ECLI:NL:RBARN:2007:BA0139

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145613
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkoop van een gestolen auto

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], schadevergoeding van de vennootschap onder firma Autoservice [gedaagde] V.O.F. en twee gedaagden, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], na de aankoop van een auto die later als gestolen bleek te zijn geregistreerd. Eiser had de auto op 15 december 2000 gekocht van [gedaagde sub 2], die de auto eerder had aangeschaft van een derde partij. Eiser stelde dat hij de auto niet meer kon gebruiken omdat deze door de politie in beslag was genomen en dat de gedaagden wanprestatie hadden gepleegd door hem een auto te verkopen waarvan zij wisten of hadden moeten weten dat deze mogelijk gestolen was.

De rechtbank oordeelde dat de vraag of eiser had gecontracteerd met [gedaagde sub 2] of met de VOF cruciaal was voor de beoordeling van de vordering. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde sub 2] de contractspartij was en dat zij tekort was geschoten in haar zorgplicht jegens eiser. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde sub 2] onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van de auto en dat zij eiser had moeten waarschuwen over de mogelijke risico's van de aankoop.

De rechtbank oordeelde dat de tekortkoming aan [gedaagde sub 2] kon worden toegerekend en dat zij gehouden was om de schade te vergoeden. Eiser vorderde een bedrag van EUR 4.537,80, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat eiser deze niet voldoende had onderbouwd. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling van de schadevergoeding, waarbij partijen in de gelegenheid werden gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over de dagwaarde van de auto ten tijde van de inbeslagname.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 145613 / HA ZA 06-1665
Vonnis van 21 februari 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. F. Lewin te Hardinxveld-Giessendam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
AUTOSERVICE [gedaagde] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. J.A. Spigt,
gemachtigde eerder: mr. B. Koeten van DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk als Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. en afzonderlijk als de VOF, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 2] worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- het vonnis van de kantonrechter van 6 september 2006
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 4 mei 1999 heeft [gedaagde sub 2] een Mercedes, bouwjaar 1988, type 200, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht van de heer W.R. [betrokkene 2] in [woonplaats].
2.2. Op 15 december 2000 heeft [eiser] de auto voor een bedrag van fl.10.000,00 (thans € 4.537,80) gekocht. Bij de hieraan voorafgaande onderhandelingen heeft [eiser] met [gedaag[gedaagde sub 2] gesproken.
2.3. Op 13 december 2003 heeft de politie in Duitsland [eiser], tijdens een reis naar Roemenië, van de weg gehaald, omdat de auto als gestolen stond gesignaleerd.
2.4. De Duitse politie heeft [eiser] documenten overhandigd, die [eiser] als productie 2 bij de dagvaarding heeft overgelegd. Het gaat om een twee “Verzeichnisse” en een “Zustellungsvollmacht” allen gedateerd 13 december 2003. In de “Verzeichnis über beschlagnahmte, sichergestellte bzw. in Verwahrung genommene Gegenstände” van de Kriminalpolizeiinspektion d.d. 13 december 2003 staat onder meer:
Anlaß/Grund:
Verdacht des Diebstahls, Hehlerei
Tag/Uhrzeit der Maßname: 13.12.2003, 09:46 Uhr
Aufstellung des Gegenstände:
1) Fahrzeugart: PKW KZ: [kenteken] FIN: [typenummer]
Hersteller: Mercedes Typ: 200 D
Km-stand: Farbe: Grün (…)
2.5. De door [eiser] en de heer [betrokkene] van de politie ondertekende “Zustellungsvolmacht” vermeldt onder andere:
Beschuldigter [eiser], [voornaam] (…). Ich erteile hiermit unwiderruflich die Volmacht zum Empfang gerichtlicher Ladungen oder Zustellungen an Hernn/Frau/Frl. (…). Ich wurde darauf hingewiesen, daß die gesetzlichen Fristen bereits mit dem Tage der Zustellung an den Bevöllmachtigten zu laufen beginnen. Einen Abdruck dieser Volmacht habe ich erhalten.
2.6. Op 16 september 2005 heeft [eiser] Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. in gebreke gesteld en Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. verzocht door hem geleden schade te betalen.
2.7. Bij brief van 20 september 2005 schrijft mr. Lewin, de advocaat van [eiser], aan de VOF:
Zoals u weet, is in Duitsland de Mercedes in beslag genomen en is de heer [eiser] per trein teruggekomen. Dat er aanzienlijke schade is, mede omdat alle goederen in de auto ook in beslag genomen werden genomen, is duidelijk. Deze goederen zijn thans weer vrijgegeven, doch dit ophalen vormt weer een nieuw probleem. Op verzoek van de heer [eiser] sluit ik hierbij een concept dagvaarding in (…).
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 4.537,80, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de vervaldata van de facturen, met dien verstande dat de hoofdsom en de rente samen niet meer bedragen dan EUR 5.000,00. Tevens vordert [eiser] dat Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. zal worden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten ad EUR 601,28 en de kosten van het geding.
3.2. [eiser] stelt dat Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. hem een auto heeft verkocht die hij niet meer kan gebruiken, omdat deze door de politie in beslag is genomen en is overgedragen aan de verzekeringsmaatschappij. Aldus heeft Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. jegens hem wanprestatie heeft gepleegd. Volgens [eiser] is Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. gehouden de schade die hij hierdoor heeft geleden te vergoeden.
3.3. Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. betwist dat zij de gevorderde bedragen verschuldigd is en voert daartoe verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. heeft primair aangevoerd dat [eiser] geen vordering wegens wanprestatie kan hebben op de VOF en [gedaag[gedaagde sub 2], omdat de overeenkomst tot koop en levering van de auto met [gedaag[gedaagde sub 2] is gesloten; het was haar auto en tijdens de verkooponderhandelingen is dat ook aan [eiser] verteld. [eiser] erkent dat hem is medegedeeld dat het “de auto van mevrouw” was, maar stelt dat hij zaken heeft gedaan met de VOF.
4.2. De eerste vraag is dus of [eiser] heeft gecontracteerd met [gedaagde sub 2] of met de VOF. Het antwoord op die vraag hangt af van hetgeen [eiser] en [gedaagde sub 2], die bij de koop betrokken was, jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde sub 2] [eiser] heeft verteld dat het om de auto van mevrouw ging. Dat wordt ondersteund door een door [eiser] overgelegde kopie van een tenaamstelling van 4 mei 1999 (productie 1 bij de dagvaarding). Uit deze feiten leidt de rechtbank af dat [gedaagde sub 2], als natuurlijk persoon, de contractspartij van [eiser] is. [eiser] stelt weliswaar dat hij zaken heeft gedaan met de VOF, maar noemt geen feiten en omstandigheden die dat ondersteunen. De conclusie is dus dat [eiser] en [gedaagde sub 2] een overeenkomst tot koop en levering van de auto hebben gesloten.
4.3. Tussen partijen staat vast dat [eiser] de auto op normale wijze, dat wil zeggen om aan het verkeer deel te nemen, wilde gebruiken. Bij de verkoop van de auto aan [eiser] heeft de heer Ruiter immers medegedeeld dat de auto “in prima staat” was. [eiser] stelt dat hij de auto niet meer kan gebruiken, omdat deze als gestolen stond geregistreerd, in beslag is genomen en aan een ander in overgedragen. Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. betwist de inbeslagname van de auto. Waar [eiser] zijn stelling met producties onderbouwt (zie r.o. 2.4 en 2.5), motiveert Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. haar standpunt niet. Ook bestrijdt zij niet de inhoud van de door [eiser] overgelegde bescheiden. Aldus betwist Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. de stelling van [eiser] onvoldoende met redenen omkleed. Daarom moet als vaststaand worden aangenomen dat de auto in beslag is genomen, waardoor [eiser] deze niet meer in het verkeer kan gebruiken.
4.4. [eiser] verwijt [gedaagde sub 2] dat zij niet, althans onvoldoende zorgvuldig is geweest toen zij de auto zelf kocht. Volgens [eiser] heeft [gedaagde sub 2] de auto gekocht van de heer [betrokkene 2] op een woonwagenpark in [woonplaats]. Daarmee heeft zij het risico genomen dat zij een gestolen auto kocht en kan zij, naar [eiser] stelt, ook niet zonder meer als te goeder trouw worden aangemerkt.
Als onweersproken staat vast dat [gedaagde sub 2] de auto heeft gekocht op een woonwagenpark in [woonplaats] van [betrokkene 2], van wie gesteld noch gebleken is dat hij in de uitoefening van een bedrijf of beroep handelde. Nu [eiser] vraagtekens plaatst bij de goede trouw van [gedaagde sub 2] bij die koopovereenkomst is het volgens vaste jurisprudentie aan haar te stellen dat zij de kentekendocumentatie heeft onderzocht met het oog op de beschikkingsbevoegdheid van haar voorman, [betrokkene 2]. Mevrouw De Ruiter heeft op dit onderdeel niet aan haar stelplicht voldaan. Zij stelt enkel dat de tenaamstelling in orde was, maar dat is niet voldoende. Bij de koop van een tweedehands auto moet ten minste het volledige kentekenbewijs, bestaande uit de tenaamstelling (deel IB), deel Ia (voertuigbewijs) en deel II (overschrijvingsbewijs) worden onderzocht. Dat zij dat heeft gedaan, heeft zij niet gesteld en daarvan is ook anderszins niet gebleken. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 2] een verklaring heeft gevraagd voor de omstandigheid dat de auto slechts één maand (namelijk sinds 2 april 1999) op naam van [betrokkene 2] stond. Zij voert nog als verweer dat de auto niet als gestolen stond geregistreerd, maar zonder dat zij toelicht hoe zij die informatie heeft verkregen, kan dat haar niet baten. De conclusie is dus dat [gedaagde sub 2] - objectief gezien - onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld om er op te mogen vertrouwen dat haar voorman beschikkingsbevoegd was. De omstandigheid dat tijdens een politiecontrole omtrent het dragen van autogordels niet is opgemerkt dat de auto gestolen was, maakt niet dat [gedaagde sub 2] er van uit mocht gaan dat er met de auto niets aan de hand was. Gesteld noch gebleken is immers dat bij deze controle de auto zelf voorwerp van onderzoek is geweest.
4.5. Tegen deze achtergrond had [gedaagde sub 2] [eiser], van wie zij wist dat hij de auto in het verkeer wilde gebruiken, moeten waarschuwen over de herkomst van de auto. Zij had er immers rekening mee moeten houden dat zij [eiser] een auto doorverkocht die mogelijk gestolen was en die de rechtmatige eigenaar of de politie op enig moment zou kunnen opeisen. Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. heeft niet aangevoerd dat er omstandigheden zijn die, als zij zouden komen vast te staan, maken dat [eiser] zelf beter onderzoek had moeten verrichten bij de aankoop van de auto of uitdrukkelijk naar de herkomst van de auto had moeten vragen. Dit brengt mee dat [gedaagde sub 2] jegens [eiser] is tekort geschoten.
4.6. Het verweer van Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. dat zij niet is tekortgeschoten nu zij aan haar verplichting tot het leveren van auto heeft voldaan wordt verworpen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de auto is geleverd, terwijl de vordering van [eiser] daarop voorts niet is gebaseerd.
4.7. Ingevolge artikel 6:74 BW is [gedaagde sub 2] verplicht tot schadevergoeding, tenzij de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Voorzover zij zich er beroept dat de tekortkoming niet aan haar schuld te wijten is verwerpt de rechtbank dat verweer. Uit het enkele feit dat zij niet wist dat de auto als gestolen stond geregistreerd, volgt nog niet dat de tekortkoming niet aan haar schuld te wijten is. Nog afgezien daarvan heeft Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. voorts niet gesteld en onderbouwd dat de tekortkoming, gegeven de omstandigheden, ook krachtens de verkeersopvattingen niet voor haar rekening komt. De conclusie is dus dat de tekortkoming [gedaagde sub 2] kan worden toegerekend. Om die reden is zij gehouden om de schade te vergoeden.
4.8. [eiser] vordert betaling van het volledige aankoopbedrag van de auto, te weten EUR 4.537,80.
De rechtbank is evenwel met Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. van oordeel dat bij het vaststellen van de omvang van de schade rekening moet worden gehouden met waardevermindering van de auto. Omdat op basis van de voorliggende stukken onvoldoende zicht bestaat op dagwaarde van de auto ten tijde van de inbeslagname op 13 december 2003 zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich daarover bij akte uit te laten.
4.9. [eiser] vordert tevens vergoeding van de kosten van vervangend vervoer, maar biedt de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om deze kosten beoordelen. Hij legt zonder enige toelichting slechts enkele bescheiden over (productie 3 bij de dagvaarding), terwijl hij in de dagvaarding en in de conclusie van repliek ook niet een concreet bedrag noemt dat is begrepen in de gevorderde hoofdsom van maximaal EUR 5.000,00. De kosten voor vervangend vervoer komen dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.10. [eiser] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen. Nu er geen sprake is van facturen valt niet in te zien op welke ingangsdatum [eiser] doelt. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de nader te bepalen omvang van de schade daarom toewijzen met ingang van de dag van de dagvaarding.
4.11. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Voorzover [eiser] tevens aanspraak maakt op vergoeding van de kosten van procedure in Duitsland (inclusief reiskosten) overweegt de rechtbank dat deze kosten geen buitengerechtelijke kosten zijn. [eiser] had die kosten wel als schade kunnen worden vorderen, maar dat heeft hij nagelaten.
4.12. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 maart 2007 voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.8.
5.2. verstaat dat Autoservice [gedaagde] V.O.F. c.s. vervolgens op termijn van twee weken, op de akte van [eiser] zal kunnen reageren.
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2007.
Coll.: HL