ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9657

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
150159
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan de verkoop van een woning met betrekking tot het recht van gebruik en bewoning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, hebben eisers, bestaande uit de broers en zus van gedaagde, een kort geding aangespannen tegen gedaagde. De kern van het geschil betreft de zorg voor hun moeder, die tijdelijk in een verpleeghuis verblijft. Eisers stellen dat de zorg in het verpleeghuis onvoldoende is en dat gedaagde tekortschiet in haar rol als mentor. Gedaagde is van mening dat de opname van hun moeder in het verpleeghuis van tijdelijke aard is en dat zij beter thuis verzorgd kan worden. Ze betwist ook dat het recht van gebruik en bewoning van hun moeder is vervallen en is bereid de woning te kopen, mits zij mentor en bewindvoerder wordt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van partijen sinds juni 2005 in het verpleeghuis verblijft en dat de woning sindsdien leegstaat. De eisers vorderen onder andere dat gedaagde meewerkt aan de verkoop van de woning, die in economische eigendom aan hen is overgedragen, en dat zij haar aandeel in de kosten van de woning betaalt. De rechtbank oordeelt dat het recht van gebruik en bewoning van de moeder is geëindigd, omdat zij zich permanent in het verpleeghuis bevindt. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers toe, met uitzondering van de vordering tot betaling van de kosten door gedaagde, die wordt afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan door mr. J.D.A. den Tonkelaar op 6 februari 2007, waarbij de rechtbank de vorderingen van eisers grotendeels toewijst en gedaagde verplicht om mee te werken aan de verkoop van de woning.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 150159 / KG ZA 06-862
Vonnis in kort geding van 6 februari 2007
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
handelend zowel pro se als in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van zijn moeder mevrouw [betrokkene],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser sub 6],
wonende te [woonplaats],
7. [eiser sub 7],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. A.C. Zillinger Molenaar te Heerenveen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E.M. Mulder te Nijmegen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [gedaagde].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser] c.s.
- de pleitnota van [gedaagde] tevens houdende de eis in voorwaardelijke reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn de zus en de broers van gedaagde.
2.2. Bij akte van 26 juli 1990 hebben de ouders van eisers en gedaagde de door hen bewoonde woning aan de [adres] te [woonplaats] in economische eigendom overgedragen aan hun kinderen, onder voorbehoud van het recht van gebruik en bewoning. Bij akte van 31 mei 1996 heeft de gemeente [woonplaats] een perceeltje grond ter grootte van 0,55 are, gelegen voor de woning, in eigendom overgedragen aan eisers en gedaagde gezamenlijk. Dit perceeltje is nadien samen met het kadastrale nummer van de woning, hernummerd tot [woonplaats] H 1131. De woning met het bijbehorende perceeltje zal hierna worden aangeduid als de woning.
2.3. In voornoemde akte van economische eigendomsoverdracht is ten aanzien van het recht van gebruik en bewoning, voor zover in deze procedure relevant, bepaald:
1. Het recht eindigt bij het overlijden van de langstlevende van de verkoper, hierna ook te noemen “gebruiker”.
2. Wanneer de gebruiker het onroerend goed, waaromtrent het recht van gebruik en bewoning is voorbehouden, (nader te noemen: “de woning”) metterwoon verlaat en zich blijvend elders vestigt, eindigt het recht van gebruik en bewoning bij het verlaten van de woning. Onder verlaten valt niet de opname in een ziekenhuis of andere verpleeginrichting, zolang deze opname van tijdelijke aard is.
2.4. De vader van partijen is in 1993 overleden. Hun moeder (hierna te noemen: moeder) is in de woning blijven wonen. Na een val is moeder op 22 juni 2005 opgenomen in ziekenhuis De Tjongerschans in Heerenveen. Aansluitend aan de ziekenhuisopname verblijft moeder vanaf 18 augustus 2005 in verpleeghuis Talmahof te Emmeloord. De woning staat vanaf 23 juni 2005 leeg.
2.5. Bij beschikking van 6 september 2005 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle, is bewind ingesteld over het vermogen van moeder met benoeming van eiser sub 1 (hierna te noemen: [betrokkene 2]) tot bewindvoerder.
2.6. Eveneens bij beschikking van 6 september 2005 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle, is een mentorschap ten behoeve van moeder ingesteld en is [betrokkene 2] tot mentor benoemd. [gedaagde] heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 11 april 2006 voornoemde beschikking bekrachtigd.
2.7. Door het Centrum Indicatiestelling Zorg is aan moeder voor 2005 een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend. De feitelijke uitvoering en organisatie van de zorg heeft tot 23 juni 2005 gelegen bij [gedaagde]. Na opname van moeder in het ziekenhuis en aansluitend in verpleeghuis Talmahof is de indicatieve zorgtoekenning verleend tot 22 augustus 2005. De maandelijkse PGB voorschotten zijn door het Zorgkantoor in Zwolle tot en met september 2005 uitgekeerd op een bankrekening van [gedaagde]. De PGB voorschotten over oktober en november 2005 zijn door het Zorgkantoor gestort op een bankrekening van de bewindvoerder van moeder. De bewindvoerder heeft beide voorschotten aan het Zorgkantoor terugbetaald. Het Zorgkantoor vordert van moeder terugbetaling van de uitgekeerde voorschotten over de periode 22 augustus tot en met 30 september 2005.
2.8. Bij beschikking van 6 december 2006 heeft de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen, de bewindvoerder machtiging verleend voor het voeren van een gerechtelijke procedure tegen [gedaagde].
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiser] c.s. vordert
- veroordeling, op straffe van een dwangsom, van [gedaagde] om mee te werken
aan de verkoop van de woning via makelaarskantoor [betrokkene 3] te [woonplaats], tegen een
minimale koopsom van € 300.000,-;
- veroordeling, op straffe van een dwangsom, van [gedaagde] om, na verkoop van
de woning, mee te werken aan de notariële overdracht daarvan;
- bepaling dat, indien [gedaagde] geen medewerking verleent aan de overdracht
van de woning, dit vonnis in de plaats zal treden van haar medewerking;
- betaling door [gedaagde] van haar aandeel in de kosten die betrekking hebben op
de woning, gerekend vanaf 1 januari 2006 tot aan het moment van levering;
- veroordeling, op straffe van een dwangsom, van [gedaagde] tot betaling van een
bedrag van € 6.169,31 aan Achmea Zorgkantoor te Zwolle;
- veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] c.s. voert als grondslag voor de vorderingen het navolgende aan. Het verblijf van moeder in Talmahof, op grond van een verpleeghuisindicatie, is van permanente aard. Moeder kan, gezien haar psychische en fysieke gesteldheid niet meer terugkeren naar de woning in [woonplaats]. Het recht van gebruik en bewoning van moeder is dientengevolge komen te vervallen. De woning staat vanaf 23 juni 2005 leeg. Met uitzondering van [gedaagde] wensen alle kinderen dat de woning wordt verkocht. In 2005 en 2006 zijn kosten gemaakt onder meer voor het onderhoud van de woning. Deze kosten dienen door alle (economische) eigenaren gezamenlijk betaald te worden. Elk van hen heeft zijn aandeel voldaan, uitgezonderd [gedaagde].
3.3. Ten aanzien van de vordering tot betaling van het door het Zorgkantoor teruggevorderde voorschot PGB over de periode 22 augustus tot en met 30 september 2005 stelt [eiser] c.s. dat [gedaagde] daartoe gehouden is, nu dit voorschot ten behoeve van moeder onverschuldigd is uitgekeerd op de bankrekening van [gedaagde].
3.4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij heeft ter zitting verklaard dat de opname van moeder in verpleeghuis Talmahof van tijdelijke aard is. De zorg voor moeder in Talmahof is naar haar zeggen onvoldoende en [betrokkene 2] schiet tekort in zijn taken als mentor van moeder. [gedaagde] is van mening dat moeder beter thuis in [woonplaats] door haar verzorgd kan worden. Het recht van gebruik en bewoning van moeder is naar haar zeggen niet vervallen en de woning mag niet worden verkocht. Zij is bereid de woning te kopen om moeder daar te verzorgen, op voorwaarde dat zij mentor van moeder en bewindvoerder over haar vermogen wordt. Voorst betwist zij de ter zake van de woning gemaakte kosten.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. [gedaagde] vordert voorwaardelijk, in geval de vordering van [eiser] c.s. tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning wordt toegewezen, te bepalen dat de verkoop zal geschieden via een door de voorzieningenrechter aan te wijzen makelaar. Zij stelt geen vertrouwen te hebben in de door [eiser] c.s. aangewezen makelaar.
4.2. [eiser] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
De vorderingen met betrekking tot de (kosten van de ) woning
5.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen en standpunten van eisers. Uit de overgelegde producties en hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, is voldoende aannemelijk geworden dat moeder permanent verblijft in verpleeghuis Talmahof. Niet, althans onvoldoende gesteld of gebleken is dat de verzorging van moeder niet goed is en het verblijf aldaar niet in het belang van moeder is. Daartegenover staat enkel de mening van [gedaagde] dat het beter voor moeder is dat zij thuis in [woonplaats] door [gedaagde] wordt verzorgd. Dit is, mede gelet op de overige omstandigheden, vooralsnog onvoldoende om aan te nemen dat de opname van moeder in Talmahof van tijdelijke aard is of behoort te zijn. Dit betekent dat, nu moeder de woning metterwoon verlaten heeft en zich blijvend gevestigd heeft in Talmahof, het recht van gebruik en bewoning is geëindigd.
5.2. Eisers hebben, mede gelet op de kosten van onderhoud voor de leegstaande woning, hun belang bij verkoop daarvan voldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van [gedaagde] dat [betrokkene 2] in strijd met het belang van moeder, zijn eigen belang bij verkoop van de woning laat prevaleren, doet daaraan niet af. [gedaagde] heeft slechts gesteld dat daarvan sprake is, doch zij heeft haar stelling in het geheel niet onderbouwd. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot medewerking aan de verkoop van de woning hierna worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en het totaal zal worden gemaximeerd. Tevens zal worden bepaald dat, indien [gedaagde] geen medewerking verleent aan de levering van de woning, dit vonnis in de plaats zal treden van die medewerking. Gelet daarop zal de vordering tot medewerking aan de overdracht van de woning op straffe van een dwangsom hierna worden afgewezen.
5.3. De volgens [eiser] c.s. in 2005 gemaakte kosten met betrekking tot de woning zijn voldoende gebleken uit de overgelegde producties. [gedaagde] is als mede-eigenaar van de woning gehouden haar aandeel in deze kosten te voldoen. Na vermindering van eis vordert [eiser] c.s. betaling van een bedrag van € 412,20 voor 2006 en een bedrag van € 34,35 per maand vanaf 1 januari 2007 tot aan de verkoop en overdracht van de woning. De vordering zal worden toegewezen als na te melden.
De vordering ten aanzien van de PGB voorschotten
5.4. Het Zorgkantoor vordert van moeder betaling van een bedrag van € 6.169,31, zijnde de onverschuldigd uitgekeerde voorschotten over de periode 22 augustus tot en met 30 september 2005. Deze voorschotten zijn gestort op een bankrekening van [gedaagde]. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend voornoemd bedrag ten behoeve van moeder op haar rekening te hebben ontvangen. Voorts heeft zij voornoemde vordering van het Zorgkantoor op moeder erkend. Zij is van mening dat zij, met een beroep op verrekening van een vordering die zij op moeder heeft, niet gehouden is het bedrag terug te storten. [gedaagde] stelt een vordering op moeder te hebben van € 11.405,83. Na verrekening daarvan stelt zij per saldo nog een bedrag van € 5.236,52 te vorderen te hebben van moeder.
5.5. Het Zorgkantoor heeft een vordering op moeder die moeder erkent. [eiser] c.s. stelt dat [gedaagde] moeder benadeelt door het van het Zorgkantoor ontvangen bedrag, zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich te houden. Deze stelling is juist. Met het voorschotbedrag van het Zorgkantoor dat moeder - uiteindelijk- niet toekomt is [gedaagde], die van deze situatie op de hoogte is, ongerechtvaardigd verrijkt ten nadele van moeder die een corresponderende schuld aan het Zorgkantoor heeft. [gedaagde] stelt dat zij een tegenvordering op moeder heeft. In beginsel kan zij daardoor aanspraak maken op verrekening. Echter het bestaan en de omvang van de door [gedaagde] gepretendeerde tegenvordering op moeder, zijn tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiser] c.s. niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat haar geen beroep op verrekening toekomt. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot (terug)betaling door gedaagde aan het Zorgkantoor, waarvan het bestaan en de omvang door [gedaagde] niet is betwist, worden toegewezen als na te melden. Tevens bestaat aanleiding de gevorderde dwangsommen toe te wijzen en te maximeren. Anders dan [gedaagde] heeft gesteld sluit artikel 611a Rv volgens vaste jurisprudentie het opleggen van een dwangsom niet uit in geval van veroordeling tot afgifte van eens anders penningen, waarvan in het onderhavige geval sprake is.
5.6. Gelet op de familierechtelijke betrekkingen tussen partijen zullen de proceskosten
tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in voorwaardelijke reconventie
6.1. [gedaagde] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij uitsluitend bezwaar heeft tegen het feit dat haar broer [naam] makelaar [betrokkene 3] heeft aangewezen omdat het vertrouwen in haar broer diep geschokt is. Nu niet gesteld of gebleken is van enig bezwaar tegen makelaar [betrokkene 3], bestaat vooralsnog geen aanleiding een andere makelaar aan te wijzen. De vordering zal dan ook hierna worden afgewezen.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt [gedaagde] om samen met eisers de woning met de daarbij behorende strook grond te koop aan te bieden via makelaarskantoor [betrokkene 3] te [woonplaats] en te gedogen dat de woning wordt verkocht voor een koopsom die tenminste EUR 300.000,- k.k. zal bedragen,
7.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 7.1. bepaalde, aan [eiser] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-, tot een maximum van EUR 100.000,-,
7.3. bepaalt dat indien [gedaagde] niet op eerste uitnodiging haar medewerking verleent aan de overdracht van de woning, dit vonnis in de plaats zal treden van haar medewerking ter inschrijving in de openbare registers,
7.4. veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van EUR 6.169,31 te betalen aan Achmea Zorgkantoor te Zwolle, op rekeningnummer 3013.77.707 onder vermelding van nummer 3510075300,
7.5 bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 7.4. bepaalde, aan [eiser] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 100,- met een maximum van EUR 10.000,-,
7.6. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.8. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.9. wijst de vorderingen af,
7.10. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 6 februari 2007.