharnieren tot zichtbare boorgaten van de oude scharnieren zou leiden, niet voor rekening van IKAR, evenmin als de beschadiging van de binnenkant van de deur door een lade. Aangezien de vordering van [eiser] c.s. (kennelijk) enkel strekt tot vervanging van de kastdeur, behoeven hun verdere klachten - beschadiging binnenladefront en ongelijk afstand tussen de binnenlades - geen (verdere) bespreking.
ad f. te zwakke koelkastscharnieren
4.18. In verband met de gemotiveerde betwisting door IKAR staat niet vast dat aan [eiser] c.s. onvoldoende draagkrachtige scharnieren voor de koelkastdeur zijn meegeleverd die wegens verbuiging vervangen moeten worden. [eiser] c.s. zullen deze stelling moeten bewijzen. De rechtbank is voornemens hiertoe een deskundige te benoemen. Mochten [eiser] c.s. erin slagen te bewijzen dat de scharnieren inderdaad zijn verbogen en vervangen moeten worden, dan zal IKAR op haar beurt moeten bewijzen dat die verbuiging hetzij door verkeerde montage door de installateur van [eiser] c.s. hetzij door overbelasting van de koelkastdeur is veroorzaakt.
ad g. doorbuigende onderplaten van de kasten belemmeren werking onderste laden.
4.19. Bij gebreke van betwisting door IKAR staat hierover op grond van de stellingen van [eiser] c.s. het volgende vast. Er is sinds eind 2004/begin 2005 sprake van zo ernstige vervorming/opbolling van de kastbodems dat de onderste lades niet goed meer werken. IKAR heeft in januari 2005 naar aanleiding van een klacht van [eiser] c.s. tevergeefs geprobeerd dit probleem te verhelpen door het vastmaken van de plinten aan de kastbodems. Dit probleem deed zich, zij het in geringere mate, al voor bij het installeren van de keuken in mei 2003. Toen kon het probleem op aanwijzing van IKAR worden opgelost door de ladegeleiders van de onderste laden iets hoger te monteren, maar inmiddels biedt dat geen soelaas meer. Als oorzaken van dit probleem noemen [eiser] c.s., onder verwijzing naar het tweede [deskundige] rapport, het gewicht van de keukenkasten en het aanrechtblad. Die zijn volgens hen te zwaar voor de bodems en de draag/pootconstructie is volgens hen ongeschikt. Zij wijzen op de - ook volgens hun installateur - vreemde plaats van de stelpoten: niet onder de zij- en tussenwanden maar in het midden. IKAR betwist dat sprake is van een constructiefout en ziet als oorzaak van het doorbuigen ondeugdelijke montage, ondeugdelijke instelling van de stelpoten of te zware belasting van de kasten door [eiser] c.s.
4.20. Het verweer van IKAR dat te laat over dit punt is geklaagd moet worden verworpen, reeds omdat zij zich in januari 2005 geroepen heeft gevoeld pogingen te ondernemen het probleem te verhelpen. Op grond van de omstandigheid dat het probleem zich meteen bij de installatie al heeft voorgedaan, wordt voorshands voldoende aannemelijk geacht dat de oorzaak, zoals [eiser] c.s. gemotiveerd hebben aangevoerd, de (onvoldoende draagkracht en stijfheid van de) constructie is. IKAR wordt toegelaten tot het tegenbewijs hiervan. Ook met het oog op dit tegenbewijs is de rechtbank voornemens zich te laten voorlichten door een deskundige.
volgorde getuigenbewijs
4.21. Zowel [eiser] c.s. als IKAR krijgt op een aantal punten (tegen-)bewijs opgedragen. De rechtbank stelt als efficiënte aanpak van de eventuele getuigenverhoren voor dat eerst de getuigen aan de zijde van [eiser] c.s. worden gehoord - zowel in enquête over het hun opgedragen bewijs als in contra-enquête over het aan IKAR opgedragen (tegen-)bewijs - en dat daarna de getuigen aan de zijde van IKAR zullen worden gehoord, zowel in contra-enquête over het aan [eiser] c.s. opgedragen bewijs als in enquête over het aan IKAR opgedragen (tegen-)bewijs. Als [eiser] c.s. na het horen van de getuigen aan de zijde van IKAR nog aanvullend getuigen wil horen in contra-enquête over door IKAR te leveren (tegen-)bewijs, zal hun dat worden toegestaan.
4.22. De partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
deskundigenbericht
4.23. Na afronding van de getuigenverhoren zal de rechtbank overgaan tot benoeming van een deskundige met betrekking tot het in rov. 4.18 en rov. 4.20 bedoelde bewijs en het bewijs dat de partijen verder nog door middel van een deskundigenbericht mochten wensen te leveren, indien en voor zover dat ook naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk. Verder zal de te benoemen deskundige zo nodig worden geraadpleegd over de in rov. 4.12 en 4.15 besproken aspecten van de zaak en over de mogelijkheden en kosten van herstel van punten waarop IKAR in het ongelijk mocht worden gesteld. Vooruitlopend op dit een en ander wordt aan de partijen verzocht zich in hun eerstvolgende processtuk uit te laten over het aantal en de perso(o)n(en) van de eventueel te benoemen deskundige(n) en, voor zover nu al mogelijk, over de aan deze(n) te stellen vragen. Het verdient de voorkeur indien de partijen met elkaar in overleg treden en met een gezamenlijk voorstel - in elk geval met betrekking tot de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) - komen. De partijen moeten erop voorbereid zijn dat een en ander tijdens een eventueel direct na een getuigenverhoor te houden comparitie (rov. 4.22) aan de orde zal worden gesteld.
4.24. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [eiser] c.s. op te bewijzen:
a. dat [werknemer] heeft toegezegd dat IKAR de kosten van het herstel van het beschadigde ladefront onder de magnetron/oven voor haar rekening zal nemen (rov. 4.5),
b. dat [werknemer] heeft toegezegd dat IKAR de kosten van het herstel van het beschadigde ladefront bij de muur voor haar rekening zal nemen (rov. 4.9),
c. dat [werknemer] heeft toegezegd dat het spuitwerk van hun keuken de bij het getoonde monster blijkende oneffenheden niet zou vertonen, dat [werknemer] herstel van het spuitwerk op kosten van IKAR heeft toegezegd dan wel dat zij binnen twee maanden na 2 mei 2003 bij IKAR hun beklag hebben gedaan over het spuitwerk (rov. 4.11),
d. dat [werknemer] heeft toegezegd dat IKAR op haar kosten een groter front voor onder de magnetron/oven zou leveren dan wel dat door de grotere ruimte onder de magnetron/oven de keuken niet beantwoordt aan de overeenkomst (rov. 4.15),
e. dat [werknemer] heeft toegezegd dat zij een nieuwe kastdeur voor de kast met de binnenladen zouden ontvangen (rov. 4.17),
f. dat de scharnieren van de koelkastdeur onvoldoende draagkrachtig zijn, daarom zijn doorgebogen en moeten worden vervangen (rov. 4.18),
5.2. laat IKAR toe tot
h. het (tegen)bewijs dat de beschadiging van het ladefront bij de muur niet al bij aflevering van het front bestond (rov. 4.9),
i. het bewijs - voor het geval komt vast te staan dat de scharnieren van de koelkast doorgebogen zijn en vervangen moeten worden - dat het doorbuigen van de koelkastscharnieren is veroorzaakt door overbelasting en/of de wijze van monteren ervan (rov. 4.18),
j. het (tegen)bewijs dat de oorzaak van de vervorming van de bodemplaten van de keukenkasten niet gelegen is in de (onvoldoende draagkracht en stijfheid van de) constructie (rov. 4.20),
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 maart 2007 voor uitlating door [eiser] c.s. en IKAR of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel en voor uitlating omtrent hetgeen is overwogen in rov. 4.15 (door [eiser] c.s.) en 4.23 (door beide partijen),
5.4. bepaalt dat [eiser] c.s. en IKAR, indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.5. bepaalt dat [eiser] c.s. en IKAR, indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen in de maanden april tot en met juni 2007 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald met inachtneming van hetgeen in rov. 4.21 is overwogen,
5.6. bepaalt dat deze getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. C.M.E. Lagarde in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2007.