zaaknummer / rolnummer: 142761 / HA ZA 06-1197
Vonnis van 7 februari 2007
[qurator]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIMEC UITZENDBUREAU B.V.,
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.M. Bosnak,
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ATLANCO RIMEC GROUP L.T.D.,
gevestigd te Dublin,
gedaagde,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. J. Schoneveld te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna de curator en Atlanco Rimec Group genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 24 januari 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Rimec Uitzendbureau is op 4 augustus 1997 opgericht en maakt deel uit van de Atlanco Rimec Group. Haar enig aandeelhouder is sinds 12 augustus 1998 Atlanco Rimec Group.
2.2. Rimec Uitzendbureau draaide vanaf 2003 met verlies. Na een winst van EUR 65.150,00 te hebben behaald in 2001 en van EUR 66.654,00 in 2002, leed zij in 2003 EUR 40.151,00 verlies en in 2004 EUR 135.334,00.
2.3. Op 26 november 2004 heeft Atlanco Rimec Group als aandeelhouder van Rimec Uitzendbureau [voornaam] [betrokkene 1] benoemd als bestuurder van Rimec Uitzendbureau. Op 1 december 2004 en 17 januari 2005 hebben respectievelijk [betrokkene 1] en Rimec Uitzendbureau de arbeidsovereenkomst ondertekend.
2.4. Op 18 maart 2005 werd op initiatief van Atlanco Rimec Group de Nederlandse vestiging van de groep – het bedrijf van Rimec Uitzendbureau – gesloten. Het personeel werd ontslag aangezegd, de sloten werden vervangen en de inventaris werd verwijderd. Huur- en arbeidsovereenkomsten werden met onmiddellijke ingang opgezegd. Ten aanzien van de laatste heeft UWV een vordering ter verificatie ingediend in het faillissement van Rimec Uitzendbureau, dat in 2005 volgde (zie 2.12).
2.5. Naast de vordering van UWV liggen er in het faillissement vorderingen van crediteuren die na 18 maart 2005 geen betaling meer ontvingen. Wel heeft Rimec Uitzendbureau na die datum nog betalingen ontvangen.
2.6. Uit het handelsregister blijkt onder meer dat Rimec Uitzendbureau vanaf het boekjaar 2001 geen jaarrekeningen heeft gedeponeerd en dat sinds 1 december 2004 [voornaam] [betrokkene 1] haar enige bestuurder was.
2.7. Op 28 maart 2005 heeft [voornaam] [betrokkene 2] namens Rimec Uitzendbureau aan [betrokkene 1] geschreven:
As I advised all staff present during our meeting on 18th March 2005 Rimec BV is experiencing severe trading difficulties which have necessitated the ceasing of trading activities and left Rimec BV with no alternative but to cancel your employment contract with effect from 31st March 2005.
Rimec BV is continuing in it’s attempt to obtain payment from it’s client of the monies due to it and will make a payment of your salaries as and when funds become available.
2.8. Rimec Uitzendbureau schreef op 18 maart 2005 haar klanten dat zij haar bedrijfsactiviteiten beëindigde.
2.9. Op 18 maart 2005, een vrijdag, liet Martin Corrigan namens Atlanco Rimec Group aan [betrokkene 1] schriftelijk en in detail weten wat hij diende te doen om een onmiddellijke bedrijfssluiting te realiseren, ‘as discussed.’
2.10. [voornaam] [betrokkene 2] berichtte de bank van Rimec Uitzendbureau op 18 maart 2005 dat alleen door hem of [voornaam] [betrokkene 3] goedgekeurde transacties mochten worden afgehandeld.
Zij waren al in november 2004 volledig bevoegd om over de rekeningen van Rimec Uitzendbureau te beschikken, zoals blijkt uit een overzicht van ABN AMRO Bank d.d. 17 november 2004.
2.11. Na het ontslag van [betrokkene 1] is geen andere bestuurder aangesteld bij Rimec Uitzendbureau. Artikel 12 van de statuten van Rimec Uitzendbureau bepaalt dat bij ontstentenis van bestuurders ‘de persoon die daartoe door de algemene vergadering wordt benoemd, tijdelijk met het bestuur van de vennootschap belast.’
2.12. Rimec Uitzendbureau is op 1 juni 2005 failliet verklaard. De curator is als opvolger van Mr. A.M. de Gooijer tot curator benoemd.
2.13. De belastingdienst heeft een verhaalsonderzoek uitgevoerd naar [betrokkene 1] en geconstateerd dat hij eind 2004 niet over vermogen beschikte afgezien van het beperkte saldo op twee bankrekeningen.
3. De vordering
3.1. De curator vordert Atlanco Rimec Group te veroordelen aan hem te betalen het bedrag van de schulden, inclusief alle kosten van het faillissement, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten voldaan kunnen worden, welk bedrag zal worden vastgesteld in de verificatievergadering, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, met veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2. Hiertoe stelt de curator het volgende. Uit de feiten, vooral uit de door de curator daaruit afgeleide gegevens dat [voornaam] [betrokkene 2] en [voornaam] [betrokkene 3] alle betalingen waartoe [betrokkene 1] opdracht gaf, moesten goedkeuren vanaf diens indiensttreding en dat Atlanco Rimec Group de regie had in de bedrijfssluiting van Rimec Uitzendbureau, blijkt dat de feitelijke leiding van Rimec Uitzendbureau bij Atlanco Rimec Group lag. Na het ontslag van [betrokkene 1] heeft Atlanco Rimec Group niet in benoeming van een nieuwe bestuurder voorzien en moet zij, gelet op art. 12 van de statuten van Rimec Uitzendbureau als degene die de bestuurstaak waarnam, worden beschouwd. Als zodanig is zij volgens de curator krachtens art. 2:248 BW aansprakelijk voor het tekort in het faillissement.
4. Het verweer
4.1. Atlanco Rimec Group stelt dat [betrokkene 1] en zijn voorganger steeds zonder inmenging van de aandeelhouder Rimec Uitzendbureau hebben bestuurd. De bestuurders waren verantwoordelijk voor het deponeren van de jaarstukken; Atlanco Rimec Group heeft deze als aandeelhouder steeds tijdig goedgekeurd. [betrokkene 1] is op 18 maart 2005 niet ontslagen als statutair bestuurder; hem is meegedeeld dat op 31 maart 2005 zijn arbeidscontract zou eindigen, maar ook na die datum is hij verantwoordelijk gebleven voor het reilen en zeilen van Rimec Uitzendbureau. Noodzakelijkerwijs is Atlanco Rimec Group het bestuur gaan waarnemen toen [betrokkene 1] het liet afweten. Het faillissement was toen al onafwendbaar.
5. De beoordeling
5.1. Vooralsnog wordt door de stukken en het verhandelde ter zitting de juistheid van het standpunt van de curator bevestigd dat [betrokkene 1] op 18 maart 2005 per 31 maart 2005 als werknemer en als bestuurder is ontslagen. In het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe dat een brief als onder 2.7 geciteerd zonder nadere verklaring over de positie van [betrokkene 1] als bestuurder geacht moet worden ontslag uit beide functies in te houden (HR 15 april 2005, NJ 2005, 483 en 484). De conclusie van de curator is juist dat, als dit ontslag van [betrokkene 1] heeft plaatsgevonden, Atlanco Rimec Group, gelet op art. 12 van de statuten van Rimec Uitzendbureau moet worden beschouwd als degene die de bestuurstaak waarnam. Daarmee zou Atlanco Rimec Group – hetzij als bestuurder, hetzij op de voet van art. 2:248 lid 7 BW – de in art. 2:248 lid 1 BW bedoelde bestuurder zijn die zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van lid 2 van dat artikel – omdat de jaarstukken niet gedeponeerd waren (2.6) – en ten aanzien van wie vermoed wordt dat dit onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Dit maakt haar aansprakelijk jegens de boedel voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan (art. 2:248 lid 1 en 2).
5.2. Op dit punt voert Atlanco Rimec Group echter diverse verweren. Het eerste is dat [betrokkene 1] als statutair directeur is aangebleven na zijn ontslag als werknemer. Vooralsnog blijkt dit niet, maar Atlanco Rimec Group zal tot het bewijs van deze stelling worden toegelaten. Slaagt zij daarin, dan ontvalt de grond aan de vordering van de curator.
5.3. Het tweede verweer op dit onderdeel is dat de jaarstukken gereed lagen voor depot bij de Kamer van Koophandel, maar dat [betrokkene 1] heeft nagelaten hiertoe over te gaan. Dit is ter comparitie naar voren gebracht. Komt vast te staan dat [betrokkene 1] bestuurder was ten tijde van het faillissement, dan is deze stelling niet relevant in deze procedure. Slaagt Atlanco Rimec Group niet in het onder 5.2 bedoelde bewijs, dan is de stelling evenmin relevant, omdat het dan haar verantwoordelijkheid als bestuurder was om voor het deponeren te zorgen.
5.4. Slaagt Atlanco Rimec Group niet in haar bewijs, dan komt de vraag aan de orde of Atlanco Rimec Group moet worden toegelaten tot tegenbewijs tegen het onder 5.1 bedoelde vermoeden. Zij stelt, zij het in zeer algemene bewoordingen, dat onbehoorlijk bestuur niet de oorzaak van het faillissement is geweest. Dit acht de rechtbank gelet op de omstandigheden van deze zaak, waaronder het feit dat Atlanco Rimec Group geen Nederlandse vennootschap is en het gegeven dat de curator ter comparitie heeft verklaard dat Atlanco Rimec Group kennelijk de bedoeling had de sluiting van Rimec Uitzendbureau netjes af te handelen, voldoende om haar tot tegenbewijs toe te laten. Om proceseconomische redenen wordt zij reeds thans daartoe in de gelegenheid gesteld.
5.5. In dit verband is door Atlanco Rimec Group aangevoerd dat [betrokkene 1] zijn verantwoordelijkheid voor een behoorlijke afwikkeling niet heeft genomen en de onderneming zonder meer heeft stilgelegd. Hij zou bijvoorbeeld geen ontslagvergunningen hebben aangevraagd. Gelet echter op de onder 2.9 bedoelde brief (‘You will print out enough copies of the letter I forwarded to you on Rimec BV letterhead to send to the active temporary workers. You need to sign these and post the today (…). You will contact each worker by telephone and advise them that the company is ceasing to trade from Sunday’) en het ter comparitie verhandelde, gaat de rechtbank ervan uit dat dit verweer niet is gehandhaafd. Overigens geldt evenals ten aanzien van het onder 5.3 bedoelde verweer dat deze stelling van Atlanco Rimec Group niet van belang is omdat hetzij [betrokkene 1] als bestuurder tekortgeschoten is, hetzij Atlanco Rimec Group zelf als bestuurder verantwoordelijk was voor deze afwikkeling.
5.6. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. draagt Atlanco Rimec Group op te bewijzen dat [betrokkene 1] als statutair directeur is aangebleven na zijn ontslag als werknemer,
6.2. laat Atlanco Rimec Group toe om tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat onbehoorlijk bestuur door Atlanco Rimec Group een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van Rimec Uitzendbureau,
6.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 februari 2007 voor uitlating door Atlanco Rimec Group of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
6.4. bepaalt dat Atlanco Rimec Group, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.5. bepaalt dat Atlanco Rimec Group, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden april tot en met juni 2007 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
6.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2007.