4.9. De stelling wordt verworpen dat de Gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij niet van te voren bekend heeft gemaakt wanneer de ontruiming zou plaatsvinden. De wet kent niet de verplichting tot voorafgaande bekendmaking van het moment waarop de bestuursdwang ten uitvoer wordt gelegd en ook overigens zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden waaruit blijkt dat onzorgvuldig is gehandeld doordat in het onderhavige geval het moment van uitvoering niet van tevoren bekend is gemaakt.
Ariëns c.s. hebben een lijst in het geding gebracht, gedateerd 18 januari 2006, met daarop vermeld zaken die tijdens de ontruiming zouden zijn vernield en zaken die daarna zouden worden vermist. Ten aanzien van de stelling dat onzorgvuldig is gehandeld omdat materialen zijn vernietigd en verwijderd die niets te maken hadden met de betonmortelactiviteiten, wordt allereerst verwezen naar hetgeen hierover onder 4.7 is overwogen. De op de lijst staande (bouw)materialen worden in de last onder bestuursdwang genoemd en dienden derhalve te worden afgevoerd. Dit geldt ook voor eventuele (bouw)materialen die volgens Ariëns c.s. bestemd waren voor een in eigen beheer te bouwen stal, te meer nu de Gemeente tijdens het pleidooi onbetwist heeft aangevoerd dat Ariëns geen bouwvergunning voor een stal is verleend. Voorts heeft de Gemeente tijdens het pleidooi onbetwist gesteld dat Ariëns c.s. zelf alle waardevolle zaken hadden verwijderd voorafgaand aan de ontruiming en dat van alle zaken die nog op het terrein aanwezig waren de waarde na taxatie op nihil is gesteld. De zich op het terrein bevindende zaken behoefden daarom niet te worden opgeslagen maar konden ter recycling worden aangeboden. Ariëns c.s. hebben verschillende foto’s, offertes en verklaringen in het geding gebracht betreffende vernietigde en/of vermiste en/of beschadigde zaken. Hiermee hebben zij echter onvoldoende onderbouwd dat de afgevoerde materialen en machines een hogere dagwaarde hadden dan nihil en op kosten van de overtreder hadden moeten worden opgeslagen. Met in het geding brengen van offertes voor de aanschaf van machines wordt slechts de huidige aanschafprijs van nieuwe machines aangetoond en niet de dagwaarde van de afgevoerde machines. Ook uit de in het geding gebrachte verklaringen valt de dagwaarde van de verschillende productiemiddelen niet af te leiden. Ariëns c.s. moeten in hun financiële administratie stukken hebben waaruit de dagwaarde van de verschillende productiemiddelen is af te leiden. Deze stukken hebben zij echter niet in het geding gebracht. Voorts is uit de foto’s van de sluifsilo en de fundering van de varkensstal niet af te leiden of deze beschadigingen het gevolg zijn van de ontruiming, terwijl ook de hoogte van de door Ariëns geleden schade niet is gesteld. Gezien de gemotiveerde betwisting van de gemeente dat zij - kort weergegeven - bij het afvoeren van materialen en productiemiddelen onzorgvuldig heeft gehandeld en dat daardoor waardevolle zaken zijn zoekgeraakt of vernield, had het op de weg van Ariëns c.s. gelegen deze stelling nader te onderbouwen. Ariëns c.s. hebben dit nagelaten. Daarom wordt de stelling als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
De stelling dat niet alleen de toezichthouders, maar ook al het uitvoerend personeel zich voorafgaand aan de ontruiming had moeten legitimeren, vindt geen steun in het recht en ook overigens zijn geen omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden waaruit blijkt dat onzorgvuldig is gehandeld doordat het uitvoerend personeel zich niet heeft gelegitimeerd.
Voorts heeft Ariëns gesteld dat de Gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld nu zij bij de ontruiming - kort weergegeven - te veel personeel en te veel en te zwaar materieel heeft ingezet. Ter onderbouwing van deze stelling hebben Ariëns c.s. gewezen op de zaken die zij zelf al hadden afgevoerd en de hoogte van de offerte van sloopbedrijf Lambert. Echter uit het feit dat Ariëns c.s. - ook volgens de Gemeente - al een aanzienlijk deel van de ontruimingswerkzaamheden hadden verricht, kan niet worden afgeleid dat de Gemeente voor het resterende deel van de ontruiming te veel personeel en te veel en te zwaar materieel heeft ingezet. De door Ariëns in het geding gebrachte offerte van Lambert kan niet worden vergeleken met de rekening van Convoi nu de laatste firma aanzienlijk meer werk heeft verricht dan is geoffreerd door Lambert, waaronder het afvoeren van autowrakken en de bouwmaterialen. Voorts heeft Lambert geoffreerd op basis van de inzet van een shovel en een heftruck van Ariëns c.s. Voorts wijst de rechtbank erop dat de ontruiming van 07.30 uur tot 00.15 uur heeft geduurd, een gegeven dat niet valt te rijmen met de gestelde inzet van te veel personeel en te veel en te zwaar materieel. Na betwisting door de Gemeente heeft Ariëns haar stelling niet nader onderbouwd. Daarom zal deze stelling als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
De Gemeente heeft een offerte voor de ontruiming gevraagd aan Convoi, de hoofdaannemer van de ontruiming, voordat Ariëns c.s. de werkzaamheden aan Convoi hebben uitbesteed waaruit het juridisch geschil tussen hen is ontstaan. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat - zelfs indien Convoi onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens Ariëns c.s. - de Gemeente enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden doordat zij de opdracht voor de ontruiming Convoi heeft gegund. Dit geldt ook indien bij de Gemeente bekend was dat Ariëns c.s. en Convoi elkaars concurrenten zijn.
De stelling dat de werkzaamheden met een telekraan, een rupskraan en een vrachtwagen urenlang onmogelijk zijn gemaakt door de onzorgvuldige uitvoering van de bestuursdwang is niet onderbouwd en zal daarom worden gepasseerd.
Voorts wordt de stelling verworpen dat de Gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld bij de aanbesteding van de ontruiming. De Gemeente was niet verplicht tot een Europese aanbesteding van de ontruiming nu de waarde van de te verrichte diensten onder het daarvoor geldende drempelbedrag bleef. Voorts is gesteld noch overigens aannemelijk geworden dat Ariëns c.s. door deze wijze van aanbesteding zijn benadeeld. Dit geldt te meer nu de Gemeente drie bedrijven om een prijsopgave heeft verzocht, twee offertes heeft ontvangen en de opdracht aan het goedkoopste bedrijf heeft gegund.
Uit het voorgaande volgt dat Ariëns c.s. de stellingen dat de Gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld onvoldoende heeft onderbouwd, dan wel dat het verweer van de Gemeente wordt aanvaard dat de gestelde activiteiten geen onzorgvuldig handelen opleverden.