ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9884

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112756
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen voorschotbedrag inzake benoeming deskundige

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een bezwaar van de eiseres, Wellness Company Wasserbetten Metropole G.M.B.H., tegen het voorschotbedrag dat is vastgesteld voor de benoeming van een deskundige. De rechtbank had eerder op 17 januari 2007 ir. G.M.A. [deskundige] benoemd en het voorschot vastgesteld op EUR 20.000,00. Wasserbetten heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van dit voorschot, met argumenten die onder andere betrekking hebben op de financiële situatie van het bedrijf en de deskundigheid van de benoemde deskundige. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de bezwaren van Wasserbetten niet opwegen tegen de noodzaak van deskundigenonderzoek en dat de benoeming van een deskundige die aan de vereisten voldoet, essentieel is voor de voortgang van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Wasserbetten niet de mogelijkheid heeft om bij brief bezwaar te maken tegen de hoogte van het voorschot, aangezien hiervoor de mogelijkheid van hoger beroep openstaat. De rechtbank heeft de bezwaren van Wasserbetten tegen het voorschotbedrag als onoverkomelijk beschouwd en heeft besloten dat het eerder vastgestelde voorschotbedrag van EUR 20.000,00 in stand blijft, met aanpassing van de termijnen voor betaling. De rechtbank heeft ook bepaald dat Wasserbetten voor 1 maart 2007 het voorschot moet deponeren en dat de deskundige pas met zijn onderzoek kan beginnen na betaling van dit voorschot.

De rechtbank heeft de zaak op de rol geplaatst voor 27 juni 2007 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Wasserbetten of voor bepaling van de datum vonnis. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar op 7 februari 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 112756 / HA ZA 04-780
Vonnis van 7 februari 2007
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
WELLNESS COMPANY WASSERBETTEN METROPOLE G.M.B.H.,
gevestigd te Ludwigsburg, Duitsland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. E.M. van Orsouw te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eigennaam] ELECTRONICS B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. H.M. Korthuis te Doetinchem.
Partijen zullen hierna Wasserbetten en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 17 januari 2007. Nadat dat vonnis was gewezen, hebben partijen brieven naar de rechtbank gestuurd, waarop de rechtbank hierna in zal gaan. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
2.1. Bij het vonnis van 17 januari 2007 is ir. G.M.A. [deskundige] tot deskundige benoemd en het voorschot vastgesteld op EUR 20.000,00, te voldoen door Wasserbetten. De benoeming van de deskundige, in het bijzonder het vinden van een geschikte deskundige, heeft veel moeite gekost. Partijen hebben zich tot twee keer toe hierover kunnen uitlaten zonder dat dit heeft geleid tot het noemen van een deskundige die voldeed aan de vereisten om in deze zaak benoemd te kunnen worden.
2.2. Bij brief van 22 januari 2007 heeft mr. van Orsouw namens Wasserbetten de rechtbank laten weten bezwaar te hebben tegen de hoogte van het voorschotbedrag (‘Wasserbetten Metropole heeft één belangrijk bezwaar. Dat is de hoogte van het in het tussenvonnis genoemde voorschotbedrag van EUR 20.000,-’). Dit bezwaar is onderbouwd met verwijzingen naar eerdere onderzoeken die Wasserbetten heeft laten doen, de volgens haar betrekkelijk eenvoudige aard van het probleem, de omvang van het bedrijf van Wasserbetten die meebrengt dat zij niet op korte termijn EUR 20.000,00 kan opbrengen, en haar onbekendheid met de persoon en de deskundigheid van ir. [deskundige]. De bezwaren van Wasserbetten tegen het voorschotbedrag zijn onoverkomelijk en zij stelt voor het voorschot op EUR 5.000,00 te stellen.
2.3. Mr. Korthuis heeft namens [gedaagde] gereageerd bij brief van 24 januari 2007. Daarin geeft hij allereerst te kennen dat Wasserbetten formeel niet de mogelijkheid heeft bij brief bezwaar tegen de hoogte van het voorschot te maken, aangezien daarvoor de mogelijkheid van hoger beroep van het provisionele vonnis openstaat. Daarin heeft hij gelijk. Voor het overige geeft [gedaagde] te kennen de bezwaren van Wasserbetten niet te delen.
2.4. De rechtbank is van oordeel dat – daargelaten dat Wasserbetten niet bij brief kan klagen over de hoogte van het voorschot – de beslissing zoals neergelegd in het vonnis van 17 januari 2007 in stand dient te blijven met wijziging van de daarin genoemde termijnen. Daartoe overweegt zij het volgende.
2.5. De vergelijking met eerdere onderzoeken die Wasserbetten heeft laten doen, de vraag of het probleem van betrekkelijk eenvoudige aard is en de deskundigheid van ir. [deskundige] zijn op zichzelf kwesties waarvan de beoordeling deskundigheid eist die de rechtbank zelf niet bezit. Benoeming van een deskundige die deze kwesties wel kan beoordelen is echter een omweg die strijdt met de eisen van proceseconomie en die door de wetgever, blijkens de regels die gesteld zijn voor het deskundigenonderzoek niet gewild is.
2.6. Bij wijze van nadere toelichting heeft Wasserbetten op 25 januari 2007 geschreven dat haar bezwaar – anders dan met nadruk in haar brief van 22 januari 2007 is aangegeven – niet alleen de hoogte van het voorschot betreft, maar ook ‘de thans door de rechtbank benoemde deskundige indien deze van oordeel is dat hij het onderzoek niet voor een bedrag van EUR 5.000,00 kan verrichten.’
2.7. De rechtbank is zelf niet deskundig ten aanzien van deze onderzoeken en kan slechts volgen wat de wél deskundige ir. [deskundige] hierover aangeeft. Om vast te stellen of een deskundige die als voorschot een hoger bedrag noemt dan de namens Wasserbetten voorgestelde EUR 5.000,00 een voor deze zaak geschikte deskundige is, zou benoeming van een deskundige nodig zijn, waarvoor, zoals hiervoor overwogen is, geen ruimte is. Het betoog van Wasserbetten moet echter gepasseerd worden omdat de stelling dat een persoon die als voorschot een hoger bedrag noemt dan EUR 5.000,00 niet een voor deze zaak geschikte deskundige is, geen hout snijdt. Ze zegt immers niets over de geschiktheid van de deskundige.
2.8. Of Wasserbetten in staat is op korte termijn het voorschot te betalen, is in beginsel niet van belang voor de beantwoording van de vraag welke deskundige in deze zaak benoemd moet worden. Zolang het voorschot niet is betaald, behoeft de deskundige niet met zijn onderzoek te beginnen. De rechtbank zal een nieuwe termijn voor betaling van het voorschot stellen nu dit vonnis wordt uitgesproken op een datum die ligt na 31 januari 2007.
2.9. De slotsom is dat de rechtbank blijft bij hetgeen zij in het vonnis van 17 januari 2007 heeft beslist, met aanpassing van de termijnen zoals hieronder aangegeven.
3. De beslissing
De rechtbank,
rechtdoende,
3.1. bepaalt dat het onderzoek door ir. G.M.A. [deskundige], op de wijze zoals bevolen bij vonnis van 17 januari 2007, plaats zal vinden met inachtneming van de hierna te noemen termijnen,
3.2. bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.3. bepaalt dat Wasserbetten voor 1 maart 2007 (kopieën van) de overige processtukken en - voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zal doen toekomen,
3.4. bepaalt dat Wasserbetten voor 1 maart 2007 als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige EUR 20.000,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
3.5. verstaat dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.6. bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 13 mei 2007,
3.7. plaatst de zaak op de rol van 27 juni 2007 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Wasserbetten of voor bepaling datum vonnis,
3.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2007.