ECLI:NL:RBARN:2007:BA0120
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een bedrag uit een schuldbekentenis en bewijsvoering omtrent de handtekening
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, staat de vraag centraal wie de handtekening onder een schuldbekentenis heeft gezet. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, eveneens wonende te [woonplaats], met betrekking tot een lening van EUR 100.000,-. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 22 maart 2006 de eiser opgedragen te bewijzen dat de handtekening op de schuldbekentenis van 4 december 2003, die niet van hem is, daadwerkelijk van de gedaagde is. Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord, waaronder de eiser en verschillende getuigen die betrokken waren bij de lening.
De eiser heeft verklaard dat hij de schuldbekentenis pas later heeft gezien en dat hij deze zelf had opgesteld. Hij heeft de gedaagde op 4 december 2003 EUR 50.000,- contant overhandigd, maar de gedaagde heeft verklaard dat hij de eiser op die datum nog niet kende. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de inconsistenties in de verklaringen van de eiser in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde de vordering niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken en dat er een vermoeden van juistheid bestaat van de door de eiser te bewijzen feiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagde de vordering tot betaling van EUR 50.000,- aan de eiser moet voldoen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op EUR 3.942,60. Dit vonnis is uitgesproken op 14 februari 2007 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.