Verkort vonnis
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer : 05/930212-06
Datum zitting : 13 december 2006 en 21 februari 2007
Datum uitspraak : 7 maart 2007
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord,
Wilhelminastraat 16 te Arnhem.
Raadsman: mr. M.K. Rack, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegelaten vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 september 2006 te [woonplaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (verdachtes echtgenote) van het leven te beroven,
opzettelijk
A. de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht meer kreeg), althans bij de keel heeft gegrepen en/of
B. (met kracht) het lichaam en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of richting een brandend fornuis heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 3 september 2006 te [woonplaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] (verdachtes echtgenote) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
A. de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht meer kreeg), althans bij de keel heeft gegrepen en/of
B. (met kracht) het lichaam en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of richting een brandend fornuis heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 03 september 2006 te [woonplaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geknepen en/of gekrabd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 3 september 2006 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een keuken in een woning (gelegen aan [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een pan/fluitketel en/of een fornuis/kookplaat met behulp van terpentine en/of gas en/of een aansteker in brand heeft gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met terpentine en/of gas, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de pan/fluitketel en/of het fornuis en/of de kookplaat en/of de afzuigkap geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor overige inboedel in die keuken en/of (inboedel van) die woning en/of (inboedels van) aangrenzende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning aanwezige personen (te weten [slachtoffer] (verdachtes echtgenote) en/of [slachtoffer 2] (verdachtes dochter) en/of de in de aangrenzende panden aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 september 2006 te [woonplaats], grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam terpentine, althans een brandbare vloeistof, heeft gemorst op en/of (na)bij een in werking zijnd (brandend) gasfornuis, althans terpentine, althans een brandbare vloeistof, in de (directe) nabijheid heeft gehouden van een in werking zijnd (brandend) gasfornuis ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat het fornuis en/of de gaskookplaat en/of de afzuigkap en/of keukenkastjes geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en/of de inboedel(s) van aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woning aanwezige personen (te weten [slachtoffer] (verdachtes echtgenote) en/of [slachtoffer 2] (verdachtes dochter) en/of de in de aangrenzende panden aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 21 februari 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.K. Rack, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is tenlastegelegd en zal hem ook daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht bewezen dat er op 3 september 2006 door verdachtes toedoen brand is ontstaan in de keuken van zijn woning als gevolg waarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen is ontstaan. De rechtbank acht echter, mede gelet op de verklaring van verdachte met betrekking tot het ontstaan van de brand, niet bewezen dat verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Verdachte ontkent ten aanzien van feit 1 dat hij de keel van zijn echtgenote heeft dichtgeknepen, hij ontkent eveneens dat hij zijn echtgenote heeft vastgepakt en haar richting het brandende fornuis heeft geduwd.
De rechtbank acht de ontkennende verklaring van verdachte, gelet op de overige bewijsmiddelen, ongeloofwaardig en hecht meer waarde aan de consistente verklaring van aangeefster. Deze aangifte vindt ten aanzien van het dichtknijpen van de keel onder meer steun in de foto’s van het letsel, de medische informatie betreffende aangeefster, de verklaring van de dochter van aangeefster en verdachte en de in de aangifte vermelde opmerking van de verbalisant over het letsel van aangeefster. De aangifte vindt ten aanzien van het vastpakken van aangeefster en het duwen van haar richting het brandende fornuis onder meer steun in het proces-verbaal van de technische recherche met betrekking tot het losgetrokken gordijn.
De rechtbank bezigt ten aanzien van feit 1 subsidiair, gelet op bovenstaande, onder meer de aangifte van [slachtoffer] met de daarin opgenomen opmerking van de verbalisant over de geconstateerde afdruk in de hals van aangeefster, de foto’s van het bij aangeefster geconstateerde letsel, de medische informatie betreffende aangeefster, de verklaring van [slachtoffer 2] zijnde de dochter van aangeefster en verdachte en delen van de verklaring van verdachte tot het bewijs.
De rechtbank bezigt ten aanzien van feit 2 subsidiair onder meer de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van de technische recherche met betrekking tot de schade in de keuken en het aantreffen van een brandversnellend middel, de foto’s behorende bij eerder genoemd proces-verbaal van de technische recherche, de inhoud van de verkorte rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut en de bekennende verklaring van verdachte tot het bewijs.
De rechtbank acht bewezen dat:
hij op 3 september 2006 te [woonplaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] (verdachtes echtgenote) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk
A. de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen lucht meer kreeg), en
B. (met kracht) het lichaam en het gezicht van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en richting een brandend fornuis heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 03 september 2006 te [woonplaats], aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam terpentine heeft gemorst op een in werking zijnd (brandend) gasfornuis, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat het fornuis en de gaskookplaat en de afzuigkap en keukenkastjes gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en de inboedels van aangrenzende woningen en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen (te weten [slachtoffer] verdachtes echtgenote) en [slachtoffer 2] (verdachtes dochter) en de in de aangrenzende panden aanwezige personen ontstond.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
aan zijn schuld te wijten zijn van brand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
en
aan zijn schuld te wijten zijn van brand, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is gerapporteerd door J.R. Douglas Broers, psychiater, en P.K. Kristensen, psycholoog, respectievelijk gedateerd 12 februari 2007 en 13 februari 2007. Beide rapporteurs concluderen dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een persoonlijkheidsstoornis welke persoonlijkheidsstoornis van grote invloed is geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Rapporteurs zijn van oordeel dat de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd beschouwd kan worden.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 31 januari 2007; en
- een briefrapport van de Forensisch Psychiatrische Dienst Arnhem, betreffende verdachte, gedateerd 15 september 2006; en
- een adviesrapport schorsing van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 31 oktober 2006; en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 21 november 2006; en
- een pro justitia rapportage opgemaakt door J.R. Douglas Broers, psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 12 februari 2007; en
- een pro justitia rapportage opgemaakt door P.K. Kristensen, psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 13 februari 2007.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote en het is aan zijn schuld te wijten geweest dat er in de keuken van de gezamenlijke woning van verdachte en zijn echtgenote brand is ontstaan waardoor gemeen gevaar te duchten is geweest voor goederen en levensgevaar voor personen.
De rechtbank acht beide feiten bijzonder ernstig.
Verdachte heeft in de eerste plaats door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote. Voorts heeft verdachte door de brand in hun woning zichzelf, zijn echtgenote, hun in de woning aanwezig dochter en omwonenden in levensgevaar gebracht en is er gemeen gevaar voor goederen in de woning van verdachte en de aangrenzende woningen ontstaan. Een dergelijk feit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de omgeving van verdachte.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco uittreksel uit het documentatieregister heeft en dat uit de rapportages van J.R. Douglas Broers, psychiater, en P.K. Kristensen, psycholoog, blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar was.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, mede in aanmerking genomen hetgeen in de eerder genoemde rapportages van J.R. Douglas Broers, psychiater, en P.K. Kristensen, psycholoog, is overwogen ten aanzien van de strafoplegging, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan (een deels voorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank legt aan verdachte een enigszins lagere straf op dan door de officier van justitie geëist, aangezien de rechtbank brand door schuld bewezen heeft verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45, 57, 158, 302, 304, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 10 (tien) maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G. Perrick, rechter, als voorzitter,
mr. E.G. Smedema, rechter,
mr. J.B.J. Driessen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Graat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2007.