Registratienummer: AWB 06/4665
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
de Raad van bestuur van de Centrale Organisatie Werk en inkomen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 11 augustus 2006.
Bij besluit van 19 januari 2006 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij behoort tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Zij behoort tot de arbeidshandicapcategorie matig en krijgt het advies dat zij in aanmerking komt voor begeleid werken.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit (verder: het bestreden besluit) heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen het bestreden besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 31 januari 2007. Eiseres is aldaar verschenen, bijgestaan door C.N.C. van de Par, begeleidster vanuit Ambulante Woonbegeleiding Siza Dorp Groep. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R.L.A.M. Stapert.
Eiseres komt op tegen het bestreden besluit, voor zover daarbij is gehandhaafd het advies dat zij in aanmerking komt voor begeleid werken.
De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of het advies begeleid werken het karakter heeft van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 11 van de Wsw luidt, voor zover van belang, met ingang van 1 januari 2005:
1. de Centrale organisatie werk en inkomen stelt van personen, die voor indicatie zijn aangemeld dan wel die zich daartoe hebben aangemeld bij beschikking vast:
a. of deze behoren tot de doelgroep;
b. nadat is vastgesteld dat een persoon tot de doelgroep behoort:
1°. De geldigheidsduur van de indicatie;
2°. De indeling van de persoon in één van de arbeidshandicapcategorieën, die bepaald worden door de zwaarte van de aanpassing van de omstandigheden en de productiviteit.
(….)
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de bij of krachtens dit artikel aan de Centrale organisatie werk en inkomen of het college van burgemeester en wethouders opgedragen taak en de wijze van uitoefening daarvan.
Artikel 4, vijfde lid, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, Stb. 2004, 491 luidt:
5. De indicatie bevat bij een geïndiceerde tevens:
a. de arbeidshandicapcategorie waarin hij is ingedeeld;
b. de geldigheidsduur van de indicatie;
c. een advies over eventuele aanpassingen die in eerste aanleg noodzakelijk worden bevonden bij het verrichten van arbeid, en
d. een advies of hij in staat wordt geacht tot begeleid werken.
Artikel 1, eerste lid, van de Wsw bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders er zorg voor draagt dat het aan zoveel mogelijk ingezetenen, die blijkens een door de Centrale organisatie werk en inkomen afgegeven indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking, bedoeld in artikel 11 tot de doelgroep behoren, een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aanbiedt voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden. (….).
Artikel 3, tweede lid, van de Wsw bepaalt dat bij de aanpassing van de omstandigheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, rekening wordt gehouden met het advies ter zake dat in de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking is opgenomen.
De rechtbank overweegt dat artikel 11 van de Wsw en artikel 4, vijfde lid, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, aan verweerder slechts een bevoegdheid geven om het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de mogelijkheid tot begeleid werken. Steun voor deze uitleg van de artikelen kan worden gevonden in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 augustus 2006, LJN: AY 8139, r.o. 5.6, maar ook in de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet sociale werkvoorziening en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (TK 2003-2004, 29 225, nr. 3) op pagina 6 en de Nota naar aanleiding van het verslag bij deze wet (TK, 2003-2004, 29 225, nr. 6) op pagina 15.
Nu het bezwaarschrift van eiseres is gericht tegen een onderdeel van het besluit van 19 januari 2006 zonder bindend karakter in de zin van artikel 1:3 van de Awb, had verweerder het bezwaarschrift op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb niet-onvankelijk dienen te verklaren. Het bestreden besluit kan dan ook niet in stand blijven en het beroep dient gegrond te worden verklaard.
Doende hetgeen verweerder had behoren te doen, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de Centrale organisatie werk en inkomen het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 38,- aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Christiaanse, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2007.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.