ECLI:NL:RBARN:2006:AZ4142

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424268 \ CV EXPL 05-10366
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht einde arbeidsovereenkomst en geschil over salaris en vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 4 december 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgeefster en een werknemer over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen. De werkgeefster, een besloten vennootschap gevestigd te Didam, had de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die de Britse nationaliteit heeft, opgezegd per 1 oktober 2005. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging en vorderde betaling van achterstallig salaris, vakantietoeslag, bonussen en vergoedingen voor niet-genoten vakantiedagen. De werkgeefster stelde dat de opzegging rechtsgeldig was en dat de werknemer geen recht had op de gevorderde bedragen, omdat de arbeidsovereenkomst volgens haar was geëindigd.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de werkgeefster in conventie toegewezen en verklaard dat de arbeidsovereenkomst per 30 september 2005 was geëindigd. De rechter oordeelde dat de werknemer niet kon aantonen dat hij na zijn ontslag op de Nederlandse arbeidsmarkt terugviel, wat van belang was voor de toepassing van het BBA. De reconventionele vorderingen van de werknemer, die betrekking hadden op de periode na 30 september 2005, werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgeefster niet meer verplicht was om salaris en vergoedingen te betalen, omdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om hun binding met de Nederlandse arbeidsmarkt aan te tonen, vooral in gevallen waarin buitenlandse werknemers in Nederland werkzaam zijn. De kantonrechter heeft de werkgeefster veroordeeld in de proceskosten, en de werknemer kreeg de gelegenheid om te reageren op de ingediende stukken van de werkgeefster. Dit vonnis biedt inzicht in de juridische overwegingen bij de beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de rechten van werknemers in dergelijke situaties.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 424268 \ CV EXPL 05-10366 \ 277/aw
uitspraak van 4 december 2006
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap [werkgeefster]
gevestigd te Didam
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. S.W. van Dijk
tegen
[werknemer]
wonende te Duiven
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. J. Visser
Partijen worden hierna [werkgeefster] en [werknemer] genoemd.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 november 2005 met producties
- de conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie met producties
- de conclusie van repliek in conventie, antwoord in reconventie met producties
- de conclusie van dupliek in conventie, repliek in reconventie met producties
- de conclusie van dupliek in reconventie met producties.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[werknemer], geboren op 12 september 1969, heeft de Britse nationaliteit. Hij is op 5 mei 2003 bij [werkgeefster] in dienst getreden. Zijn functie is general manager in Zevenaar en zijn laatstverdiende salaris bedraagt € 70.000,- bruto per jaar.
[werkgeefster] exploiteerde een onderneming waarin in opdracht van derden mobiele telefoons werden aangepast en geïndividualiseerd, maar die in juni 2005 plotseling is gestaakt, nadat de grootste klant vanwege insolventie wegviel. De productiemedewerkers zijn ontslagen en met tijdelijke medewerkers zijn de contracten niet verlengd. Volgens een uittreksel uit het Handelsregister zijn de ondernemingsactiviteiten gestaakt per 28 december 2005.
De arbeidsovereenkomst met [werknemer] heeft [werkgeefster] opgezegd per 1 oktober 2005, na inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden.
Bij e-mail van 15 juli 2005 heeft [werknemer] de nietigheid van de opzegging ingeroepen.
Het salaris tot en met september 2005 is te laat en in twee termijnen betaald door een Schotse vennootschap.
De vordering en het verweer in conventie
[werkgeefster] vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door de opzegging van 30 juni 2005 is geëindigd per 30 september 2005, kosten rechtens.
Zij legt aan haar vordering, naast de vaststaande feiten, het navolgende ten grondslag.
De overeenkomst is rechtsgeldig opgezegd met inachtneming van de overeengekomen termijn. Toestemming van het CWI heeft [werkgeefster] niet nodig, want het BBA mist in casu toepassing.
Dat laatste baseert [werkgeefster] op de volgende feiten en omstandigheden:
• [werknemer] heeft de Britse nationaliteit en spreekt geen Nederlands.
• De arbeidsovereenkomst is van het Angelsaksische model en volgens dat rechtssysteem, bovendien is zij in het Engels opgesteld.
• Voorafgaand aan het onderhavige dienstverband is [werknemer] nimmer in Nederland werkzaam geweest.
• In het tweede kwartaal van 2005 heeft [werknemer] voor vestigingen van [werkgeefster] in het buitenland gewerkt.
• [werknemer] valt onder de fiscale regeling van tijdelijk in Nederland werkzame werknemers, de zogenaamde 30%-regeling.
• [werknemer] heeft niet officieel in Nederland gewoond; hij is niet geregistreerd geweest in de gemeenten, waar hij gedurende de dienstbetrekking heeft verbleven.
• In de zomer van 2005 heeft [werknemer] werk gezocht in de VS; nimmer in Nederland.
[werknemer] voert het volgende aan tegen de vordering:
• [werkgeefster] is een Nederlandse vennootschap, het werk werd voornamelijk in Nederland verricht.
• Nu partijen niet hebben gekozen voor een rechtssysteem, is het Nederlandse recht op de overeenkomst van toepassing.
• [werknemer]s salaris werd in euro’s betaald op een Nederlandse bankrekening en hij heeft premies voor Nederlandse sociale verzekeringen betaald.
• [werknemer] woonde in Lathum, later in Duiven en heeft een Nederlandse vriendin.
• Hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Groot-Brittannië.
• [werknemer] heeft wel een nieuwe functie gezocht in Nederland.
De vordering en het verweer in reconventie
[werknemer] vordert in reconventie dat [werkgeefster] wordt veroordeeld tot betaling van de netto tegenwaarde van € 4.121,08 per maand, vermeerderd met vakantietoeslag en autokosten, vermeerderd met de wettelijke verhoging, totdat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, vermeerderd met wettelijke rente, alsmede tot betaling van de netto tegenwaarde van € 10.400,- vanwege bonussen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de tegenwaarde van de door [werknemer] niet opgenomen vakantiedagen, kosten rechtens.
[werknemer] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd en dat [werkgeefster] daarom nog steeds salaris, alsmede vakantietoeslag aan hem verschuldigd is. Het betreft de wettelijke verhogingen over de maanden waarover het salaris te laat is betaald en de volledige salarisbedragen vanaf 1 oktober 2005. Voor de motivering van deze stellingen verwijst [werknemer] naar hetgeen hij heeft aangevoerd in conventie en naar het volgende.
De wettelijke verhogingen dienen op 50% te worden gesteld, onder meer omdat [werkgeefster] hem onnodig op kosten heeft gejaagd door een ontbindingsverzoek in te dienen en na toewijzing in te trekken. De vergoeding voor autokosten is niet gekoppeld aan het al of niet verrichten van werkzaamheden en dient derhalve als loonbestanddeel te worden doorbetaald. Daarnaast komen hem, in verband met het behalen van de jaarlijks gestelde doelen, 2 bonussen toe ten bedrage van respectievelijk € 4.800,- over 2003 en van € 5.600,- over 2004. Zowel over de periode tot 1 oktober 2005 als nadien heeft [werknemer] nog vakantiedagen niet opgenomen, waarvoor hij vergoeding vraagt.
[werkgeefster] heeft daartegen aangevoerd dat zij, nu de overeenkomst rechtsgeldig is geëindigd, in ieder geval vanaf 1 oktober 2005 geen salaris c.a. meer is verschuldigd. In verband met haar financiële situatie heeft zij het toegewezen ontbindingsverzoek ingetrokken; zij is niet in staat de wettelijke verhoging over de te laat betaalde salarissen te voldoen; reden waarom zij vraagt deze niet toe te wijzen, c.q. te matigen.
Vanaf het moment waarop [werknemer] geen werkzaamheden meer heeft verricht, heeft hij niet langer recht op de autokostenvergoeding. [werknemer] heeft geen recht op vakantietoeslag, omdat deze al in het salaris is begrepen, noch op de gevorderde bonussen, nu de doelstellingen van [werkgeefster] in 2003 en 2004 niet zijn behaald en zo hij er al recht op zou hebben, is de berekeningsgrondslag incorrect. [werkgeefster] betwist dat er sprake is van niet-genoten vakantiedagen. Volgens haar heeft [werknemer] in augustus en september 2005 zijn vakantiedagen in de VS opgemaakt.
De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
Voor het bepalen of op een rechtsbetrekking het BBA van toepassing is, is een aantal criteria van belang. Het belangrijkste is echter of een werknemer na zijn ontslag terugvalt op de Nederlandse arbeidsmarkt. Met [werkgeefster] is de kantonrechter van oordeel dat zulks in het geval van [werknemer] niet het geval is. De volgende omstandigheden zijn daarvoor in hun onderlinge samenhang redengevend: [werknemer] heeft voorafgaand aan het dienstverband met [werkgeefster] nooit in Nederland gewerkt, spreekt geen Nederlands, heeft zich nimmer officieel in Nederland gevestigd, maakte gebruik van voormelde 30%-regeling en heeft niet aangetoond dat hij na zijn ontslag een uitkering heeft aangevraagd of op zoek is naar een andere functie in Nederland. Uit de als productie 12 bij dagvaarding overgelegde e-mail van [werknemer] aan [werkgeefster] in Schotland lijkt eerder op te maken dat hij in Texas werk zocht. De door [werknemer] aangevoerde omstandigheden komt minder gewicht toe, omdat zij van belang zijn voor de periode, waarin het contract liep en het daarop van toepassing zijnde recht, maar niet op de tijd daarna. Zijn binding met Nederland heeft [werknemer] niet kunnen onderbouwen.
Vorenstaande leidt tot het oordeel dat de conventionele vordering voor toewijzing gereed ligt, met dien verstande dat uitvoerbaarverklaring bij voorraad, gelet op het declaratoire karakter van de uitspraak achterwege zal blijven. [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
Gelet op het voorgaande zullen de reconventionele vorderingen van [werknemer], voor zover zij betrekking hebben op de periode na 30 september 2005, worden afgewezen, omdat daaraan de grondslag is komen te ontvallen.
[werknemer] heeft gevorderd [werkgeefster] te veroordelen tot het betalen van de wettelijke verhoging over de te laat betaalde salarissen betreffende de maanden juli, augustus en september 2005, alsmede van de overeengekomen autokosten, bonussen en vergoeding voor niet genoten vakantiedagen.
Met betrekking tot de gevorderde autokosten wordt overwogen, dat deze hebben te gelden als vergoeding voor daadwerkelijk gemaakte kosten. In de periode waarin [werknemer] geen werkzaamheden verrichtte, omdat er geen werk meer voorhanden was en het bedrijf gesloten, heeft [werknemer] geen kosten op dit vlak meer behoeven te maken. Ook deze vordering zal worden afgewezen.
Aangaande de overige drie grondslagen zijn de financiële en de vakantiedagenadministratie van [werkgeefster] van belang. Als degene die daarover de beschikking heeft, is [werkgeefster] de meest gerede partij om deze, voor zover relevant voor deze procedure, in het geding te brengen. Hieronder zal worden uiteengezet welke stukken het in ieder geval betreft. Uiteraard staat het [werkgeefster] vrij om aanvullende stukken over te leggen.
Vervolgens zal [werknemer] de gelegenheid krijgen, indien hij zulks wenst, daarop bij akte te reageren.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter
in conventie
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door de opzegging d.d. 30 juni 2005 met ingang van 30 september 2005 is geëindigd;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [werkgeefster] tot deze uitspraak begroot op € 71,93 aan dagvaardingskosten, € 276,- aan vast recht en € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
wijst het anders gevorderde af;
in reconventie
wijst de vorderingen af, voor zover zij betrekking hebben op de periode na 30 september 2005;
draagt [werkgeefster] op om ter rolzitting van 8 januari 2007 in ieder geval de navolgende bescheiden
bij akte in het geding te brengen:
• de door een accountant gewaarmerkte jaarcijfers over 2003, 2004 en 2005
• documenten waaruit blijkt wat de doelstellingen voor de jaren 2003 en 2004 waren
• de “company bonus scheme”
• een overzicht van de vakantiedagen die [werknemer] heeft opgenomen;
stelt [werknemer] in de gelegenheid om 2 weken nadat [werkgeefster] aan het vorenstaande heeft voldaan ter rolzitting een antwoordakte te nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2006.