ECLI:NL:RBARN:2006:BD5913

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
148224
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens verstoorde communicatie tijdens comparitie

In deze zaak hebben verzoekers, echtelieden wonende te Vredepeel, op 7 november 2006 een wrakingsverzoek ingediend tegen een rechter die betrokken was bij hun bodemzaak. Dit verzoek werd ingediend door hun advocaat, mr. P.H.W. Pennings, en procureur, mr. N.L.J.M. Rijssenbeek. De wraking werd aangevraagd naar aanleiding van een comparitie van partijen op 26 oktober 2006, waar de gewraakte rechter de verzoekers en hun advocaat op een boze en emotionele wijze had bekritiseerd. Verzoekers voerden aan dat de rechter grievende opmerkingen had gemaakt en onvoldoende rekening had gehouden met hun belangen, wat leidde tot serieuze twijfels over zijn onpartijdigheid.

De gewraakte rechter heeft op 17 november 2006 een verweerschrift ingediend, waarin hij zijn versie van de gebeurtenissen tijdens de comparitie uiteenzette. Hij stelde dat het gedrag van mr. Pennings ongepast was en dat hij, ondanks de ontstane situatie, in staat was om de zaak onpartijdig te beoordelen. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 30 november 2006, waarbij de gewraakte rechter niet aanwezig was. De rechtbank heeft het bezwaar van verzoekers tegen het niet verschijnen van de rechter verworpen, omdat de wet geen verplichting tot verhoor van de rechter oplegt.

De rechtbank concludeerde dat de sfeer tijdens de comparitie verstoord was geraakt en dat de gewraakte rechter erkende dat toekomstige communicatie met mr. Pennings niet goed zou kunnen verlopen. Dit leidde tot de beslissing om het wrakingsverzoek toe te wijzen, omdat de mogelijkheid bestond dat de rechter niet meer de volledige onpartijdigheid in de bodemzaak zou kunnen waarborgen. De beslissing werd op 14 december 2006 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer van de Rechtbank Arnhem.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Wrakingskamer
Zaak-/rekestnummer: 148224/06-228
Datum uitspraak: 14 december 2006
Beschikking
naar aanleiding van het verzoek van
1. [verzoeker sub 1],
2. [verzoeker sub 2],
echtelieden,
beiden wonende te Vredepeel, gemeente Venray,
verzoekers,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
advocaat mr. P.H.W. Pennings te ’s-Hertogenbosch,
tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van
[de rechter],
in zijn hoedanigheid van rechter, belast met de behandeling van de zaak onder zaak-/ rolnummer 138302/HA ZA 06-439 tussen verzoekers als eisers en de besloten vennootschap Bongers & Lemmers Bemmel B.V. alsmede de [gedaagden].
De procedure
Op 7 november 2006 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift van mr. P.H.W. Pennings, advocaat en procureur te ’s-Hertogenbosch, ingediend door de procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek, namens het [echtpaar], strekkende tot wraking van [de rechter].
[de rechter] heeft niet in de wraking berust. Hij heeft op 17 november 2006 een verweerschrift daartegen ingediend. Daarvan is een afschrift aan de beide procureurs van partijen toegezonden.
Bij brief van 24 november 2006 heeft de advocaat van gedaagden in bovengenoemde procedure, mr. E. van Houweninge Graftdijk te Rotterdam, via haar procureur gereageerd op het haar toegezonden afschrift van het wrakingsverzoek en daarbij aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is bepaald op 30 november 2006.
Op die dag is verzoekster sub 2, bijgestaan door mr. Pennings, ter terechtzitting verschenen. [de rechter] is toen niet verschenen. Hij heeft tevoren aan (het secretariaat van) de wrakingskamer te kennen gegeven niet te zullen verschijnen.
Mr. Pennings heeft aan de hand van schriftelijke opmerkingen het verzoek toegelicht.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
De motivering van de beslissing
1. Voor de grondslag van het verzoek en de inhoud van het daartegen gevoerde verweer wordt verwezen naar het in fotokopie aan deze beschikking gehechte verzoek- en verweerschrift.
2. Verzoekers maken - naar de rechtbank begrijpt - allereerst bezwaar tegen het niet verschijnen van [de rechter] bij de mondelinge behandeling van het verzoekschrift.
Zij stellen dat het wel horen van verzoekers en het niet horen van [de rechter] niet in overeenstemming is met de wil/bedoeling van de wetgever, met name omdat daardoor de uitspraken van [de rechter] in zijn verweerschrift - waarin [de rechter] onder meer stelt
overwogen te hebben een klacht tegen de advocaat van verzoekers in te dienen bij de Deken van de Orde van Advocaten - niet kunnen worden geverifieerd.
De rechtbank verwerpt dit bezwaar. Artikel 39, lid 2 Rv. bepaalt dat de verzoeker en de gewraakte rechter in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord. Een verplichting tot dat verhoor valt in dat artikel echter niet te lezen.
3. Het wrakingsverzoek berust, kort weergegeven, op de grond dat [de rechter] tijdens de tussen eisers en gedaagden in de procedure onder bovengenoemd zaak-/ rolnummer op 26 oktober 2006 gehouden comparitie van partijen verzoekster en haar advocaat mr. Pennings op boze en emotionele wijze heeft bekritiseerd naar aanleiding van het bezwaar van mr. Pennings tegen het niet accepteren van zijn tevoren op schrift gestelde aantekeningen ten behoeve van de comparitie. Volgens verzoekers heeft [de rechter] daarbij grievende en laatdunkende opmerkingen tegen verzoekster en mr. Pennings gemaakt en geen dan wel onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van verzoekers. Naar de mening van verzoekers blijkt uit deze feiten en omstandigheden dat er serieuze en objectieve twijfel bestaat aan de onpartijdigheid van
[de rechter], althans dat [de rechter] op zijn minst hierdoor de schijn heeft gewekt niet onpartijdig te zijn.
4. [de rechter] geeft in zijn verweerschrift (onder punt 3) een andere lezing van de tijdens de comparitie voorgevallen gebeurtenissen. Hij heeft van zijn kant kritiek geuit op het tijdens de comparitie getoonde volstrekt ongepaste gedrag van mr. Pennings, die volgens [de rechter] met luide stemverheffing en getoonde verontwaardiging over de gang van zaken het roer toen heeft overgenomen.
[de rechter] besluit zijn verweerschrift (onder punt 7) met de opmerking dat hij op zichzelf de zaak in volle onpartijdigheid kan beoordelen, maar dat “met mr. Pennings aan
het eisende roer de eventuele toekomstige communicatie niet goed meer zal kunnen verlopen”. [de rechter] refereert zich aan het oordeel van de wrakingskamer.
5. Uit hetgeen verzoekers en [de rechter] naar voren hebben gebracht is voldoende komen vast te staan dat de sfeer tijdens de comparitie van partijen op 26 oktober 2006 gaandeweg verstoord is geraakt. Wat er toen precies is gebeurd c.q. aan wie dat te wijten is geweest – waarover betrokkenen van mening verschillen – kan echter in het midden worden gelaten, nu [de rechter] erkent dat eventuele toekomstige communicatie met mr. Pennings als raadsman in deze zaak niet meer goed zal kunnen verlopen. Hiermee is de mogelijkheid ontstaan dat [de rechter] in de zaak niet meer de volledige onpartijdigheid zal kunnen bewaren, zodat het wrakingsverzoek zal worden toegewezen.
De beslissing
De rechtbank, beschikkende,
wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.G. Smedema, voorzitter, I.D. Jacobs en M.J. Blaisse, rechters, en in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters in het openbaar uitgesproken op 14 december 2006.
de griffier de voorzitter