ECLI:NL:RBARN:2006:AY6573
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- G. Perrick
- E.G. Smedema
- A.G. Broek-de Stigter
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke maatregel in combinatie met gevangenisstraf
Op 18 januari 2006 heeft de rechtbank een gevangenisstraf van 375 dagen opgelegd aan de veroordeelde, met daarnaast een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. Op 29 juni 2006 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke maatregel. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, verwijzend naar een uitspraak van de Hoge Raad van 21 maart 2006, waarin werd vastgesteld dat de combinatie van een gevangenisstraf en een voorwaardelijke maatregel niet mogelijk is. De rechtbank oordeelt dat deze uitspraak ook van toepassing is op de voorwaardelijke maatregel die in dit geval is opgelegd.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2006 heeft de raadsman van de veroordeelde aangevoerd dat de vordering van de officier van justitie afgewezen dient te worden, omdat de combinatie van een gevangenisstraf met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet mogelijk is. De raadsman heeft ook gewezen op het ontbreken van een riskrapportage en behandelplan, wat volgens hem ook een reden is om de vordering af te wijzen. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat er geen rechtsgrond is voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel, nu er reeds een gevangenisstraf is opgelegd.
De rechtbank heeft in haar beslissing de artikelen 14f en 14g van het Wetboek van Strafrecht in aanmerking genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, ware de uitspraak van de Hoge Raad eerder gedaan, de combinatie van straf en maatregel niet zou zijn opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen, en dit is op 21 augustus 2006 openbaar uitgesproken.