ECLI:NL:RBARN:2006:BC0474
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fictieve uitspraak op bezwaar inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 april 2006 uitspraak gedaan in een beroep tegen een fictieve uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres, een onderneming, had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2000 tot en met 2002, die waren opgelegd wegens het niet tijdig betalen van belasting. De inspecteur had op 25 februari 2004 naheffingsaanslagen opgelegd, maar pas op 21 oktober 2005 uitspraak gedaan op het bezwaar van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet tijdig had beslist, maar dat eiseres geen belang meer had bij het beroep tegen de fictieve weigering, omdat de inspecteur inmiddels uitspraak had gedaan. Dit deel van het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank behandelde ook het inhoudelijke geschil over de heffingsrente die was opgelegd bij de naheffingsaanslagen. Eiseres betwistte de verschuldigdheid van de heffingsrente, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsrente terecht was berekend, aangezien de suppletieaangifte pas bijna drie jaar na het betreffende kalenderjaar was ingediend. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres over haar financiële situatie en de vermeende gebreken van de Duitse belastingdienst, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de verschuldigdheid van de belasting.
De rechtbank besloot het beroep niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het gericht was tegen de niet-tijdige uitspraak op bezwaar en verklaarde het beroep ongegrond voor het overige. Tevens werd de Staat der Nederlanden gelast het griffierecht aan eiseres te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Arnhem of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij daarmee instemt.