ECLI:NL:RBARN:2006:AY5364

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
131586
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemverontreiniging en aansprakelijkheid bij koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, gaat het om een geschil tussen de gezamenlijke erfgenamen van een overleden gedaagde en de eisers, die vennoten waren van een vennootschap onder firma. De eisers hebben in 1998 een onroerende zaak gekocht van de gedaagde, waarbij zij op de hoogte waren van de bestaande bodemverontreiniging. In de koopovereenkomst waren bepalingen opgenomen over de sanering van deze verontreiniging. De eisers stellen dat de overeengekomen saneringsdoelstelling niet is gehaald en dat er na de levering van de onroerende zaak nieuwe verontreinigingen zijn ontdekt die niet bekend waren bij de koop. Ze vorderen schadevergoeding van de erven van de gedaagde, die inmiddels is overleden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de partijen bij de koopovereenkomst een gedetailleerde regeling hebben getroffen met betrekking tot de verontreiniging. De rechtbank verwierp het beroep van de erven op verjaring, omdat het verontreinigingsprobleem bij de partijen bekend was ten tijde van de koop. De rechtbank oordeelde dat de norm uit de koopovereenkomst als een 'harde norm' moet worden beschouwd, die door de gedaagde is gegarandeerd. Aangezien de norm niet is gehaald, zijn de erven schadeplichtig geworden.

De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het inbrengen van stukken en verdere bewijslevering aan de zijde van de eisers. De beslissing over de vordering tot schadevergoeding is aangehouden, zodat de eisers de gelegenheid krijgen om aanvullend bewijs te leveren. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van onroerend goed met bekende verontreinigingen belicht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 131586 / HA ZA 05-1717
Vonnis van 31 mei 2006
in de zaak van
[eiser] en
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. J. Brouwer te Veenendaal,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
procureur en advocaat mr. E.W.J. van Dijk te Tiel.
De partijen zullen hierna enerzijds [eisers] en anderzijds de erven worden genoemd. Waar hierna wordt gesproken van [gedaagde] is daarmee wijlen [gedaagde] bedoeld.
1. De procedure
1.1. Voor het verloop van de procedure tot het in deze zaak gewezen vonnis van 30 november 2005 verwijst de rechtbank naar dat vonnis. Ingevolge dat vonnis is een comparitie van partijen gehouden. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. De partijen zijn niet verenigd. De zaak is ter zitting verwezen naar de rol voor vonnis. Kort voor de dag waarop de zaak aanvankelijk voor vonnis stond heeft de raadsman van [eisers] de rechtbank, met toestemming van en afschrift aan de raadsman van de erven, een productie toegezonden, welke zich thans bij de stukken bevindt.
2. De feiten
2.1. Op 23 december 1998 heeft de vennootschap onder firma Euro-Tiss v.o.f. van [gedaagde] gekocht "het woonhuis met drie bedrijfshallen en verdere aan- en toebehoren, staande en gelegen te [adres] met een oppervlakte van 76 are en 33 centiare". De onroerende zaak is vervolgens aan Euro-Tiss v.o.f. in eigendom overgedragen. [eisers] waren de vennoten van Euro-Tiss v.o.f. en hebben hun onderneming later in een besloten vennootschap ingebracht. Daarbij hebben zij zich de eigendom van de onroerende zaak gemeenschappelijk in privé voorbehouden.
2.2. De partijen waren er ten tijde van de koop van op de hoogte dat de zaak met olie was verontreinigd. Op dat moment was er reeds een sanering gaande met biologische middelen. In het koopcontract is het verontreinigingsaspect als volgt verwoord:
bepalingen bodemverontreiniging
gebruik
Artikel 11a
Verkoper verklaart de opstallen op het registergoed uitsluitend te hebben gebruikt voor bewoning/opslagplaats van landbouwmachines/showroom/werkplaats voor landbouwwerktuigen.
Saneringsbevel/bodemonderzoek
Artikel 11b
Voor zover de verontreiniging bekend is, is zij onder andere beschreven in en bericht van het bodemonderzoek door Davelaar Oil-Care B.V., de dato 9 november 1998. Van vermeld bericht blijkt uit een kopie die aan deze akte is gehecht.
Artikel 11c
1. Verkoper verbindt zich jegens koper dat de verontreiniging met vervuilde stoffen in de grond en het grondwater op zijn kosten uiterlijk op één november tweeduizend een (1-11-2001) een concentratie heeft bereikt beneden de streefwaarde zoals beschreven in de circulaire Inwerkingtreding Saneringsregeling Wet Bodembescherming d.d. 9 mei 1994 van het ministerie van VROM. Tabellen van deze streefwaarden zijn aan deze akte gehecht. De kosten van deze sanering zijn voor rekening van verkoper. Het is koper verboden de uitvoering van de sanering op enigerlei wijze te verhinderen tenzij de wijze van uitvoering koper onevenredig veel nadeel toebrengt.
2. Binnen de in lid 1 vermelde termijn zal in opdracht en op kosten van verkoper door IMD Micon BV, gevestigd te Barneveld (..) een bodem/grondwateronderzoek worden verricht teneinde te constateren of aan de in lid 1 bedoelde criteria is voldaan. Mocht uit dit onderzoek blijken dat grond en/of het grondwater niet aan de onder lid 1 gestelde criteria voldoen dan is verkoper bevoegd nadere saneringsmaatregelen te nemen , mits deze maatregelen voor de in lid 1 vermelde datum zijn beëindigd en voor deze datum een nader rapport door voormelde IMD Micon BV is uitgebracht een en ander met inachtneming van het hierna onder lid 3 gestelde. (..)
3.Indien de koper voormeld rapport niet binnen de in lid 1 gestelde termijn op de in lid 2 gestelde wijze heeft ontvangen of de conclusie van het in lid 2 vermelde rapport luidt dat de grond danwel het grondwater niet niet of niet geheel aan de in lid 1 gestelde criteria voldoet, is verkoper zonder ingebreke stelling een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd van vijf en veertig duizend gulden (f. 45.000,00) onverminderd de rechten van koper op schadevergoeding, nakoming of ontbinding.
4. Tot zekerheid voor de nakoming van de eventueel onder lid 3 vermelde verplichting van verkoper tot betaling van de boete zal verkoper ten behoeve van koper uiterlijk op de leveringsdatum van het registergoed een bankgarantie tot een bedrag van vijf en veertig duizend gulden (f. 45.000,00) stellen (..)
olietanks
(..)
Asbest
(..)
rest-aansprakelijkheid/vrijwaring
Artikel 11f
1. Het risico dat achteraf blijkt dat ten tijde van de overdracht nog niet in de rapporten gesignaleerde verontreiniging in het registergoed aanwezig is, welke is aan te merken als een ernstige verontreiniging in de zin van de thans geldende milieuwetgeving en/of milieurechtspraak danwel voor de koper gezien het aan beide partijen bekende, in artikel 5 lid 5 omschreven voorgenomen gebruik ("woonhuis/agrarische doeleinden", Rechtbank) redelijkerwijs niet aanvaardbaar is te achten, is voor rekening van verkoper.
2. Verkoper vrijwaart koper voor aanspraken van derden voortvloeiende uit een eventuele verontreiniging van het registergoed waaronder mede begrepen aanspraken van eigenaren/gebruikers van belendende percelen in verband met vervuild grondwater.
3. De in de leden 1 en 2 vermelde aansprakelijkheid vervalt voor verontreiniging die wordt ontdekt nadat vijf jaar na de levering zijn verstreken.
Artikel 11g
De rechten voortvloeiende uit dit artikel zijn voorzover mogelijk kwalitatief van aard."
2.3. Het in art. 11c lid 1 van de koopovereenkomst ter zake van de ten tijde van de van de koop aan de beide partijen bekende verontreiniging gestelde saneringsdoel is niet gehaald. Bij brief van 2 juli 2002 hadden GS van de provincie Gelderland nog geconcludeerd dat de sanering was afgerond doch zij hebben deze conclusie bij brief van 27 november 2002 bijgesteld en geconcludeerd dat aanvullende sanering moest plaatsvinden.
2.4. Bij brief van 30 juni 2005 hebben [eisers] aan [gedaagde] meegedeeld dat zij aanspraak maken op vervangende schadevergoeding. [eisers] hebben de bankgarantie ingeroepen waarmee de overeengekomen boete van f. 45.000,-- is verbeurd.
2.5. [gedaagde] is op 7 juli 2005 overleden.
3. Het geschil
3.1. [eisers] hebben gesteld dat, behalve dat de overeengekomen saneringsdoelstelling ter zake van de bekende verontreiniging niet is gehaald, na de levering is gebleken van verontreinigingen die hun niet bekend waren bij het sluiten van de koopovereenkomst en die kunnen worden aangeduid als ernstige verontreinigingen, althans die uitgaande van het voorgenomen gebruik van de onroerende zaak redelijkerwijs niet aanvaardbaar zijn te achten. Zij hebben gesteld op 30 juni 2005 de erven schriftelijk te hebben meegedeeld dat zij aanspraak maken op 'vervangende schadevergoeding' wegens de nog te maken saneringskosten. In deze procedure vorderen zij een verklaring voor recht dat de erven schadeplichtig zijn, alsmede hun veroordeling tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, kosten rechtens.
3.2. De erven voeren gemotiveerd verweer. Zij doen allereerst een beroep op het verstrijken van de korte verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW. Daarnaast voeren zij aan dat hun contractuele saneringsafspraken zijn gebaseerd op het toentertijd door de overheid gehanteerde uitgangspunt van een multifunctionele sanering, welk standpunt inmiddels is verlaten. Een en ander brengt volgens de erven mee dat zij nog beperkte saneringsmaatregelen op last van de provincie dienen te treffen en dat het zelfs maar de vraag is of deze saneringsmaatregelen zien op het verkochte. Los daarvan betwisten zij dat er thans nog sprake zou zijn van ernstige verontreinigingen. Ten slotte zou een veroordeling tot het betalen van schadevergoeding onverlet laten de mogelijkheid dat de provincie hen nog een saneringsplicht oplegt, zodat [eisers] dan ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. Ook vinden zij dat de vorderingen van [eisers] onvoldoende zijn bepaald, nu simpelweg wordt gevorderd voor recht te verklaren dat de erven 'schadeplichtig' zijn, terwijl er geen enkele specifieke schadecomponent wordt genoemd. Om die reden is ook onvoldoende duidelijk waarom een verwijzing naar de schadestaatprocedure geïndiceerd zou zijn. Zij hebben geconcludeerd tot ontzegging van de vorderingen, met de veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
4. De beoordeling
4.1. Het beroep op verjaring wordt verworpen. Het verontreinigingsprobleem was, in ieder geval grotendeels, bij de partijen bekend toen zij het koopcontract ondertekenden. Naar aanleiding daarvan zijn zij bij die gelegenheid een gedetailleerde regeling met een garantieverplichting overeengekomen, onder meer ter zake waarvan zij nu vervangende schadevergoeding eisen. Die vordering vindt haar grondslag in zoverre dus niet in een simpel beroep op non-conformiteit als bedoeld in art. 7:17 e.v. BW, maar in het niet bereiken van de streefwaarde als bedoeld in art. 11c lid 1 van de koopovereenkomst. Een soortgelijke redenering geldt voor het probleem van eventuele niet bij [eisers] bekende vervuiling die zich mogelijk later nog zou openbaren. Ook die hebben de partijen blijkens art. 11f van het koopcontract, mits "ernstig" dan wel "redelijkerwijs niet aanvaardbaar" en dus in afwijking van de conformiteitscriteria van art. 7:17 BW, voor rekening gebracht van de erven, waardoor de korte verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW hier toepassing mist.
4.2. Het niet behalen van de door de partijen afgesproken saneringsdoelstelling wat de ten tijde van de koop bekende verontreiniging betreft wordt door de erven erkend, zodat dat gegeven vaststaat (zie reeds onder 2.3). Wel voeren zij aan dat die doelstelling niet zo absoluut moet worden gezien als [eisers] doen voorkomen. "Het gaat er immers om
- dit is ook het doel geweest van de betreffende in de koopovereenkomst opgenomen bepaling (artikel 11c) -", zo stellen zij bij antwoord, "de grond zodanig te saneren dat deze voldoet aan de van overheidswege gestelde grenzen". Zij geven echter niet aan tot welke waarde die verontreiniging dan wel teruggesaneerd had moeten worden. Zij geven enkel aan dat de provincie "in het geval van verontreinigingen als de onderhavige een zogenaamde functionele sanering vereist".
[eisers] stellen daarentegen dat de overeenkomst wat de saneringsdoelstelling betreft een duidelijke norm bevat. De rechtbank volgt die opvatting, nu ook het begrip 'functionele sanering' bij een gebruiksbestemming "woonhuis/agrarische doelstelling" zich niet bepaald verzet tegen sanering tot onder de streefwaarde. Voorts ontbreekt iedere verwijzing in de toch uitvoerige tussen de partijen getroffen regeling naar de rol van de provincie bij (deze) verontreiniging en haar beleid dienaangaande, zodat een koppeling van de terugsaneerwaarde aan eventueel gewijzigde beleidsinzichten niet aannemelijk voorkomt. Overigens gaan GS er in hun gewijzigde conclusiebrief van 27 november 2002 klaarblijkelijk vanuit dat ook op de "voormalige saneringslocatie" de saneringsdoelstelling uit het saneringsplan niet is gehaald, waarop verzocht wordt met een voorstel te komen hoe alsnog aan die doelstelling zal worden voldaan.
4.3. De norm uit het contract is daarom als een 'harde norm' te beschouwen, die door [gedaagde] is gegarandeerd. Nu de norm niet is gehaald, zijn de erven, in ieder geval ten gevolge van de brief van [eisers] van 30 juni 2005, schadeplichtig geworden. Een vergelijking met de casus uit HR 5 januari 2001, NJ 2001, 79, zoals de erven stellen, is niet aan de orde, nu de vordering in het onderhavige geval niet primair op nakoming is gericht. Overigens waren [eisers], gelet op hun inmiddels lange wachten op het halen van de saneringsdoelstelling, vrij om hun nakomingsvordering om te zetten in een tot vervangende schadevergoeding.
4.4. Dat [eisers] schade lijden is voldoende aannemelijk geworden. Die schade is in beginsel gelegen in de nog resterende kosten van herstel (sanering) tot onder de streefwaarde zoals deze in 1994 gold. In zoverre is het petitum - gelezen in combinatie met het fundamentum petendi - niet te vaag te noemen. Nu schade aannemelijk is doch nog niet te begroten kan de schadestaatprocedure worden gevolgd. Dat er mogelijk nog een publiekrechtelijk traject loopt doet daar niet aan af. Als dat alsnog tot sanering onder de streefwaarde leidt, zal de schade volgens de schadestaat op dit punt uiteindelijk nihil blijken te zijn. Maar nu het nog (lang) niet zover is, staat niets eraan in de weg de erven de gevorderde veroordeling op te leggen, voor zover gerelateerd aan het bepaalde bij artikel 11c lid 1 van het koopcontract.
4.5. Tot zover de in 1998 aan de partijen bekende verontreiniging. Wat de verontreinigingen betreft die volgens [eisers] pas na de levering bekend zijn geworden hebben de erven uitdrukkelijk de ernst daarvan betwist. De vraag rijst of [eisers] te dier zake aan hun stelplicht hebben voldaan, nu de - klaarblijkelijk ondersteunende - stukken die [eisers] bij dagvaarding hebben genoemd tot nu toe niet in het geding zijn gebracht, terwijl De Jong dit ter comparitie nog had aangeboden. Waarom dit niet is gebeurd is onduidelijk en gesteld noch gebleken is dat dit [eisers] kan worden verweten, zodat hun alsnog de gelegenheid moet worden geboden die stukken bij akte in het geding te brengen. Alvorens verder te beslissen zal de zaak daartoe naar de rol worden verwezen. Tevens kunnen [eisers] bij die gelegenheid aangeven of en hoe zij, nu dit uitdrukkelijk wordt weersproken, eventueel nog aanvullend bewijs van hun stellingen op dit punt wensen bij te brengen.
4.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 14 juni 2006 voor het bij akte in het geding brengen van stukken en eventuele uitlating omtrent verdere bewijslevering aan de zijde van [eisers] zoals hiervoor onder 4.5 is overwogen,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2006.
De griffier De rechter