RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/689
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], gevestigd te [Z], eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2000 een aanslag (aanslagnummer [0000.00.000.V.06]) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van ƒ 208.878 en, na verliesverrekening, naar een belastbaar bedrag van nihil. Eiseres had een bedrag aan belastbare winst aangegeven van negatief ƒ 298.430. Verweerder heeft een correctie aangebracht van ƒ 500.513, omdat de geclaimde milieu-investeringsaftrek werd geweigerd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 januari 2006 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en heeft, na ambtshalve inhoudelijk onderzoek, de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 17 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 19 januari 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2006 te Arnhem.
Namens eiseres is daar verschenen [A], directeur van eiseres, bijgestaan door [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Vanaf 1995 is eiseres doende geweest om plannen te ontwikkelen voor de nieuwbouw van stallen voor zeugen, biggen en vleesvarkens.
Op 10 november 1995 heeft eiseres een milieuvergunning aangevraagd voor de nieuw te bouwen vleesvarkensstal. Tegen de verleende vergunning is bezwaar gemaakt en beroep aangetekend bij de Raad van State. De Raad van State heeft op 19 december 1997 beslist dat de rechtsgevolgen van het besluit van de gemeente tot verlening van de vergunning in stand konden blijven.
In verband met een nieuw welzijnsbesluit voor varkens in 1998 heeft eiseres het ontwerp voor de varkensstal gewijzigd. Op 15 augustus 1998 heeft zij hiervoor een nieuwe bouwvergunning aangevraagd. Daarbij werd verwezen naar de eisen gesteld in het Groen Label nummer BB 9707056. Het nieuwe ontwerp had een lagere ammoniakemissie dan het oorspronkelijke ontwerp.
Hoewel de gemeente [Q] in 1995 aan eiseres had toegezegd dat kon worden volstaan met een melding en dat geen nieuwe milieuvergunning hoefde te worden aangevraagd als een nieuw systeem zou worden toegepast met minder ammoniakemissie, verzocht de gemeente eiseres op 4 maart 1999 toch om een nieuwe milieuvergunning aan te vragen.
Op 28 juni 1999 heeft eiseres een nieuwe milieuvergunning aangevraagd voor de varkensstal met Groen Label nummer BB 9707056. Deze vergunning is verleend op 15 september 2000.
De bouw van de stal heeft in het jaar 2000 plaatsgevonden. De gemeente heeft de stal goedgekeurd.
Groen Label nummer BB 9707056 is door de Stichting Groen Label toegekend op 3 juli 1997. Dit Groen Label nummer is op 11 juni 1998 ingetrokken en vervangen door Groen Label nummer BB 9707056 V1. Vervolgens is op 29 oktober 1998 ook dat Groen Label nummer ingetrokken en vervangen door Groen Label nummer BB 9707056 V2. Laatstgenoemd Groen Label nummer is daarna niet meer gewijzigd.
Tussen Groen Label nummer BB 9707056 (hierna: het oude Groen Label) en Groen Label nummer BB 9707056 V2 (hierna: het nieuwe Groen Label) bestaan diverse verschillen.
Voor deze zaak is van belang dat het nieuwe Groen Label de eis stelt dat de breedte van het waterkanaal maximaal 0,6 meter mag bedragen en dat het oude Groen Label die eis niet stelde.
De door eiseres in 2000 gebouwde vleesvarkensstal voldoet aan alle eisen die zijn gesteld in het nieuwe Groen Label, met uitzondering van de eis dat de breedte van het waterkanaal maximaal 0,60 meter mag bedragen. Het waterkanaal van de varkensstal van eiseres heeft een breedte van 1 meter. Om technische redenen bleek het niet meer mogelijk om de breedte van het waterkanaal terug te brengen tot de vereiste maximale breedte van 0,60 meter.
Het bureau Senter te Zwolle (sinds 1 januari 2004 na een fusie genaamd SenterNovem) heeft naar aanleiding van de melding door eiseres een negatief advies milieu-investeringsaftrek (MIA) uitgebracht aan verweerder, omdat de varkensstal niet geheel voldeed aan de eisen zoals gesteld in het nieuwe Groen Label, dat gold ten tijde van de investering. Senter heeft dit bij brief van 29 oktober 2001 gemeld aan verweerder.
Eiseres heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2000, die bij verweerder is ingekomen op 22 februari 2002, onder meer een milieu-investeringsaftrek geclaimd voor de bouw van de varkensstal, gebaseerd op code A 2142 van de Milieulijst 2000. Het investeringsbedrag was ƒ 1.668.376; de MIA bedroeg ƒ 500.513.
Verweerder heeft de geclaimde MIA geweigerd op grond van het afwijzende advies van Senter. Op 18 juli 2003 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij van de aangifte zou afwijken. Op 23 augustus 2003 is de aanslag opgelegd.
Eiseres heeft bij brief van 1 oktober 2003, met een poststempel van 6 oktober 2003 en ontvangen door de belastingdienst op 7 oktober 2003, bezwaar gemaakt tegen de aanslag. In het bezwaarschrift heeft eiseres vermeld dat ook een bezwaarschrift was ingediend bij Senter.
Senter heeft bij brief van 15 maart 2004 aan verweerder meegedeeld dat de varkensstal ook na het beoordelen van het bezwaarschrift op technische gronden niet in aanmerking komt voor de MIA, omdat de stal niet voldoet aan de eis van het nieuwe Groene Label dat het waterkanaal maximaal 0,6 meter breed mag zijn.
Naar aanleiding van de hierop volgende correspondentie tussen eiseres en verweerder heeft eiseres een materiedeskundige ingeschakeld, in de persoon van [B]. Deze heeft in een advies aan eiseres van 22 augustus 2005 onder meer opgemerkt:
“De breedte van het waterkanaal heeft geen grote invloed op de ammoniakemissie. In het waterkanaal komt immers zeer weinig mest terecht. De geringe hoeveelheid mest die in het waterkanaal terecht komt wordt verdund door het water in het waterkanaal. Naarmate het waterkanaal breder wordt, wordt ook de hoeveelheid water in dit waterkanaal groter. Het iets grotere mestoppervlak wordt ruimschoots teniet gedaan door het grotere verdunningseffect. (…) Ook is een maximale breedte van het wateroppervlak van 600 mm opgenomen. In het onderzoeksrapport is echter vermeld de schuine wanden slechts als optie ter besparing van water dienen. Een ammoniakreductie wordt aan deze schuine wanden niet toegedicht”.
Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat verweerder in verband met de uitspraak van de Hoge Raad van 27 februari 2004, BNB 2004/153, heeft onderzocht of de eis betreffende de maximale breedte van het waterkanaal op grond van een redelijke uitleg van de Milieulijst ter zijde moest worden gesteld. Verweerder heeft geconcludeerd dat hiervoor geen aanleiding was.
In geschil is of eiseres recht heeft op de milieu-investeringsaftrek.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Het beroep van eiseres tegen de onderhavige belastingaanslag wordt geacht te zijn gericht tegen de afwijzing van de in de aangifte gevraagde verliesbeschikking voor het jaar 2000, welke afwijzing in de aanslag besloten ligt. Daarmee is het belang gegeven en moet het beroep ontvankelijk worden geacht, ondanks het feit dat de aanslag is vastgesteld op nihil (vgl. HR 16 december 2005, BNB 2006/73).
Ontvankelijkheid van het bezwaar
Verweerder heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, aangezien de bezwaartermijn afliep op 6 oktober 2003 en het bezwaarschrift blijkens het poststempel uiterlijk op die dag ter post is bezorgd. Met toepassing van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is het bezwaarschrift derhalve tijdig ingediend. Verweerder heeft dit in het verweerschrift ook erkend.
Dit brengt mee dat het beroep in zoverre gegrond is en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. Eiseres heeft verzocht om de zaak niet terug te verwijzen, maar de zaak in beroep inhoudelijk te behandelen. Verweerder heeft in beroep ook op de inhoud verweer gevoerd, zodat er geen aanleiding is om de zaak terug te wijzen.
De milieu-investeringsaftrek (MIA)
Gelet op de tekst van artikel 8, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 juncto artikel 11, lid 1, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, komt aan eiseres alleen de MIA toe als wordt geïnvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen die “door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij ministeriële regeling zijn aangewezen als investeringen, behorende tot categorie I onderscheidenlijk categorie II, in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu (…)”
De genoemde ministeriële regeling is de Aanwijzingsregeling milieu-investeringsaftrek 2000, Staatscourant 17-07-2000, 140, hierna: de Aanwijzingsregeling.
Artikel 1 van de Aanwijzingsregeling bepaalt:
“Als investeringen, behorend tot categorie I onderscheidenlijk categorie II, in belang van de bescherming van het Nederlandse Milieu (milieu-investeringen), als bedoeld in artikel 11, eerste lid, eerste volzin, onderdeel c van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden aangewezen de investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan, welke bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan als zodanig zijn opgenomen in de bijlage van deze regeling en: a. (… t/m f).”
De in artikel 1 van de Aanwijzingsregeling bedoelde bijlage wordt, volgens punt 1 daarvan aangehaald als “Milieulijst milieu-investeringsaftrek 2000”, hierna: de Milieulijst 2000.
In punt 6 van de Milieulijst 2000 is de volgende tekst opgenomen:
“De Groen-Label-Stalsystemen, bedoeld onder de nummers A2141, A2142, B2143 en A2144, zijn stalsystemen welke voorzien zijn van een Groen Label. Een stalsysteem krijgt een Groen Label als blijkt dat de ammoniakemissie van het stalsysteem onder of gelijk aan een bepaalde drempelwaarde blijft. Deze drempelwaarden zijn door de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgesteld. De Stichting Groen Label beoordeelt het stalsysteem aan de hand van de beoordelingsrichtlijn. Indien een stalsysteem voldoet, geeft de Stichting Groen Label een verklaring voor het staltype af. Naast eisen op het gebied van ammoniakemissie dienen de stallen te voldoen aan eisen op het gebied van dierenwelzijn.”
Volgens de opsomming van bedrijfsmiddelen waarmee de Milieulijst 2000 vervolgt, betreft nummer A2142 de Groen Label Stal voor varkens “bestemd voor: het huisvesten van varkens in stallen voorzien van een groen Label ter beperking van ammoniakemissie, met uitzondering van systemen (…) en bestaande uit: varkens-Groen-Labelstal, met uitzondering van die ruimten waarin geen varkens zijn gehuisvest.”
Uit de geciteerde regelgeving blijkt dat eiseres alleen recht op de MIA heeft als de varkensstal voldoet aan de eisen van het nieuwe Groen Label. Dat is immers het Groene Label dat gelding had voor het jaar 2000.
Partijen zijn het er over eens dat het waterkanaal van eisers varkensstal 1 meter breed is en daarom niet voldoet aan de eis van het nieuwe Groen Label dat de breedte van het waterkanaal maximaal 0,6 meter mag bedragen.
De rechtbank kan dus niet anders concluderen dan dat eiseres geen aanspraak heeft op de MIA en dat verweerder deze terecht geweigerd heeft.
Eiseres voert aan dat zij de MIA toch moet krijgen omdat de ammoniakemissie van haar stal ten minste even laag is als wanneer wel volledig zou zijn voldaan aan de eisen van het nieuwe Groen Label. Zij voert aan dat zij € 227.000 extra heeft uitgegeven om het milieu te ontlasten, terwijl dat in haar gebied toen niet verplicht was. Daarbij voert zij aan dat zij in de veronderstelling heeft verkeerd dat zij conform alle geldende regels bouwde en dat de gemeente haar niet erop heeft gewezen dat er ten tijde van het aanvragen van de nieuwe milieuvergunning al een nieuwere versie van het Groen Label gold.
De rechtbank gaat er vanuit dat eiseres, zonder daartoe verplicht te zijn, een Groen Label varkensstal heeft willen bouwen die aan alle eisen van milieu en dierenwelzijn zou voldoen en ook dat zij hiervoor veel extra geld heeft uitgegeven. Dit kan haar echter niet baten.
De stelling van eiseres dat het bredere waterkanaal geen negatieve invloed heeft op de ammoniakemissie, kan niet meewegen bij de beoordeling. In punt 6 van de Milieulijst 2000 is immers niet opgenomen dat recht bestaat op de MIA voor bedrijfsmiddelen die voldoen aan een bepaalde ammoniakemissie; bepaald is dat het moet gaan om een Groen Label Stalsysteem, dat is voorzien van een Groen Label. In dit geval is de varkensstal niet voorzien van zo een Groen Label.
De stellingen van eiseres lijken erop te wijzen dat zij van mening is dat de door haar gebouwde stal een stalsysteem heeft dat in aanmerking zou moeten komen voor een Groen Label, omdat voldaan is aan de drempelwaarde voor de ammoniakemissie waaraan getoetst moet worden. Recht op de MIA bestaat echter alleen als daadwerkelijk een Groen Label is verkregen. Daarvan is geen sprake.
Een redelijke uitleg van de Milieulijst 2000 maakt dat niet anders. Punt 6 van de Milieulijst 2000 kan niet anders worden uitgelegd dan dat de voor de MIA in aanmerking komende stalsystemen een Groen Label moeten hebben en dat de beoordeling of een stalsysteem een Groen Label krijgt, is toebedeeld aan de Stichting Groen Label. Indien de rechtbank op basis van een redelijke uitleg van de Milieulijst 2000 zelf inhoudelijk zou treden in de beoordeling van de vraag of een Groen Label had moeten worden verleend, dan zou zij daarmee het systeem van wet en uitvoeringsregeling doorbreken. Daarmee zouden ook alle ingebouwde waarborgen van deskundigheid, onderzoeken en testen terzijde worden geschoven. De rechtbank heeft niet de vrijheid om daartoe over te gaan. Evenmin staat het de rechtbank vrij om de redelijkheid te beoordelen van de regeling van de MIA voor een geval als het onderhavige. De uitspraak van de Hoge Raad van 27 februari 2004, BNB 2004/153, kan eiseres daarom niet baten. Het daar berechte geval lag wezenlijk anders.
De rechtbank kan in de gang van zaken bij de bouw ook geen bijzondere omstandigheden onderkennen die de beoordeling anders kunnen maken. Weliswaar zijn de specificaties voor de Groen Label stal in korte tijd twee keer veranderd, maar deze veranderingen hadden al plaatsgevonden voordat eiseres in juni 1999 de nieuwe milieuvergunning aanvroeg. Zij vroeg de vergunning aan onder een Groen Label dat op dat moment geen gelding meer had. Dit is een omstandigheid die voor haar risico komt.
Voor zover eiseres zich beroept op het vertrouwensbeginsel in verband met de omstandigheid dat de gemeente haar niet op deze onjuistheid heeft gewezen, dan faalt dat beroep. De gedragingen van de gemeente kunnen immers niet worden toegerekend aan verweerder, die een ander bestuursorgaan is.
Gezien het bovenstaande kan eiseres op het inhoudelijke punt van haar beroep geen gelijk krijgen.
Het beroep is alleen gegrond voor zover het de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar betreft. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar in zoverre vernietigen en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog af te wijzen.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). De overige door eisers genoemde proceskosten, te weten de uren van gemachtigde van bureau [C], komen onder het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking. Voor zover in de urenstaat van [C] de kosten van de geraadpleegde deskundige zijn begrepen (de uren van [D]), kan hiervoor geen vergoeding worden toegekend omdat deze kosten niet in de beroepsfase zijn gemaakt.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijst het bezwaar af en handhaaft de aan eiseres opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 2000, inclusief de daarin besloten liggende afwijzende verliesbeschikking;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door
mr. F.M. Smit, voorzitter, mr. J.J. Catsburg en mr. I. Linssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema, griffier, op
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.