zaaknummer / rolnummer: 135269 / HA ZA 05-2344
Vonnis van 24 januari 2007
1. de stichting
STICHTING BEHEER [adres],
gevestigd en kantoorhoudende te Hurwenen, gemeente Maasdriel,
2. de stichting
STICHTING [adres],
gevestigd en kantoorhoudende te Hurwenen, gemeente Maasdriel,
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats]l,
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
eiseres sub 1 tevens verweerster in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. W.W. Korteweg te Arnhem,
[gedaagde]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene],
wonende te Mook, gemeente Mook en Middelaar,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser.
De eisers tot verificatie zullen hierna ook Stichting Beheer [adres], Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] en de gedaagde Mr. [gedaagde] q.q. genoemd worden. Het faillissement van [betrokkene] zal ook kortweg als het faillissement worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte vordering tot verificatie, volgend op de op 16 december 2005 gehouden verificatievergadering, waarin de vorderingen van thans eisers tot verificatie betwist zijn en verwijzing naar de rol heeft plaatsgevonden,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie
- het vonnis van 7 juni 2006
- de stukken waaruit blijkt dat er geen comparitie na antwoord heeft plaatsgevonden
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie
- de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie
- de akte vordering tot rectificatie van eisers tot verificatie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Deze rechtbank heeft op 7 september 2005 uitspraak gedaan in de zaak onder rolnummer 03-402 die door Mr. [gedaagde] q.q. was aangespannen tegen Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5]. Die uitspraak hield onder meer het volgende in.
2.1 In haar tussenvonnis van 18 februari 2004 overwoog de rechtbank dat niet uitsluitend de oprichting door [betrokkene] van de Stichting Waaldijk in de in genoemd tussenvonnis beschreven context strekte tot het verijdelen van verhaal door crediteuren op het in de Stichting ondergebrachte pand. De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat ook het meewerken door (het bestuur van) de Stichting aan het instandhouden van die constructie, als gevolg waarvan de schuldeisers van [betrokkene] de mogelijkheid wordt ontnomen rechtstreeks verhaal te nemen op dit vermogensbestanddeel, onrechtmatig is.
2.2 De rechtbank blijft bij dat oordeel. Zij ziet in hetgeen door gedaagden nadien is aangevoerd geen reden daarop terug te komen (…).
2.4 Thans ligt nog ter beoordeling voor hetgeen de rechtbank overwoog in (het) tussenvonnis (van 18 februari 2004). De curator diende zich nog uit te laten over de vraag of en in welke mate de schuldeisers in het faillissement van [betrokkene] schade lijden, dan wel nog zullen lijden tengevolge van het onrechtmatig handelen van de Stichting en haar bestuursleden. Daarnaast nodigde de rechtbank partijen uit, voor zover zij van mening verschilden over de waarde van het perceel, suggesties te doen over de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen.
2.5 De curator heeft onbetwist gesteld dat twaalf crediteuren vorderingen hebben ingediend tot een totaalsaldo van EUR 581.214,92. Tegenover het inmiddels op de boedelrekening overgemaakte aandeel in de nalatenschap van de overleden moeder van [betrokkene] van netto EUR 130.284,24, staan faillissementskosten van (op datum pleidooi)
EUR 131.122,02. Met de curator constateert de rechtbank dat tot verhaal van de crediteuren derhalve enkel de mogelijke overwaarde van de onroerende zaak te Hurwenen strekt (…).
2.7 De rechtbank leidt uit voorgaande af dat uit de huidige overwaarde de door de curator gestelde omvang van schuldvorderingen ruimschoots kan worden voldaan. Zij acht het dan ook niet nodig een deskundige te benoemen om de waarde van het perceel nader te doen vaststellen.
2.8 In het faillissement van [betrokkene] heeft verificatie van schuldvorderingen nog niet plaatsgevonden. Gelet daarop zal de rechtbank de schade vaststellen op het saldo dat de gezamenlijke crediteuren na verificatie van hun schuldvorderingen blijken te vorderen te hebben, vermeerderd met het door de rechtbank nog vast te stellen salaris van de curator en de belaste en onbelaste verschotten.
2.9 De rechtbank ziet in het door gedaagden gestelde geen aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Immers, gedaagden hebben de vrees geuit dat, ter executie van het vonnis, het pand dient te worden verkocht, waartegenover de curator bij pleidooi heeft gesteld dat hij bereid is genoegen te nemen met een andere wijze van zekerheid ter voldoening dan door middel van executie. Het door gedaagden gestelde restitutierisico is dan ook niet aanwezig, zodat de rechtbank hierin geen aanleiding ziet het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Anderzijds constateert de rechtbank dat het pand in de loop der jaren verder met hypotheken is bezwaard (…). Daarmee zijn de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers beperkt, hetgeen juist een argument is vóór de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. De rechtbank zal de vordering van de curator op dit punt dan ook toewijzen.
2.10 De curator vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar (…).
2.11 Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op (…) EUR 2.155,74.
3.1 verklaart voor recht dat de Stichting [adres] en haar bestuursleden [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] zich jegens de crediteuren van de door de curator beheerde boedel schuldig hebben gemaakt en blijven maken aan een onrechtmatige daad door medewerking aan de instandhouding van de constructie met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres], waardoor verhaal door de crediteuren wordt verijdeld,
3.2 veroordeelt gedaagden tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te betalen de schade die de crediteuren in het faillissement van [betrokkene] hierdoor lijden,
3.3 stelt de hoogte van die schade vast op het saldo dat de gezamenlijke crediteuren na verificatie van hun schuldvorderingen blijken te vorderen te hebben, vermeerderd met het door de rechtbank nog vast te stellen salaris van de curator en de belaste en onbelaste verschotten,
3.4 veroordeelt gedaagden in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 747,72,
3.5 veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op EUR 2.155,74
2.2. Van het onder 2.1 bedoelde vonnis is hoger beroep ingesteld.
3. Het geschil
de vorderingen in conventie
3.1. De eisers tot verificatie vorderen – samengevat – [eiser sub 3] tot een bedrag van EUR 12.137,56 als crediteur in het faillissement toe te laten uit hoofde van de onder 3.4 omschreven vordering, en eisers tot verificatie voorwaardelijk als schuldeisers in het faillissement toe te laten uit hoofde van de onder 3.2 en 3.3 omschreven vorderingen.
3.2. De eisers tot verificatie stellen dat Stichting Beheer [adres] een regresvordering krijgt op [betrokkene] als het vonnis van 7 september 2005 in stand blijft en de onroerende zaak wordt uitgewonnen, omdat zij dan als economisch eigenaar van [adres] in feite een schuld van [betrokkene] voldoet.
3.3. Zij stellen voorts dat als Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] in hoger beroep in het ongelijk worden gesteld en zij gedwongen worden tot betaling van het saldo dat de gezamenlijke crediteuren na verificatie van hun schuldvorderingen blijken te vorderen te hebben van [betrokkene], zij er belang bij hebben dat bij de vaststelling van dat saldo mede rekening gehouden wordt met hun regresvorderingen op [betrokkene], die ontstaan zodra door hen of ten laste van hen schulden van [betrokkene] worden voldaan. Dit verduidelijken zij door te betogen dat de rechtbank de gedaagden in de onder 2.1 bedoelde procedure niet veroordeeld zou hebben als de crediteuren van [betrokkene] geen schade hadden geleden, zodat relevant is dat het hier uiteindelijk om schulden van [betrokkene] gaat. Indien men de schulden van een ander betaalt, zo stellen eisers tot verificatie, ontstaat er een vordering op die ander.
3.4. [eiser sub 3] stelt een vordering op [betrokkene] te hebben van EUR 12.137,56 ter zake van een als bijlage bij de aktevordering tot verificatie overgelegde, maar niet inhoudelijk onderbouwde lijst.
3.5. [eiser sub 3] en Stichting [adres] stellen vorderingen op [betrokkene] te hebben in verband met de door hen betaalde kosten van rechtsbijstand, maar erkennen bij repliek dat deze niet voor verificatie vatbaar zijn. De rechtbank zal dit onderwerp dan ook verder laten rusten.
3.6. Mr. [gedaagde] q.q. stelt dat de eisers tot verificatie met uitzondering van Stichting Beheer [adres] zijn veroordeeld om de boedel schadevergoeding te betalen op grond van een door hen zelf gepleegde onrechtmatige daad. Dat die is begroot op het faillissementstekort doet niet af aan deze grondslag. Een en ander leidt niet tot het ontstaan van enige regresvordering op [betrokkene]. Stichting Beheer [adres] is, zo stelt de curator, niet tot schadevergoeding gehouden omdat zij slechts in schijn economisch eigenaar is van [adres] en evenmin door uitwinning een vordering op [betrokkene] krijgt. Hij acht de vordering van [eiser sub 3] onvoldoende onderbouwd.
in voorwaardelijke reconventie
3.7. Mr. [gedaagde] q.q. vordert – samengevat – dat de rechtbank, als zij de conventionele vordering van Stichting Beheer [adres] toewijst, voor recht zal verklaren dat Stichting Beheer [adres] zich jegens de crediteuren in het faillissement van [betrokkene] schuldig heeft gemaakt en blijft maken aan onrechtmatig handelen door medewerking aan de instandhouding van de constructie met betrekking tot de onroerende zaak [adres], waardoor verhaal door die crediteuren wordt verijdeld en derhalve gehouden is aan de curator de schade te vergoeden die de schuldeisers in het faillissement hierdoor lijden, welke schade is vast te stellen op het saldo dat de gezamenlijke crediteuren na verificatie van hun vorderingen blijken te vorderen te hebben, vermeerderd met het door de rechtbank nog vast te stellen salaris van de curator en de belaste en onbelaste verschotten, met veroordeling van verweerders in reconventie in de kosten van deze procedure.
3.8. Stichting Beheer [adres] voert verweer.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. De rechtbank stelt het volgende voorop. De vorderingen zijn behoudens de hierna te bespreken vordering van [eiser sub 3], gegrond op het onder 2.1 geciteerde vonnis. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de veroordeling van 7 september 2005 in stand blijft, oordeelt de rechtbank daarover als volgt. In het vonnis van 7 september 2005 worden de gedaagden in de desbetreffende zaak veroordeeld wegens een eigen onrechtmatig handelen. Dat was reeds overwogen in het tussenvonnis van 18 februari 2004 en wordt door de rechtbank met nadruk herhaald in het vonnis van 7 september 2005. In rechtsoverweging 2.1 daarvan wordt immers de oprichting van de stichting door [betrokkene] onderscheiden van het meewerken aan het in stand houden van de constructie. Beide handelingen worden onrechtmatig geacht:
(…) dat niet uitsluitend de oprichting door [betrokkene] van de Stichting Waaldijk in de in genoemd tussenvonnis beschreven context strekte tot het verijdelen van verhaal door crediteuren op het in de Stichting ondergebrachte pand. De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat ook het meewerken door (het bestuur van) de Stichting aan het instandhouden van die constructie, als gevolg waarvan de schuldeisers van [betrokkene] de mogelijkheid wordt ontnomen rechtstreeks verhaal te nemen op dit vermogensbestanddeel, onrechtmatig is.
4.2. Uit het onder 4.1 gegeven citaat blijkt dat de rechtbank de onrechtmatige daad van [betrokkene] die ligt in de oprichting, onderscheidt van de onrechtmatige daad van Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5], die ligt in het in stand houden van de constructie. De verklaring van recht die op deze overwegingen is gebaseerd, luidt dan ook:
verklaart voor recht dat de Stichting [adres] en haar bestuursleden [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] zich jegens de crediteuren van de door de curator beheerde boedel schuldig hebben gemaakt en blijven maken aan een onrechtmatige daad door medewerking aan de instandhouding van de constructie met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres], waardoor verhaal door de crediteuren wordt verijdeld
4.3. Het is terzake van deze eigen onrechtmatige daad jegens de crediteuren van de boedel dat Stichting [adres] en haar bestuursleden [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] vervolgens zijn veroordeeld aan Mr. [gedaagde] q.q. de schade te betalen die de crediteuren in het faillissement van [betrokkene] lijden.
4.4. De eisers tot verificatie stellen dat zij daarmee een schuld van [betrokkene] voldoen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Ontegenzeggelijk zijn de schulden in de boedel oorspronkelijk [betrokkene]s schulden. Dat betekent echter niet dat de betaling waartoe Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] zijn veroordeeld, betaling van een schuld van [betrokkene] is. Het is een betaling van een eigen schuld, ontstaan ten gevolge van een eigen onrechtmatig handelen zoals door de rechtbank in de zaak 03-402 is omschreven. Wat de eisers tot verificatie kennelijk bedoelen is dan ook niet dat zij een schuld van [betrokkene] voldoen – zij hebben immers even goed in het vonnis van 7 september 2005 tot drie maal toe kunnen lezen dat het gaat om hun eigen onrechtmatig handelen – maar dat zij door [betrokkene] in deze positie zijn gebracht. Of dat zo is, is in deze zaak niet van belang. Ingevolge het vonnis van 7 september 2005 zijn alleen hun eigen verantwoordelijkheid, onrechtmatig handelen en schadeplichtigheid aan de orde.
4.5. Zou hierover anders worden geoordeeld, bijvoorbeeld door de redenering dat de achtergrond van het meewerken aan de constructie een onrechtmatig handelen van [betrokkene] jegens Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] oplevert en dat zij een vordering tot vergoeding van de daaruit voortgevloeide schade op de boedel hebben, dan zou deze boedel opnieuw het nadeel dragen dat haar door het onrechtmatig handelen van Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] is berokkend. Daarmee zou de uitspraak van 7 september 2005 ontkracht worden. Dat de eisers tot verificatie anders redeneren komt doordat zij ten onrechte als uitgangspunt nemen dat de schuld van [betrokkene] die uit de boedel voldaan moet worden, verkleind wordt als zij de in het vonnis van 7 september 2005 bedoelde schuld voldoen. Dat is echter een onjuiste benadering van de situatie. Het gaat niet om betaling van een schuld van [betrokkene], maar om schadevergoeding aan de boedel. Omdat er sprake is van schadevergoeding verkrijgt door hun betaling, in de visie die in het vonnis van 7 september 2005 is neergelegd, de boedel de omvang die zij zonder het onrechtmatig handelen van Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5] zou hebben gehad.
4.6. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vordering van Stichting Beheer [adres] over wat zij onder 4.4 heeft overwogen. Als Stichting Beheer [adres] al als economisch eigenaar in haar belangen wordt getroffen – hetgeen Mr. [gedaagde] q.q. ontkent omdat deze stichting evenals Stichting [adres] deel zou uitmaken van de constructie ten aanzien waarvan de rechtbank in het tussenvonnis van 18 februari 2004 concludeert dat Stichting [adres] is ‘opgericht om verhaal door crediteuren op het in de Stichting ondergebrachte pand te verijdelen’ – dan gebeurt dat omdat de onroerende zaak wordt uitgewonnen ter voldoening van een eigen schuld van Stichting [adres], [eiser sub 3], [eiser sub 4] en [eiser sub 5], niet van een schuld van [betrokkene].
4.7. [eiser sub 3] stelt dat [betrokkene] op de verificatievergadering heeft erkend een schuld aan haar te hebben. Dit mag zo zijn, het betekent niet dat Mr. [gedaagde] q.q. deze schuld voor de boedel heeft erkend. [betrokkene] kon, juist door zijn faillissement, niet een schuld namens de boedel erkennen. Nu de vordering inhoudelijk niet onderbouwd is, ook bij repliek niet, geldt zij, waar te dezen in een renvooi dezelfde eisen gelden als in een gewone dagvaardingsprocedure, als onvoldoende onderbouwd. Op dit onderdeel komen de vorderingen dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.8. Eisers tot verificatie zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mr. [gedaagde] q.q. worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
in voorwaardelijke reconventie
4.9. De rechter-commissaris heeft Mr. [gedaagde] q.q. op 25 april 2006 gemachtigd de vordering in te stellen. De vordering is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank de Stichting Beheer [adres] in conventie als crediteur in het faillissement van [betrokkene] zou toelaten. Die voorwaarde wordt niet vervuld, zodat de rechtbank niet aan de behandeling van de voorwaardelijk ingestelde vordering toekomt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt eisers tot verificatie in de proceskosten, aan de zijde van Mr. [gedaagde] q.q. tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.