Parketnummer : 05/900220-06
Datum zitting : 12 maart 2007
Datum uitspraak : 26 maart 2007
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rang/stand : sergeant,
rnr. : [nummer],
ingedeeld bij : [naam].
Raadsman: mr. A.A.J.L. van Elk de Freese, advocaat te Cuijk.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij een of meerdere malen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 3 september 2005 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, (telkens opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], te weten
- het vastpakken en/of vasthouden en/of strelen van de borsten van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van zijn (verdachte's) penis in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van (een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het vastpakken en/of vasthouden en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van zijn(verdachte's) penis in de mond van die [slachtoffer] heeft gepleegd,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
art 245 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 4 september 2005 t/m 30 november 2005 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], te weten
- het vastpakken en/of vasthouden en/of strelen van de borsten van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van zijn (verdachte's) penis in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van (een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het vastpakken en/of vasthouden en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van zijn(verdachte's) penis in de mond van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 12 maart 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.A.J.L. van Elk de Freese, advocaat te Cuijk.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen:
• [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, alsmede de ad informandum gevoegde feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van € 7.420,- (zevenduizendvierhonderdtwintig euro) wordt toegewezen eventueel te verminderen met reeds door verdachte ten behoeve van de benadeelde partij betaalde bedragen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot het toe te wijzen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het bijbehorende aantal dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing betreffende het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 1 is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zowel uit het studioverhoor van het slachtoffer als uit de verklaringen van de verdachte zowel bij de Koninklijke marechaussee als ter terechtzitting, komt op overtuigende wijze naar voren dat verdachte éénmaal, vóórdat [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaar bereikte, met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van [slachtoffer] is geweest ter stimulatie van haar clitoris. Tenlastegelegd is dat verdachte “(een) vinger(s) in de vagina heeft gebracht en/of gehouden”. Verdachte heeft bij de Koninklijke marechaussee weliswaar in concluderende zin verklaard dat hij met zijn vingers in de vagina is geweest, maar uit wat hij daarvóór verklaarde over de feitelijk door hem verrichte handeling, te weten dat hij met zijn vingers tussen de schaamlippen is geweest, is die conclusie van verdachte daarmee in tegenspraak.
Het brengen en/of houden van vinger tussen de schaamlippen kan immers niet gelijkgesteld worden aan het brengen en/of houden van (een) vinger(s) in de vagina, zoals tenlastegelegd. Schaamlippen worden aangemerkt als uitwendige geslachtsdelen en het met (een) vinger(s) gaan of blijven tussen de schaamlippen kan daarom niet leiden tot de conclusie dat in casu sprake is van het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het met (een) vinger(s) gaan in de vagina er wel toe leidt dat het lichaam wordt binnengedrongen.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 4 september 2005 t/m 30 november 2005 te [woonplaats], telkens buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], te weten
- het strelen van de borsten van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van zijn (verdachte's) penis in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van (een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het strelen van de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het brengen en/of houden van zijn(verdachte's) penis in de mond van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
Wat verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
“met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”,
meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van het/de feit(en)
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten, vooral ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 juni 2006;
- een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, Unit Arnhem, gedateerd 7 november 2006, betreffende verdachte;
- een briefrapport van de FPD Arnhem betreffende een voorgeleidingconsult, gedateerd 27 september 2006, betreffende verdachte; en
- een pro justitia psychologische rapportage van drs. H.M.J. Vandenboorn, GZ-psycholoog, gedateerd 9 februari 2007, betreffende verdachte, welke rapportage voor zover van belang onder meer inhoudt:
Betrokkene is niet lijdende aan een ziekelijke stoornis doch wel aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling met kenmerken van afhankelijkheid en een beperkte identiteit.
Deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde. Onderzoeker geeft de rechtbank in overweging betrokkene voor het hem ten laste gelegde (indien bewezen) te beschouwen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
De militaire kamer neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna drie maanden ontuchtige handelingen gepleegd met de inwonende dochter van zijn partner, waarbij meermalen volledige geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden met deze net twaalf jaar geworden dochter. In seksueel opzicht heeft verdachte met haar verkeer gehad als ware zij een volwassen vrouw.
Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit meisje op grove wijze geschonden, temeer nu een en ander plaatsvond binnen het gezinsverband waarin zowel verdachte als het meisje leefden. Juist binnen een gezin behoort een kind gevrijwaard te blijven van seksuele inbreuken op de lichamelijke integriteit.
Daarnaast had het grote leeftijdverschil verdachte moeten stimuleren in seksueel opzicht voldoende lichamelijke afstand tot het meisje te houden, omdat verdachte gezien dat leeftijdverschil geacht moet worden te weten hoe in de seksuele ontwikkeling van kinderen nieuwsgierigheid hun gedrag kan beïnvloeden.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging ter zake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaken welke door verdachte zijn erkend, voorzien van het parketnummer 05/900220-06, te weten:
• het op 18 mei 2006 voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp, categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie;
• het op 18 mei 2006 voorhanden hebben van vuurwapens/munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie.
De militaire kamer is – alle omstandigheden in aanmerking nemende - van oordeel dat voor afdoening van deze zaak oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf een geboden strafrechtelijke reactie is. De duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze straf dient van kortere duur te zijn dan door de officier van justitie gevorderd, alleen al omdat de militaire kamer verdachte vrijspreekt van het onder 1 tenlastegelegde.
De militaire kamer ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij FPK GGZE te [woonplaats], of een andere soortgelijke instelling.
De raadsman heeft verzocht verdachte een maximale taakstraf op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke vrijheidbenemende straf. De militaire kamer wijst dit verzoek af. Zij is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf niet toelaat.
De met ingang van 23 juni 2006 geschorste voorlopige hechtenis van verdachte behoort te worden opgeheven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, evenals de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft in overeenstemming met het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De militaire kamer acht voldoende bewezen dat [slachtoffer] door wat haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade.
De militaire kamer kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van €. 5.000,- (vijfduizend euro) aan schadevergoeding op zijn plaats is, welk bedrag door verdachte ook is erkend als aan het slachtoffer toegebrachte immateriële schade, zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer. Door verdachte is al een bedrag als schadevergoeding aan het slachtoffer vergoed. De militaire kamer gaat ervan uit dat ten hoogste een bedrag van € 2.940,- (tweeduizendnegenhonderdveertig euro) al door verdachte is vergoed, zodat minimaal nog een bedrag resteert van € 2.060,- (tweeduizendzestig euro). De militaire kamer zal dit bedrag toewijzen. Tevens zal worden bepaald dat dit toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis.
De vordering is voor zover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de militaire kamer de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de militaire kamer toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij FPK GGZE te [woonplaats] of een andere, vergelijkbare instelling, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het met ingang van 23 juni 2006 geschorste bevel voorlopige hechtenis van verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], te betalen € 2.060,- (zegge tweeduizendzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2007.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.060,-, subsidiair 41 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], te betalen € 2.060,-, (zegge tweeduizendzestig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 41 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
mr. E.A.A.M. Pfeil, vicepresident als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
kapitein ter zee mr. W.E. Louwerse, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.L. de Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2007.