ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9608

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103469
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na bouwschade aan woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 31 januari 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagden, waarbij eiseres schadevergoeding vorderde wegens schade aan haar woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade is ontstaan door toedoen van Bouwbedrijf G. [gedaagde] op of omstreeks 20 december 2000. De schade is door een deskundige, de heer [betrokkene], begroot op een totaalbedrag van EUR 13.358,73 inclusief BTW. De deskundige heeft zijn begroting onderbouwd met een gedetailleerde analyse van de schade, die onder andere scheurvorming in de buitengevel en binnenmuren omvatte. Eiseres heeft betoogd dat de begroting van de deskundige niet voldoende was onderbouwd met een aanbod van een aannemer, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige een onafhankelijke en deskundige beoordeling heeft gegeven, die door de rechtbank wordt gevolgd. De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot schadevergoeding toegewezen, maar de gevorderde rente vanaf 20 december 2000 is slechts toegewezen vanaf de datum waarop de schade door de deskundige is begroot, te weten 16 augustus 2006. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het uitgangspunt dat eiseres in de vermogensrechtelijke positie moet worden gebracht waarin zij zich zou hebben bevonden zonder de schadetoebrengende gebeurtenis, maar dat zij niet mag worden bevoordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 103469 / HA ZA 03-1413
Vonnis van 31 januari 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. R.L. Beckers,
advocaat mr. J.J. Weldam te Utrecht,
tegen
1. de vennootschap onder firma
V.O.F. BOUWBEDRIJF [naam],
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. H. Stroeve te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2006
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] c.s.
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis van 3 mei 2006 heeft de rechtbank een onderzoek bevolen door de deskundige de heer [betrokkene] van het kantoor [naam]. De deskundige is gevraagd een begroting te maken van de kosten van herstel van de schade aan de woning van [eiseres], welke schade volgens de deskundigenrapportage en de aanvullende berichten van IFCO Funderingsexpertise (hierna ‘IFCO’) moeten worden toegerekend aan Bouwbedrijf G. [gedaagde]. De deskundige is verzocht om bij het opstellen van zijn begroting geen rekening te houden met verrekening van “nieuw voor oud” en voorts om zijn begroting te staven met het aanbod van een goed bekend staande aannemer om het werk uit te voeren voor het begrote bedrag.
2.2. De heer [betrokkene] heeft een deskundigenbericht opgesteld, gedateerd op 17 augustus 2006. Samengevat komt hij tot de volgende bevindingen.
De aan Bouwbedrijf G. [gedaagde] toe te rekenen schade is op te delen in drie onderdelen.
1. scheurvorming in het schoonmetselwerk van de buitengevel
2. scheurvorming in de binnenmuren, met tot gevolg:
3. scheurvorming in de wandafwerking (behang en tegelwerk)
Het eerste onderdeel heeft betrekking op de scheur in de rechter zijgevel van de aanbouw (genoemd in punt 8 op pagina 7 van de rapportage van IFCO). De deskundige komt, samengevat, tot de conclusie dat deze scheur kan worden gerepareerd door middel van wapening en het aanbrengen van steenpasta voor EUR 1.309,00 inclusief BTW.
Het tweede onderdeel heeft betrekking op scheuren in de binnenmuren in de woonkamer, de berging, de hal en het trapgat (genoemd in de punten 10, 11, 14, 15, 16 en 18 van de rapportage van IFCO). De deskundige stelt voor dat die scheuren worden gevuld en dat de stuclaag wordt bijgewerkt. De kosten daarvan begroot hij op EUR 1.450,37 inclusief BTW.
Het derde onderdeel ziet op de wandafwerking in de gang en het trapgat, de woonkamer en berging. De deskundige stelt voor dat het behang in de gang, het trapgat en de woonkamer wordt vervangen en dat het tegelwerk in de berging – door over de tegels heen nieuw tegelwerk aan te brengen – wordt vernieuwd. De kosten daarvan raamt hij op totaal EUR 8.923,84 inclusief BTW (EUR 2.496,27 + EUR 3.372,37 + EUR 3.055,20, alles inclusief BTW). Ten slotte heeft de deskundige een post ‘bijkomende kosten’ in zijn begroting opgenomen van EUR 1.675,52 inclusief BTW, voor verplaatsing en afdekking van meubilair en schoonmaak.
De begroting van de deskundige komt met het bovenstaande op een totaalbedrag van EUR 13.358,73 (inclusief BTW). De deskundige sluit zijn deskundigenbericht af met de mededeling dat de door hem begrote uurtarieven en staartkosten conform het prijspeil zijn zoals dat door het, door hem benaderde en goed bekende staande, aannemersbedrijf Rendon Groep te Arkel wordt gehanteerd.
2.3. Bij conclusie hebben beide partijen hun zienswijze gegeven op het deskundigenbericht. [gedaagde] c.s. refereert zich aan het oordeel van de deskundige over de omvang van de schade. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat [eiseres] moet worden veroordeeld in de proceskosten, dat geen plaats is voor vergoeding van de door [eiseres] gevorderde rente en dat de buitengerechtelijke kosten eveneens moeten worden afgewezen.
2.4. [eiseres] is het op een aantal onderdelen oneens met de bevindingen van de deskundige. Zij voert ten eerste aan dat hij zijn deskundigenbericht ten onrechte niet heeft gestaafd met het aanbod van een goed bekend staande aannemer om de werkzaamheden uit te voeren voor het door hem begrote bedrag. [eiseres] heeft een offerte van B.V. Aannemingsmaatschappij [naam] te [woonplaats] (hierna ‘[naam]’) in het geding gebracht, waaruit is af te leiden dat die aannemer de scheuren wil repareren voor EUR 23.394,01 inclusief BTW en dat hij nog een aantal extra, in de offerte genoemde, werkzaamheden wil verrichten voor EUR 4.225,70 inclusief BTW.
2.5. De rechtbank overweegt als volgt. Er dient te worden vooropgesteld dat de heer [betrokkene] door de rechtbank is benoemd als onafhankelijk deskundige en dat beide partijen hebben ingestemd met zijn benoeming. Reeds om die reden zal in beginsel de begroting van de deskundige worden aangehouden, waar de offerte van [naam] – welke aannemer bovendien eenzijdig door [eiseres] is ingeschakeld – daarvan afwijkt.
2.6. Dat de begroting van de deskundige, zoals [eiseres] aanvoert, niet is gestaafd met het (concrete) aanbod van een aannemer om het werk tegen het begrote bedrag uit te voeren, maakt het bovenstaande niet anders.
De rechtbank acht afdoende dat Rendon Groep te Schiedam, onbetwist een goed bekend staande aannemer, op verzoek van de deskundige heeft laten weten dat de in het deskundigenbericht opgenomen werkzaamheden tegen de door de deskundige genoemde tarieven en staartkosten (prijspeil 2006) kunnen worden verricht. [eiseres] heeft niet weersproken dat de door de deskundige genoemde en door Rendon Groep onderschreven uurtarieven en staartkosten redelijk zijn. Weliswaar hanteert [naam] kennelijk een ander percentage voor staartkosten (23% voor ‘Algemene kosten, AK, Winst en Risico’) dan de deskundige heeft opgenomen ( AK&WR 10%) maar [eiseres] stelt niet dat van het eerste percentage moet worden uitgegaan.
De rechtbank leidt uit de offerte van [naam] af dat deze voor vergelijkbare werkzaamheden kennelijk meer uitvoeringstijd incalculeert en/of van andere werkmethoden uitgaat dan de deskundige. Het repareren van de buitengevel doet zij bijvoorbeeld met ‘wokkels en steenpasta’ voor EUR 1.000 waar de deskundige voor ‘wapening en elastische steenpasta’ EUR 650 begroot. Ook op andere plaatsen wijkt de offerte van [naam] af van de begroting van de deskundige. Mede gelet op hetgeen de rechtbank onder 2.5 heeft overwogen, vormt dit echter geen aanleiding om van de begroting van de deskundige af te wijken, temeer nu de meeste meerkosten door [eiseres] niet nader zijn onderbouwd.
2.7. [eiseres] noemt, onder verwijzing naar de offerte van [naam], voorts drie werkzaamheden die door de deskundige niet zijn begroot, naar haar mening ten onrechte. Zij stelt zich ten eerste op het standpunt dat de scheur in de buitengevel doorloopt achter het boeideel en dat deze ook moet worden hersteld. Ten tweede voert zij aan dat het aannemelijk is dat de scheur in de woonkamer doorloopt in de bovengelegen slaapkamer, waar deze door afwerking met vloerbedekking echter niet zichtbaar is. Deze scheur moet ook worden gerepareerd, aldus [eiseres]. Ten slotte vindt [eiseres] het voorstel van de deskundige om de scheur in de berging te herstellen door over het bestaande tegelwerk nieuwe tegels aan te brengen, niet acceptabel.
De rechtbank ziet, alles afwegende, geen reden om af te wijken van de bevindingen van de deskundige. De deskundige heeft in zijn schriftelijke reactie van 17 augustus 2006 op de brief van (de raadsman van) [eiseres] van 4 augustus 2006, in het algemeen benadrukt dat de ‘causale gebreken in en aan de woning van uw cliënt van geringe omvang zijn en herstel middels het repareren van scheuren en het vervangen van behang en het aanbrengen van een nieuwe laag tegelwerk in verhouding staan tot de ernst en omvang van deze gebreken’.
Bij de berekening van de schade is het uitgangspunt dat [eiseres] zoveel mogelijk in de vermogensrechtelijke positie wordt gebracht als waarin zij zich zou hebben bevonden zonder de schadetoebrengende gebeurtenis. Zij dient evenwel niet te worden bevoordeeld. Bij het begroten van de schade is reeds een beperkt vermogensrechtelijk voordeel voor [eiseres] ingecalculeerd omdat de deskundige geen “nieuw voor oud” heeft verrekend. De deskundige geeft aan dat de voorstellen van [eiseres], bijvoorbeeld ten aanzien van vervanging van het boeideel, een verdergaande vermogensverbetering met zich meebrengen, die gelet op het voorgaande buiten de schadeberekening dienen te blijven. De rechtbank volgt de deskundige daarin.
Met betrekking tot de door [eiseres] genoemde scheurvorming in de slaapkamer boven de woonkamer merkt de rechtbank nog op dat de deskundige er kennelijk niet van overtuigd is dat de scheur in de woonkamer tot in de slaapkamer doorloopt. De deskundige heeft samen met [eiseres] de boven de slaapkamer gelegen zolderverdieping geïnspecteerd en er is geconstateerd dat daar geen scheurvorming bestaat. Wandbedekking ontneemt het zicht op een eventuele in de slaapkamer doorgelopen scheur waardoor de scheur – voor zover die er al zou zijn – noch door de deskundige, noch in een eerder stadium door IFCO is opgemerkt. De rechtbank ziet geen reden om, in afwijking van de conclusies van de deskundigen, deze scheurvorming in de schadeberekening mee te nemen.
2.8. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de begroting van de deskundige volgen. Dit betekent dat de aan [gedaagde] c.s. toe te rekenen schade wordt bepaald op EUR 13.358,73 inclusief BTW. Het betreft, anders dan [eiseres] vordert, geen voorschot op de schadevergoeding maar een definitieve vaststelling ervan.
2.9. [eiseres] heeft gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en zij heeft terzake daarvan een bedrag van € 2.062,92 gevorderd, die zij nader heeft gespecificeerd. De rechtbank is van oordeel dat verloop en uitkomst van de procedure, die voor [eiseres] immers slechts ten dele succesvol is, geen (gedeeltelijke) toewijzing van de buitengerechtelijke kosten rechtvaardigt. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
2.10. De door [eiseres] gevorderde rente vanaf 20 december 2000 zal worden toegewezen vanaf de datum waarop de schade door de deskundige is begroot, te weten 16 augustus 2006.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan [gedaagde] c.s. betoogt, moet – waar het gaat om waardevermindering van een onroerende zaak – de vordering van [eiseres] en daarmee ook de verplichting tot het vergoeden van schade geacht te zijn ontstaan op het tijdstip dat door toedoen van Bouwbedrijf G. [gedaagde] schade is toegebracht aan de woning van [eiseres], te weten op of omstreeks 20 december 2000.
Evenwel zou [eiseres] een rentevoordeel genieten indien voor vaststelling van de verschuldigde rente zou worden uitgegaan van 20 december 2000. De deskundige is bij zijn begroting immers uitgegaan van het prijspeil van 16 augustus 2006 om welke reden de rente tot die datum geacht moet worden te zijn verdisconteerd in de herstelkosten.
2.11. De rechtbank zal de proceskosten ten slotte compenseren in die zin dat ieder der partijen haar eigen kosten draagt. Nu [gedaagde] c.s. zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 13.358,73, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2006, zijn beide partijen daarmee gedeeltelijk in het ongelijk gesteld zodat kostencompensatie op haar plaats is.
De kosten voor de deskundigen bedragen in totaal EUR 9.798,97 inclusief BTW (EUR 5.094,15 en EUR 357,75 inclusief BTW voor IFCO en EUR 4.347,07 inclusief BTW voor [betrokkene]). Deze kosten zijn reeds door partijen bij helfte voldaan, zodat een nadere beslissing daaromtrent niet meer noodzakelijk is.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] c.s. om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 13.358,73 (dertienduizenddriehonderdachtenvijftig euro en drieënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 16 augustus 2006 tot de dag van volledige betaling,
3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2007.
coll. EdB