ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9563

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
131949
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijsopdracht tussen Holland River Line B.V. en Saga Tours Ltd. en Saga Holidays Ltd.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een bewijsopdracht in een civiele procedure tussen Holland River Line B.V. en de buitenlandse vennootschappen Saga Tours Ltd. en Saga Holidays Ltd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 november 2006 overwogen dat, behoudens tegenbewijs van Holland River Line, aangenomen wordt dat er een regeling is getroffen tussen partijen. Deze regeling houdt in dat Saga c.s. een bedrag van GBP 145.000,- mocht verrekenen met uitstaande rekeningen van Holland River Line in verband met schade inzake cruises in het seizoen 2001. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om zich uit te laten over het toepasselijk recht op deze regeling, waarbij Holland River Line Nederlands recht en Saga c.s. Engels recht aanvoert.

In het vonnis van 24 januari 2007 heeft de rechtbank Holland River Line opgedragen om tegenbewijs te leveren dat er geen regeling tot stand is gekomen zoals door Saga c.s. gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vraag of er sprake is van wilsovereenstemming, zowel naar Nederlands als naar Engels recht, van belang is. De rechtbank heeft verder overwogen dat het niet van belang is welk recht van toepassing is voor de beoordeling van de wilsovereenstemming, aangezien dit een feitelijke beoordeling betreft.

De rechtbank heeft ook de rol van de betrokken partijen verduidelijkt, waarbij zij heeft opgemerkt dat indien de regeling uitsluitend namens Saga Holidays zou zijn gesloten, Saga Tours daar geen rechten aan kan ontlenen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, indien de regeling tot stand is gekomen, Holland River Line een bedrag van GBP 145.000,- zou moeten crediteren op haar vordering jegens Saga Tours. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden voor het leveren van bewijs door Holland River Line en heeft een zitting bepaald voor getuigenverhoren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 131949 / HA ZA 05-1786
Vonnis van 24 januari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND RIVER LINE B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. Ph.H.J.G. van Huizen
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
SAGA TOURS LTD,
gevestigd te Folkestone, Verenigd Koninkrijk,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
SAGA HOLIDAYS LTD,
gevestigd te Folkestone, Verenigd Koninkrijk,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
procureur mr. L. Paulus,
adovcaat mr O.D. Oosterbaan.
Partijen zullen hierna Holland River Line en Saga c.s., dan wel – gedaagden in conventie afzonderlijk – Saga Tours en Saga Holidays genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2006
- de akte van Holland River Line van 29 november 2006
- de akte van Saga c.s. van 29 november 2006 met productie
- de antwoordakte van Holland River Line van 13 december 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in de voorwaardelijke reconventie
2.1. In het tussenvonnis van 15 november 2006 heeft de rechtbank overwogen dat zij behoudens door Holland River Line te leveren tegenbewijs, aanneemt dat de door Saga c.s. gestelde regeling is getroffen, inhoudende dat Saga c.s. in verband met schade inzake cruises in het seizoen 2001 een bedrag van GBP 145.000,- mocht verrekenen met alle uitstaande rekeningen van Holland River Line. Alvorens Holland River Line gelegenheid te geven het hiervoor bedoelde tegenbewijs te leveren, heeft de rechtbank in hetzelfde vonnis partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het recht dat op de door Saga c.s. gestelde regeling van toepassing is. Tevens heeft de rechtbank partijen uitgenodigd zich inhoudelijk over het Engelse recht uit te laten met betrekking tot de totstandkoming en uitleg van de regeling. Daarop hebben partijen ieder een akte genomen. Holland River Line stelt zich op het standpunt dat Nederlands recht moet worden toegepast. Saga c.s. meent dat Engels recht van toepassing is.
2.2. Holland River Line heeft na haar eerdere akte van 29 november 2006 op 13 december 2006 een antwoordakte genomen. Saga c.s. heeft zich, onder meer bij brief van 20 december 2006, daartegen verzet. De rechtbank wijst erop dat Holland River Line in ieder geval mocht reageren op de door Saga c.s. bij akte in het geding gebrachte producties. De rechtbank zal de antwoordakte van Holland River Line daarom betrekken in haar beoordeling, evenwel uitsluitend voorzover het een reactie op de door Saga c.s. in het geding gebrachte producties betreft.
2.3. Over het toepasselijk recht overweegt de rechtbank het volgende. Holland River Line stelt dat de door Saga c.s. gestelde regeling niet is overeengekomen omdat de daartoe vereiste wilsovereenstemming ontbreekt. Zij betwist de stelling van Saga c.s. dat haar toenmalige directeur, Koert Kamphuisen, de regeling is aangegaan. Meer specifiek betwist zij, naar de rechtbank uit de stellingen van Holland River Line ter comparitie begrijpt, de stelling van Saga c.s. dat Koert Kamphuisen heeft toegezegd dat een bedrag van GBP 145.000,- in mindering mocht worden gebracht op de uitstaande rekeningen. De vraag of er sprake is van wilsovereenstemming is van belang zowel naar Nederlandse recht als naar Engelse recht. Ook naar Engels recht is de wilsovereenstemming een constitutief vereiste voor een overeenkomst. Voor de beoordeling of er sprake is van wilsovereenstemming, meer specifiek of Koert Kamphuisen heeft toegezegd dat een bedrag van GBP 145.000,- in mindering mocht worden gebracht, is echter niet van belang welk recht van toepassing is. Het betreft een feitelijke beoordeling. Behoudens de in acht te nemen bewijsregels betreft het hier geen rechtstoepassing. Niet gesteld en vooralsnog niet is gebleken dat met betrekking tot de bewijslevering de Engelse bewijsregels tot een ander resultaat zouden leiden dan de Nederlandse regels. Daarom hoeft vooralsnog ook in het kader van de bewijslevering de vraag van het toepasselijk recht niet te worden beantwoord.
2.4. Holland River Line stelt dat niet duidelijk is wie aan de zijde van Saga c.s. de regeling is aangegaan. Het zou Saga Tours of Saga Holidays kunnen zijn. Het zou daarom niet duidelijk zijn of er sprake is van wilsovereenstemming. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat indien zou komen vast te staan dat de regeling uitsluitend namens Saga Holidays zou zijn gesloten, Saga Tours daaraan geen rechten zou kunnen ontlenen. Deze stelling gaat niet op. Met de regeling hebben partijen, als deze tot stand is gekomen, onmiskenbaar beoogd dat Holland River Line een bedrag van GBP145.000,- zou crediteren op haar vordering jegens Saga Tours. In de richting van Saga Holidays had Holland River Line, zoals zij ook stelt, geen uitstaande rekeningen. Als Saga Tours geen partij was bij de regeling dient de regeling, naar het oordeel van de rechtbank, te worden beschouwd als een derdenbeding, immers, was dit anders, dan zou het door partijen beoogde resultaat – creditering op de uitstaande rekeningen – niet wordt bereikt. Het feit dat, zoals Holland River Line stelt, Saga Tours wellicht geen partij was bij de regeling sluit niet uit dat Saga Tours dat later is geworden door de aanvaarding van het daarin vervatte derdenbeding. Van de aanvaarding van het beding, die vormvrij kan geschieden, is reeds gebleken door het beroep van Saga Tours op deze regeling in de procedure. Het derdenbeding is ook een in het Engelse recht aanvaarde rechtsfiguur, daarbij aangeduid als een third party stipulation. Ook voor dit punt hoeft de vraag van het toepasselijk recht niet te worden beantwoord.
2.5. Holland River Line stelt verder in haar akte van 29 november 2006 dat Saga Holidays geen verrekeningsbevoegdheid toekomt aangezien de vordering waarmee verrekend zou worden betrekking heeft op facturen uit hoofde van een overeenkomst waarbij Saga Holidays geen partij is. In de procedure is echter nu niet aan de orde of er sprake is van een wettelijke verrekeningsbevoegdheid. Uitsluitend aan de orde is of Saga c.s. op grond van een door haar gestelde regeling tussen partijen een bedrag van GBP 145.000,- in mindering mocht brengen op uitstaande rekeningen.
2.6. In overeenstemming met het tussenvonnis van 15 november 2006 zal de rechtbank Holland River Line opdragen het tegenbewijs te leveren van de voorshands door de rechtbank bewezen geachte stelling dat partijen een regeling hebben getroffen op grond waarvan een bedrag van GBP 145.000,- in mindering op alle uitstaande rekeningen van Holland River Line mocht worden gebracht.
2.7. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in de voorwaardelijke reconventie
3.1. draagt Holland River Line op te bewijzen, als tegenbewijs, dat tussen partijen geen regeling tot stand is gekomen zoals door Saga c.s. gesteld, inhoudende dat in verband met schade inzake cruises in het seizoen 2001 Saga c.s. een bedrag van GBP 145.000,- in mindering mocht worden gebracht op alle uitstaande rekeningen van Holland River Line,
3.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 februari 2007 voor uitlating door Holland River Line of zij het tegenbewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
3.3. bepaalt dat Holland River Line B.V., indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
3.4. bepaalt dat Holland River Line B.V., indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen en donderdagen in de maanden maart tot en met mei 2007 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.R. Veerman in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
3.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.