RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/2896
Uitspraakdatum: 24 november 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Y], eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag [ ] inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.314.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 april 2006 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.056.
Eiser heeft daartegen bij brief van 14 april 2006, ontvangen bij de rechtbank op 10 mei 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2006 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Eiser heeft fysieke klachten en ademhalingsproblemen als gevolg van de ziekten CVA en COPD.
Eiser heeft in 2003 in totaal 6.203 kilometers met zijn auto gereden, waarvan 1.594 kilometers in verband met zijn ziekte.
Over het jaar 2003 heeft eiser aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.909. In totaal is een persoonsgebonden aftrek, in verband met (overige) uitgaven wegens ziekte, van € 11.879 in aanmerking genomen.
Bij de aanslagregeling over 2003 heeft verweerder ter zake van de persoonsgebonden aftrek een correctie toegepast van € 6.405, waardoor een bedrag van € 5.474 in aanmerking is genomen. Aan vervoerskosten wegens ziekte heeft verweerder een bedrag van (€ 447 exclusief verhoging van 150%, ofwel) € 671 in aanmerking genomen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2003 is door verweerder dienovereenkomstig vastgesteld op € 22.314. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de correctie ten aanzien van de vervoerskosten wegens ziekte verminderd en nog een extra aftrek van € 258 verleend. Het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2003 is daardoor nader vastgesteld op € 22.056. De totaal verleende aftrek voor vervoerskosten wegens ziekte bedraagt (€ 671 + € 258 =) € 929.
In geschil is het antwoord op de vraag of de door eiser in 2003 betaalde hypotheekrente en energiekosten ten behoeve van de garage(-deur) tot de vervoerskosten in verband met de uitgaven wegens ziekte kunnen worden gerekend.
Eiser heeft de vervoerskosten in verband met zijn ziekte als volgt berekend:
Diverse autokosten € 2.405
Energiekosten garage 217
Hypotheekrente garage 1.109
Totaal € 3.731
Kosten per kilometer: € 3.731 / 6.203 km = € 0,61 (afgerond)
Vervoerskosten in verband met ziekte: 1.594 km x € 0,61 = € 972.
Verweerder heeft de energiekosten garage en hypotheekrente niet meegeteld en heeft de vervoerskosten in verband met eisers ziekte als volgt berekend:
Totale autokosten € 2.405
Kosten per kilometer: € 2.405 / 6.203 km = € 0,3877156
Vervoerskosten in verband met ziekte: 1.594 km x € 0,3877156 = € 619 (afgerond). Inclusief de verhogingsfactor van 150% komt de aftrek dan op (€ 619 x 150% =) € 929.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 6.1, tweede lid, onderdeel d, juncto artikel 6.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) behoren de buitengewone uitgaven, daaronder begrepen de uitgaven wegens ziekte, tot de persoonsgebonden aftrek.
In artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 worden als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit of bevalling aangemerkt de daarmee verband houdende uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer.
Ingevolge het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 14 mei 2003, nr. CPP2003/795M (BNB 2003/262) zijn voor de bepaling van de vervoerskosten in verband met ziekte of invaliditeit de integrale kilometerkosten aftrekbaar. Voor de bepaling van de hoogte van de in aanmerking te nemen vervoerskosten gaat het om de objectief te bepalen meerkosten voor autogebruik die een belastingplichtige heeft gemaakt ten opzichte van personen die niet ziek of invalide zijn, maar overigens wat inkomen, vermogen en gezinsverband betreft, in een gelijke positie verkeren (vgl. HR 15 december 1999, BNB 2000/61).
Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij door zijn lichamelijke klachten niet in staat is om de autoruiten vorstvrij te maken en dat het om deze reden voor hem noodzakelijk is om de auto in de garage te stallen. Naar zijn mening dienen derhalve de garagekosten, bestaande uit een evenredig gedeelte van de energiekosten en van de hypotheekrente van zijn eigen woning, tot de integrale vervoerskosten te worden gerekend. Tevens heeft eiser betoogd dat het gebruik van een elektrische garagedeur noodzakelijk is vanwege zijn lichamelijke beperkingen. Op grond hiervan meent eiser dat ook de energiekosten van de elektrische garagedeur tot de integrale kilometerkosten behoren.
Energiekosten garage
Verweerder heeft niet betwist dat eiser lichamelijk niet in staat is om zijn autoruiten vorstvrij te maken. Verweerder heeft echter wel betwist dat het om die reden noodzakelijk zou zijn om de garage te verwarmen. De rechtbank is van oordeel dat het verwarmen van de garage geen noodzakelijke voorwaarde is om de autoruiten vorstvrij te houden. Hiervoor zal in het algemeen het louter stallen van de auto in een (niet-verwarmde) garage voldoende zijn. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat het in zijn geval toch noodzakelijk is om de garage te verwarmen. Derhalve komt de rechtbank tot het oordeel dat eiser op dit punt niet méér energiekosten in verband met zijn ziektevervoer heeft behoeven te maken dan personen die niet ziek of invalide zijn. Om deze reden kunnen de energiekosten van de garage niet tot de integrale kilometerkosten in verband met ziekte worden gerekend en dient deze beroepsgrond verworpen te worden.
Hypotheekrente garage
Ten aanzien van de op de garage betrekking hebbende hypotheekrente oordeelt de rechtbank dat deze kosten niet tot de integrale kilometerkosten kunnen worden gerekend. Deze kosten zijn reeds als kosten in verband met de eigen woning in mindering gebracht op eisers inkomen uit werk en woning over 2003. Eisers stelling dat er, als gevolg van het toegepaste tarief, geen volledige teruggaaf van de afgetrokken hypotheekrente heeft plaatsgevonden, gaat niet op omdat dit voortvloeit uit de wetsystematiek. De kosten worden volgens de wetsystematiek immers niet in mindering gebracht op de te betalen belasting, maar op het inkomen uit werk en woning. Eisers betoog, inhoudende dat er een dubbele hypotheekrenteaftrek mogelijk zou moeten zijn omdat de aftrekbare kosten in verband met eigen woning en aftrek buitengewone uitgaven als aparte rubrieken in de aangifte zijn opgenomen, slaagt evenmin. De hypotheekrente is alleen aftrekbaar in de rubriek eigen woning.
Energiekosten elektrische garagedeur
De rechtbank acht het, mede gelet op de door eiser ter zitting gegegeven toelichting, aannemelijk dat het voor eiser noodzakelijk is om een elektrische garagedeur te gebruiken in verband met zijn lichamelijke beperkingen. Naar het oordeel van de rechtbank dienen derhalve de met de elektrische garagedeur verbonden energiekosten te worden aangemerkt als extra kosten die eiser in verband met zijn ziekte heeft moeten maken ten opzichte van personen die niet ziek of invalide zijn. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het hebben van een elektrische garagedeur zo normaal is onder mensen zonder ziekte, dat de extra kosten om die reden buiten aanmerking zouden moeten worden gelaten. Anders dan verweerder ter zitting heeft aangevoerd, is er geen reden om aan te nemen dat de garagedeur een hulpmiddel is en dat de energiekosten om die reden niet als vervoerskosten afgetrokken kunnen worden. De garagedeur kan immers niet worden aangemerkt als een zelfstandige zaak.
Eiser heeft de op de garage en de elektrische garagedeur betrekking hebbende energiekosten berekend op een totaalbedrag van € 217. Hierbij heeft hij geen splitsing gemaakt naar het gedeelte van de energiekosten dat betrekking heeft op de elektrische garagedeur. In goede justitie stelt de rechtbank dit bedrag schattenderwijs zelf vast op € 40.
Op grond van het bovenstaande dient voor de berekening van de integrale kilometerprijs over 2003 (€ 2.405 + € 40 =) € 2.445 aan autokosten in aanmerking te worden genomen. In totaal is in 2003 6.203 km met de auto gereden, zodat de kosten per kilometer (€ 2.445 / 6.203 km =) € 0,3941641 bedragen. De aftrekbare vervoerskosten in verband met eisers ziekte bedragen alsdan: 1.594 km x € 0,3941641 = € 629 (afgerond). Ingevolge artikel 6.24, lid 2, onder b, van de Wet IB 2001 wordt het bedrag aan buitengewone uitgaven dat in aanmerking wordt genomen in dit geval nog met de helft verhoogd (de verhogingsfactor van 150%). Het in aanmerking te nemen bedrag komt dan uit op (€ 629 x 150% =) € 944.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder een bedrag van € 929 in aanmerking genomen. Eiser heeft dus recht op een extra aftrek van (€ 944 - € 929 =) € 15. Het belastbaar inkomen uit werk en woning komt dan uit op (€ 22.056 - € 15 =) € 22.041.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.041 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 24 november 2006
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J Leenders, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.