zaaknummer / rolnummer: 138590 / HA ZA 06-489
Vonnis van 11 oktober 2006
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. W.D. Huizinga,
advocaat mr. S.A. Wensing te Roden,
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. J.C.M. Bonnier.
Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagde 1]. en [gedaagde 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juni 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde 1]. was eigenaar van het in 1998 geboren paard Romero van het Gehucht. Romero werd vooral bereden door [gedaagde 2]. Omdat [gedaagde 2] een werkkring had aanvaard in Amsterdam, heeft [gedaagde 1]. omstreeks oktober 2005 Romero te koop aangeboden op internet voor € 9.000,00.
2.2. [eiser] is dressuurruiter. Hij beoefent deze sport als hobby. [eiser] was geïnteresseerd in Romero. Hij is bij [gedaagden] geweest op 7 en 9 oktober 2005. [gedaagde 2] heeft toen met Romero oefeningen gedaan. [eiser] heeft Romero ook zelf bereden.
2.3. Romero is op 11 oktober 2005 door de dierenarts gekeurd. De dierenarts heeft Romero afgekeurd in verband met een botafwijking. Partijen hebben daarop overeenstemming bereikt over de verkoop van Romero aan [eiser] voor € 6.000,00.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – ontbinding wegens wanprestatie, althans vernietiging wegens dwaling van de koopovereenkomst en veroordeling van [gedaagden] tot betaling van EUR 6.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagden] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagden] verweren zich onder meer door erop te wijzen dat [gedaagde 1]. eigenaar van Romero was en dat alleen hij als verkoper is opgetreden, en niet ook [gedaagde 2]. Dat betekent volgens [gedaagden] dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tegen [gedaagde 2]. [eiser] brengt daar tegenin dat [gedaagde 2] als verkoper is opgetreden. [eiser] wordt daarom opgedragen te bewijzen dat ook [gedaagde 2] als verkoper van Romero partij is bij de koopovereenkomst.
4.2. [eiser] stelt primair dat Romero niet aan de overeenkomst beantwoordt, omdat Romero niet geschikt is om dressuuroefeningen uit te voeren in de klassen Z en hoger. Tussen partijen staat vast dat [eiser] een paard wilde kopen, waarmee hij in de klassen Z en hoger oefeningen kon doen. [gedaagden] hebben verklaard dat [gedaagde 2] tijdens de bezichtigingen door [eiser] oefeningen van Z-niveau en hoger, waaronder Prix St. George niveau, hebben gedaan en dat zij wisten dat [eiser] wilde deelnemen aan wedstrijden op nationaal niveau. [eiser] heeft ook gesteld dat [gedaagde 2] hem heeft gezegd dat Romero al winstpunten in de klasse Z had behaald. [gedaagde 2] heeft verklaard dat zij met Romero had deelgenomen aan wedstrijden van Z-niveau, maar dat Romero nog geen winstpunten had behaald. Omdat dit aspect mogelijk van belang kan zijn voor de vraag in hoeverre Romero beantwoordde aan de overeenkomst, zal [eiser] worden opgedragen te bewijzen dat [gedaagde 2] heeft verklaard dat Romero winstpunten in de klasse Z had behaald.
4.3. [eiser] stelt verder dat Romero een staker is, die weigert om dressuuroefeningen op Z-niveau uit te voeren. Wordt hij daartoe gedwongen, dan gaat hij gevaarlijk gedrag vertonen, aldus [eiser]. [gedaagden] betwisten niet dat Romero thans ongeschikt is om dressuuroefeningen op Z-niveau uit te voeren. Zij stellen echter dat dit gebrek na de aflevering is ontstaan, omdat [eiser] Romero op een onjuiste manier heeft getraind. Volgens [gedaagden] bestond dit gebrek niet ten tijde van de aflevering.
4.4. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij Romero heeft gekocht als particulier en dat [gedaagden] het paard in de uitoefening van hun beroep hebben verkocht. De koopovereenkomst is daarom een consumentenkoop. Op grond van art. 7:18 lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat een zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, als de afwijking van het overeengekomen zich binnen zes maanden na aflevering openbaart. In dit geval is het gebrek zichtbaar geworden binnen zes maanden na aflevering, namelijk in ieder geval voor half januari 2006, toen [eiser] jegens [gedaagden] verklaarde de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Tegen dit vermoeden kunnen [gedaagden] tegenbewijs leveren. De rechtbank draagt [gedaagden], gezien het door hen gedane bewijsaanbod, daarom op daartegen tegenbewijs te leveren.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] bewijs wordt opgedragen en [gedaagden] tegenbewijs. De rechtbank stelt voor dat eerst de getuigen aan de zijde van [gedaagden] over alle bewijsthema’s worden gehoord, ook de bewijsthema’s aan de zijde van [eiser], waarna de getuigen van [eiser] worden gehoord over alle bewijsthema’s. Wensen [gedaagden] na het horen van de getuigen van [eiser] getuigen nog aanvullend te horen in de contra-enquête van de bewijsthema’s aan de zijde van [eiser], dan zal hun dat worden toegestaan.
4.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [eiser] op te bewijzen:
1. dat ook [gedaagde 2] als verkoper van Romero partij is bij de koopovereenkomst,
2. dat [gedaagde 2] tijdens de bezichtiging heeft verklaard dat Romero winstpunten in de klasse Z had behaald,
5.2. draagt [gedaagden] op tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat Romero ten tijde van de aflevering ongeschikt was tot het uitvoeren van dressuuroefeningen in de klasse Z en hoger, omdat hij weigerde om dergelijke oefeningen te verrichten en gevaarlijk gedrag ging vertonen,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 25 oktober 2006 voor uitlating door [eiser] en [gedaagden] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.4. bepaalt dat [eiser] en [gedaagden], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.5. bepaalt dat [eiser] en [gedaagden], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen in de maanden november 2006 tot en met januari 2007 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. F.J. de Vries in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2006.