Parketnummer : 05/850062-05
Datum zitting : 3 juli 2006
Datum uitspraak : 17 juli 2006
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in MPC Stroe, Wolweg 76, 3776 LR Stroe.
Raadsman : mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 08 mei 2004 te Veldhoven,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid mevrouw M.C.J. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die mevrouw [slachtoffer], te weten het binnenbrengen van zijn,
verdachtes, tong in de mond van die mevrouw [slachtoffer] (tongzoen), welk geweld of
andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid
hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk onverhoeds (nadat hij 's
avonds laat de woning van die mevrouw [slachtoffer] was
binnengedrongen/binnengegaan) die mevrouw [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) zijn, verdachtes, tong in de mond van die mevrouw [slachtoffer] heeft
gestoken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 08 mei 2004 te Veldhoven, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of
bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid mevrouw M.C.J. [slachtoffer] te
dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die mevrouw [slachtoffer], te weten het
binnenbrengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die mevrouw [slachtoffer]
(tongzoen), welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met
geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte
opzettelijk die mevrouw [slachtoffer] (geheel) onverhoeds (nadat hij 's avonds laat
de haar woning was binnengedrongen/binnengegaan) heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) zijn, verdachtes, tong in de mond van die mevrouw [slachtoffer] heeft
trachten te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 mei 2004 te Veldhoven,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid mevrouw M.C.J. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk
ontuchtig aanraken/betasten van de/een borst(en) van die [slachtoffer] en/of het
onverhoeds kussen op de mond van die [slachtoffer], en welk geweld of andere
feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid
bestond uit het opzettelijk gewelddadig en/of dreigend ('s avonds laat)
onverhoeds/onverwacht binnendringen/binnentreden van de woning van die
[slachtoffer] en/of het (vervolgens) vastpakken van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van de nacht
van 29 op 30 maart 2003 tot en met 31 augustus 2005 te Veldhoven zich een of
meerdere malen opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar
verkeer bestemd, te weten de Klaverstraat, met ontbloot geslachtsdeel heeft
bevonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 3 juli 2006 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ter terechtzitting heeft de raadsman het verweer gevoerd dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, omdat uit de stukken zou blijken dat van een voltooide tongzoen geen sprake is.
De rechtbank is evenwel van mening dat uit de aangifte van het slachtoffer en de verklaring van verdachte moet worden aangenomen dat van een voltooide tongzoen sprake is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 08 mei 2004 te Veldhoven, door geweld mevrouw M.C.J. [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die mevrouw [slachtoffer], te weten het binnenbrengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die mevrouw [slachtoffer] (tongzoen), welk geweld hierin heeft bestaan dat verdachte opzettelijk onverhoeds (nadat hij 's avonds laat de woning van die mevrouw [slachtoffer] was binnengedrongen/binnengegaan) die mevrouw [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens zijn, verdachtes, tong in de mond van die mevrouw [slachtoffer] heeft gestoken;
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 8 februari 2005 te Veldhoven zich een of meerdere malen opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Klaverstraat, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
“Verkrachting”;
Ten aanzien van feit 2:
“Schennis van de eerbaarheid, op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd”,
MEERMALEN GEPLEEGD.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 december 2005;
• het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland betreffende verdachte, gedateerd 4 januari 2006;
• de Pro Justitia-rapportage, opgemaakt door drs. V. Versteeg, arts en drs. R.J.M. Mooren, psychiater betreffende verdachte, gedateerd 18 januari 2006;
• de Pro Justitia-rapportage, opgemaakt door drs. H.M.J. Vandenboorn, psycholoog betreffende verdachte, gedateerd 18 januari 2006;
• de Pro Justitia-rapportage, opgemaakt door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater en drs. C.S.C. Bollen, psychiater i.o. betreffende verdachte, gedateerd 16 juni 2006; en
• de Pro Justitia-rapportage, opgemaakt door drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog betreffende verdachte, gedateerd 11 juni 2006.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging terzake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaken welke door verdachte zijn erkend, voorzien van het parketnummer 05/850062-05, te weten:
dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2003 tot en met 8 februari 2005 (met uitzondering van feit 2) te Veldhoven meerdere malen, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden op voor het openbare verkeer bestemde plaatsen (telkens 239 Sr);
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een bejaarde vrouw. Door in de nachtelijke uren aan te bellen en onder valse voorwendselen haar woning binnen te dringen heeft verdachte niet alleen bij de vrouw veel leed veroorzaakt, maar ook bij anderen gevoelens van onveiligheid opgewekt.
De rechtbank houdt rekening met hetgeen door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater en drs. C.S.C. Bollen, psychiater i.o. in hun rapportage naar voren is gebracht, waaraan het volgende wordt ontleend:
“Betrokkene is lijdende aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis nao. Dit zijn beide chronische psychiatrische stoornissen. Door zijn beperkingen tengevolge van zijn stoornis is betrokkene niet in staat op een adequate manier zijn emoties te onderkennen en te hanteren, zeker niet als ze hoog oplopen. In geval van seksuele geladenheid, waar hij zich maar ten dele van bewust zal zijn, zal hij ook dit niet kunnen hanteren. De combinatie met de verdrongen, afgesplitste agressie, het gebrek aan problematisering van zijn gedrag en zijn verhoogde krenkbaarheid zijn daarbij zeker niet onbelangrijk. In samenhang met het gebruik van alcohol zal controleverlies bovendien eerder voorkomen. De invloed van het alcoholgebruik in het geheel is zoals eerder gezegd dat interne remmingen hierdoor afnemen en aldus de rem op zijn inadequate gedrag wegvalt, waardoor de kans groter wordt dat betrokkene inadequaat gaat reageren en zich niet meer beroept op aangeleerd gedrag. Het recidiverisico is dan ook hoog te noemen, waarbij gewezen wordt op de escalatie in ernst van seksuele delicten.
Zoals eerder genoemd dienen een aantal factoren hierbij in ogenschouw genomen te worden. (...) de gebrekkige integratie van het delictgedrag in de indentiteit van betrokkene en de totale afwezigheid van reflectie en zicht hierop [zijn] van belang. Naast het reeds aanwezige patroon van delicten - allen seksueel van aard en gericht op alleenstaande oudere vrouwen - is de te onderscheiden toenemende ernst van gedragingen van belang.
Ondergetekenden adviseren betrokkene een behandeling te bieden, enerzijds gericht op zijn beperkingen door de pervasieve ontwikkelingsstoornis en persoonlijkheidsstoornis n. a. o. met narcistische trekken, anderzijds gericht op een zogenaamde delictscenarioprocedure en met signaleringsketens, delictpreventiemodules en modules gericht op omgaan met seksualiteit en omgaan met alcohol.”
De rechtbank houdt eveneens rekening met hetgeen door drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog in zijn rapport naar voren is gebracht, waaraan het volgende wordt ontleend:
“Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO. De ziekelijk stoornis was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.De ziekelijke stoornis was van invloed op betrokkene's gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, daaruit verklaard zou kunnen worden.
De ziekelijke stoornis brengt onder meer met zich mee dat betrokkene de emoties die uit de sociale interactie ontstaan niet kan hanteren. Het is voor betrokkene niet mogelijk om inzicht te krijgen in de eigen motieven tot handelen die uit dergelijke emoties voortkomen. (...) Als het [in de andere strafzaak tegen verdachte] ten laste gelegde wordt bewezen is het te adviseren om dat in sterk verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Zolang de psychodynamische factoren die tot het ten laste gelegde (indien bewezen) hebben geleid, bestaan, is er gevaar voor herhaling. Het sexueel grensoverschrijdende gedrag is door betrokkene zelf maar ook door de invloed van anderen moeilijk te voorkomen omdat er geen goed zicht bestaat op de motieven tot handelen, omdat moeilijk te begrijpen - en moeilijk in te voelen aspecten mede dat gedrag bepalen. Er dient opgemerkt te worden dat betrokkene een patroon van sexueel grensoverschrijdend gedrag ontwikkeld had dat in ernst toenam. Het is niet uit te sluiten dat een eventueel recidive ernstiger zal zijn dan de feiten die betrokkene thans ten laste worden gelegd.”
De rechtbank neemt deze conclusies over.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan jeugddetentie.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77i, 77gg, 239 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter als voorzitter,
mr. E.G. Smedema, rechter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. J.P.M. Schwillens, rechter,
in tegenwoordigheid van J. Heijmeskamp, griffier,
en uitgesproken ter terechtzitting met gesloten deuren van deze rechtbank op 17 juli 2006.
Mr. A.G. Broek-de Stigter voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.