ECLI:NL:RBARN:2006:AZ2614
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing omzettingsverzoek ex-ondernemer wegens benadeling schuldeisers door overdracht aandeel in woning
In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 16 oktober 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van het faillissement van de verzoekster, die tevens vroeg om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoekster, die in financiële problemen verkeerde, had haar faillissement op eigen aangifte aangevraagd. De curator en de rechter-commissaris hebben geadviseerd het verzoek tot omzetting af te wijzen, waarbij zij opmerkten dat de verzoekster niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verzoekster en haar echtgenoot, de heer C, in overweging genomen, evenals de correspondentie van de curator en de verslagen van de verhoren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster haar aandeel in de woning aan de X te Y kort voor het faillissement aan haar echtgenoot heeft overgedragen, wat de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers heeft gefrustreerd. De verzoekster heeft verklaard dat deze overdracht een vergoeding was voor de bijdragen van haar echtgenoot aan de gemeenschappelijke huishouding, maar de rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet te goeder trouw heeft gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij verplicht was om deze overeenkomst te sluiten, gezien haar financiële situatie op dat moment.
De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van het faillissement en het verzoek tot ontslag van de curator afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de curator zijn taken naar behoren uitvoerde en dat de verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw in faillissementsprocedures en de gevolgen van ondoorzichtige transacties voor schuldeisers.