ECLI:NL:RBARN:2007:BA0051
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming in kort geding na echtscheiding
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Arnhem, heeft de voorzieningenrechter op 13 februari 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten. De eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. P.A.C. de Vries en advocaat mr. L.I. Shriber, vorderde ontruiming van de zolderverdieping en het koetshuis van een onroerende zaak, die aan de gedaagde, vertegenwoordigd door procureur mr. J.M. Bosnak en advocaat mr. H.J.M. van Arkel, was toegewezen in een echtscheidingsconvenant. De eiser stelde dat hij spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, omdat hij vreesde dat de gedaagde een recht op bewoning zou afdwingen in de lopende bodemprocedure, wat zijn positie zou verzwakken.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende waren om het spoedeisend belang van de eiser aan te nemen. De rechter overwoog dat de gedaagde, die sinds 2003 gebruik maakte van de zolderverdieping en het koetshuis, een woonrecht had dat losstond van de eigendomskwestie die in de bodemprocedure aan de orde was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser moesten worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot op dat moment waren begroot op EUR 1.067,00.
Dit vonnis benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in kort geding procedures en de scheiding tussen feitelijke situaties en juridische eigendomsrechten in het kader van echtscheidingen.