zaaknummer / rolnummer: 130448 / HA ZA 05-1513
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser in het verzet,
procureur mr. E.A.M. van Gaal-Gerritsen,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE CULEMBORG,
zetelend te Culemborg,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. J.M. Bosnak.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 november 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 27 februari 2006.
Ten slotte is vonnis bepaald.
[eiser] is de eigenaar van[adres]an de [adres] (hierna: het perceel). [eiser] woont op dit adres. Daarnaast staan op het perceel enkele opslag/bedrijfsruimtes.
Volgens het geldende bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming “tuincentrum”. [eiser] heeft gedurende enige tijd – in strijd met deze bestemming – het perceel gebruikt als autoherstelplaats en -stalling.
De Gemeente heeft bij besluit van 5 maart 2004 ter zake van het in r.o. 2.2 omschreven gebruik van het perceel aan [eiser] een last onder dwangsom opgelegd van EUR 500,-- per dag met een maximum van EUR 45.000,--. In het besluit is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“(..)
Bij brief van 30 januari 2004 hebben wij u geïnformeerd over de geconstateerde overtreding en hebben wij u verzocht om binnen 14 dagen aan deze overtreding een einde te maken.
Op 17 februari 2004 is door de heer [getuige] toezichthouder/handhaver bouw- en woningtoezicht, geconstateerd dat de overtreding niet is beëindigd, reden waarom wij hebben besloten u aan te schrijven onder oplegging van een dwangsom om binnen zes weken na verzenddatum van dit besluit de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden.
Overtreding.
De geconstateerde overtreding betreft het volgende:
1. Het stallen van automobielen voor handelsdoeleinden;
2. De inrichting als en het gebruik van bedrijfsruimte als autoherstelruimte.
(..). Ingevolge artikel 8 onder A van de voorschriften van dit bestemmingsplan zijn de op de plankaart voor “tuincentrum” (..) bestemd voor:
- het verkopen van gewassen en het verkopen van artikelen inrichting en het onderhoud van tuinen en de daarrmee rechtstreeks samenhangende artikelen
- Een bedrijfswoning.
De aangegeven situatie is strijdig met artikel 8 van de voorschriften van het vigerend bestemmingsplan Parijsch. Ingevolge artikel 11 van deze voorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met de in dit plan bepaalde.
Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht gelasten wij u ervoor te zorgen dat op het perceel [adres] binnen zes weken na dagtekening van dit besluit de strijdigheid met artikel 8 van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Parijsch moet zijn opgeheven. Deze strijdigheid kan worden opgeheven door:
1. het verwijderen van de op het perceel gestalde automobielen;
2. beëindiging van het gebruik van bedrijfsruimte als autoherstelruimte;
3. het terugbrengen van de bedrijfsruimte op het perceel van autoherstelruimte naar opslagruimte (het terugbrengen in de oorspronkelijke staat).
Het in punt 3 gestelde betekent dat in elk geval de volgende zaken uit de bedrijfsruimte moeten worden verwijderd:
- autobrug voor herstelwerkzaamheden;
- auto-onderdelen waarvan kan worden aangenomen dat deze niet voor hobbydoeleinden bestemd zijn, zoals;
- (sier)velgen, banden, eventueel aanwezige lasapparatuur of apparatuur voor lakspuitdoeleinden, machinale gereedschappen bedoeld voor professionele autoherstelwerkzaamheden.
Alleen indien u binnen deze termijn de strijdigheid geheel heeft beëindigd kunt u verbeurte van dwangsommen voorkomen. (..).
[eiser] heeft op 5 april 2004 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 maart 2004. Gelijktijdig heeft [eiser] de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening (schorsing van het besluit van 5 maart 2004) te treffen. Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 mei 2004. Bij uitspraak van 28 juni 2004 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
[eiser] heeft gevolg gegeven aan het besluit van 5 maart 2004. Hij heeft in de periode tussen 5 en 9 mei 2004 – onder meer – de op het perceel gestalde auto’s, die zijn eigendom waren, verwijderd. [eiser] heeft de Gemeente telefonisch geïnformeerd omtrent één en ander.
Op 10 mei 2004 heeft een controlebezoek plaatsgevonden van J.C. van Veenendaal (hierna: Van Veenendaal) van de Gemeente. Naar aanleiding hiervan heeft de Gemeente op 28 mei 2004 een brief gezonden aan [eiser], waarin – voor zover van belang – het volgende is opgenomen:
Bij beschikking van 5 maart 2004 hebben wij u een last onder dwangsom opgelegd wegens het gebruik van de gronden en opstallen op het perceel [adres A] in strijd met de bestemmingsplanvoorschriften. Bij een controle op 10 mei 2004 heeft de heer J.C. van Veenendaal (..) geconstateerd dat u inmiddels het strijdig gebruik heeft beëindigd. De dwangsom zal dan ook vanaf die datum worden stopgezet.
Wij wijzen u erop dat de last onder dwangsom wel van kracht zal blijven. Dit betekent dat er bij toekomstige overtredingen direct zal worden overgegaan tot invordering van de opgelegde dwangsom. (..).
Gelet op het feit dat u direct na de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening de overtreding heeft beëindigd, zullen wij vooralsnog niet overgaan tot invordering van de inmiddels verbeurde dwangsom. Wij waarschuwen u echter dat, wanneer wordt geconstateerd dat opnieuw sprake is van strijdig gebruik van de gronden en opstallen op het perceel [adres], dit bedrag alsnog door ons zal worden ingevorderd.
In de periode mei tot november 2004 heeft de Gemeente verschillende (onaangekondigde) controlebezoeken gebracht aan het perceel. Hierbij zijn geen overtredingen geconstateerd.
[eiser] heeft in de periode mei 2004 tot en met 25 februari 2005 via de website AutoTrack.nl tweedehands auto’s te koop aangeboden op internet. Onder het kopje “aanbieder” in de advertenties stond vermeld:
“[eiser] Auto’s
[adres]
(..)”.
De op de website geplaatste foto’s van auto’s zijn genomen voor het bedrijfspand van [eiser] aan de [adres].
Onder de gedingstukken bevindt zich een rapport van een controlebezoek dat de RDW op 24 augustus 2004 heeft gebracht aan Autobedrijf [eiser], gevestigd aan de [adres A] te [plaats]. In het rapport staat – onder meer – vermeld dat op dit adres een bedrijfslocatie voor het stallen van 20 voertuigen aanwezig is alsmede een omheind bedrijfsterrein waar nog ongeveer 10 voertuigen gestald kunnen worden. Tevens is in het rapport opgenomen dat het postadres van Autobedrijf [eiser] ongewijzigd is: [adres]
Bij brief van 21 januari 2005 heeft de Gemeente – onder meer – het volgende aan [eiser] bericht:
Bij beschikking van 5 maart 2004 hebben wij u wegens het gebruik van de gronden [adres] in strijd met de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan Parijsch, inhoudende het stallen van automobielen voor handelsdoeleinden, een last onder dwangsom opgelegd (..).
Er is geconstateerd dat u in ieder geval in de periode van 7 december 2004 tot en met 5 januari 2005 via internet automobielen vanaf het perceel [adres] te koop heeft aangeboden. In deze periode heeft u krachtens artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht een dwangsom verbeurd van:
30 dagen à € 500,00 met een totaal van € 15.000,00
Wij verzoeken u om binnen dertig dagen over te gaan tot betaling van het verbeurde bedrag. (..). Indien u in gebreke blijft, dan zullen wij krachtens artikel 5:33 Algemene wet bestuursrecht overgaan tot invordering bij dwangbevel, (..).
Op of omstreeks 25 februari 2005 heeft [eiser] – na overleg met de Gemeente – het adres en de foto’s op AutoTrack.nl gewijzigd. Het telefoonnummer van [eiser] mocht vermeld blijven staan.
De Gemeente heeft op 22 juni 2005 op de voet van artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een dwangbevel uitgevaardigd tegen [eiser]. Het dwangbevel is op 1 juli 2005 aan [eiser] betekend. In het dwangbevel worden verbeurde dwangsommen tot een bedrag van EUR 15.000,-- ingevorderd.
Onder de gedingstukken bevinden zich drie schriftelijke verklaringen, respectievelijk van Occasionhal [naam, adres], van Reparatie Inrichting [naam, adres] en van Autobedrijf [naam, adres]. Deze verklaringen komen er op neer dat er vanaf mei 2004 auto’s van [eiser] gestald hebben gestaan bij de desbetreffende bedrijven.
Tevens bevindt zich onder de gedingstukken een huurovereenkomst tussen [eiser] en een zekere [huurder]. De huurovereenkomst heeft betrekking op de bedrijfs/opslagruimte aan de [adres] en is aangegaan voor de duur van één jaar, van 15 mei 2004 tot en met 14 mei 2005.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank het dwangbevel van 22 juni 2005 buiten effect zal stellen, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding.
De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen. De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Niet is gesteld of gebleken dat het dwangsombesluit van 5 maart 2004 niet onherroepelijk is geworden. De rechtbank zal er derhalve in het hiernavolgende vanuit gaan dat het besluit onherroepelijk is. Dit betekent dat de rechtmatigheid van het besluit van 5 maart 2004 niet meer ter discussie kan staan. In de onderhavige procedure moet dan ook als vaststaand worden aangenomen dat het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom met betrekking tot zowel haar totstandkoming als haar inhoud juist is. In zoverre moet er vanuit worden gegaan dat bij overtreding van de onderhavige last dwangsommen worden verbeurd en dat de invordering daarvan bij dwangbevel in die zin in beginsel rechtmatig is geweest. Het beginsel van de formele rechtskracht staat er echter niet aan in de weg dat aan de rechtbank in de verzetprocedure ter beoordeling wordt voorgelegd of de last is overtreden zodat dwangsommen zijn verbeurd en zo ja, hoeveel dwangsommen zijn verbeurd.
Het dwangsombesluit van 5 maart 2004 heeft betrekking op het gebruik van het perceel door [eiser] in strijd met de geldende bestemmingsplanvoorschriften. Op grond van deze voorschriften rust op het perceel de bestemming “tuincentrum”. De overtreding heeft bestaan uit (1) het stallen van auto’s voor handelsdoeleinden en (2) de inrichting als en het gebruik van bedrijfsruimte als autoherstelruimte. Om verbeurte van de opgelegde dwangsom te voorkomen, moest [eiser] de op het perceel gestalde auto’s verwijderen en verwijderd houden, de autoherstelplaats op het perceel sluiten en de desbetreffende bedrijfsruimte terugbrengen in de oorspronkelijke staat (opslagruimte).
Het dwangbevel is uitgevaardigd omdat [eiser] in de periode van 7 december 2004 tot en met 5 januari 2005 via internet auto’s te koop heeft aangeboden vanaf het perceel. De foto’s van de auto’s die op internet zijn gepubliceerd, zijn gemaakt tegen de achtergrond van één van de gebouwen op het perceel. Het adres [adres] stond als het adres van de verkoper op de website vermeld. Hiermee is in de visie van de Gemeente de overtreding van het dwangsombesluit reeds aangetoond. Blijkens dat besluit mocht [eiser] geen auto’s op het perceel stallen. Het via internet aanbieden van auto’s, waarvoor blijkens de foto’s in ieder geval mede het perceel werd gebruikt, valt volgens de Gemeente onder “het stallen van automobielen voor handelsdoeleinden” zoals opgenomen in het besluit van 5 maart 2004.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij de auto’s, nadat hij deze in mei 2004 had verwijderd, niet meer heeft gestald op het perceel. In plaats daarvan heeft hij de auto’s tijdelijk gestald bij de drie bedrijven genoemd in r.o. 2.14. Ter nadere onderbouwing hiervan heeft [eiser] schriftelijke verklaringen van die bedrijven overgelegd. Deze verklaringen zijn voorzien van handtekeningen en bedrijfsstempels. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de authenticiteit van deze verklaringen. Van mei tot oktober 2004 heeft [eiser] naar eigen zeggen voorts bedrijfsruimte gehuurd aan de [adres] te [plaats]. Deze stelling van [eiser] wordt ondersteund door het RDW-rapport d.d. 24 augustus 2004. De Gemeente is pas in februari 2005 op de [adres A] komen controleren, maar toen stonden de auto’s al op de [adres B], aldus [eiser]. De Gemeente heeft hierover op de comparitie van partijen verklaard dat zij is gaan kijken op de [adres A], maar daar geen auto’s van [eiser] heeft aangetroffen. De Gemeente heeft daarbij echter niet aangegeven wanneer zij een bezoek heeft gebracht aan de [adres A]. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet uit te sluiten dat de Gemeente dat inderdaad pas gedaan heeft nadat [eiser] zijn auto’s verplaatst had naar de [adres B]. Dit betekent dat geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend aan de omstandigheid dat de Gemeente geen auto’s heeft gezien op de [adres A].
4.5.1. Daarnaast heeft [eiser] onweersproken gesteld dat hij van de Gemeente toestemming heeft gekregen om het adres [adres] als correspondentieadres voor zijn bedrijf te gebruiken. Dat [eiser] het adres ook daadwerkelijk uitsluitend als correspondentieadres gebruikte, wordt bevestigd door de in r.o. 2.15 genoemde huurovereenkomst, waaruit kan worden afgeleid dat [eiser] de bedrijfsruimte op het perceel in de periode hier van belang verhuurd had, en ook door de rapportage van RDW van 24 augustus 2004. De foto’s van de auto’s zijn weliswaar gemaakt op het perceel, maar dat was volgens [eiser] alleen zodat hij een uniforme achtergrond voor de foto’s zou hebben en hij bovendien direct op zijn computer kon bekijken of de foto’s gelukt waren. Anders dan de Gemeente acht de rechtbank deze verklaring van [eiser] niet op voorhand ongeloofwaardig.
4.5.4. Daarbij komt dat vast staat dat [eiser] in mei 2004 zijn auto’s heeft weggehaald van het perceel, dat hij de autoherstelplaats heeft ontmanteld en dat de Gemeente één en ander tijdens het controlebezoek op 10 mei 2004 bevestigd heeft gezien. Dit volgt met zoveel woorden uit de brief van 28 mei 2004 en is in de onderhavige procedure op zichzelf ook niet door de Gemeente betwist. Bij naderhand – tot en met november 2004 – uitgevoerde controles zijn geen overtredingen geconstateerd.
Hier tegenover staat slechts dat [eiser] in de periode mei 2004 tot en met februari 2005 auto’s te koop heeft aangeboden op internet en dat hij daarbij als [adres]rmeld [adres]. De Gemeente heeft hierover op de comparitie van partijen verklaard dat zij, nadat zij de foto’s op internet hadden aangetroffen, niet is gaan kijken op het perceel. Dit betekent dat de Gemeente niet daadwerkelijk heeft gezien dat [eiser] weer auto’s op het perceel had gestald. Anders dan door de Gemeente is betoogd, rechtvaardigt het enkele feit dat [eiser] auto’s te koop heeft aangeboden en daarbij als verkopersadres heeft vermeld zijn (woon)adres aan de [adres] evenwel niet de conclusie dat hij dus ook weer auto’s op het perceel gestald had staan. Aan het feit dat de foto’s van de aangeboden auto’s op het perceel zijn genomen, komt in dit verband niet het gewicht toe dat de Gemeente daaraan toekent.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank voorshands bewezen dat [eiser] in de periode 7 december 2004 tot en met 5 januari 2005 geen auto’s op het perceel gestald had staan. De Gemeente zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
Slaagt de Gemeente in dit bewijs, dan komt daarmee in beginsel vast te staan dat [eiser] de last onder dwangsom heeft overtreden. In dat geval zal het verzet ongegrond moeten worden verklaard. Slaagt de Gemeente niet in het bewijs, dan zal het verzet in beginsel gegrond moeten worden verklaard.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
laat de Gemeente toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het (voorshands) vaststaande feit dat [eiser] in de periode 7 december 2004 tot en met 5 januari 2005 geen auto’s gesta[adres]an de [adres],
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 mei 2006 voor uitlating door de Gemeente of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat de Gemeente, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
bepaalt dat de Gemeente, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandag in de maanden juni tot en met september 2006 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. F.J. de Vries in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2006.