ECLI:NL:RBARN:2006:AY0964

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133706
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van Belangenvereniging jegens horecaondernemer door tekortkoming in zorgplicht

In deze zaak vorderde eiser, een horecaondernemer met een terrasvergunning aan de Jansplaats in Arnhem, schadevergoeding van de Belangenvereniging Jansplaats en twee gedaagden. Eiser stelde dat de Belangenvereniging onrechtmatig had gehandeld door hem niet tijdig te informeren over het evenement 'Rio aan de Rijn', dat op 19 en 20 augustus 2005 plaatsvond en waardoor hij zijn terras niet kon exploiteren. Eiser betoogde dat hij pas eind juli/begin augustus 2005 op de hoogte was van de situatie, terwijl de Belangenvereniging al in april 2005 op de hoogte was van de plaatsing van een podium op zijn terras. Eiser stelde dat hij, indien hij eerder was geïnformeerd, tijdig bezwaar had kunnen maken bij de gemeente Arnhem en de Stichting Rio aan de Rijn, waardoor hij schade had kunnen voorkomen.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente Arnhem de terrasvergunning van eiser had ingetrokken voor de betreffende dagen, en dat dit besluit de reden was dat eiser zijn terras niet kon exploiteren. De rechtbank concludeerde dat de Belangenvereniging c.s. niet onrechtmatig hadden gehandeld, omdat de verantwoordelijkheid voor de intrekking van de vergunning bij de gemeente lag. Eiser had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de intrekking van zijn vergunning, maar had dit niet gedaan. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van de Belangenvereniging c.s. tot een bedrag van EUR 1.148,00. Het vonnis werd uitgesproken op 10 mei 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 133706 / HA ZA 05-2066
Vonnis van 10 mei 2006
in de zaak van
[eiser]
wonende [woonplaats],
eiser,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. L.J. Krijgsman te Enter,
tegen
1. de vereniging
BELANGENVERENIGING JANSPLAATS,
gevestigd te Arnhem,
2. [gedaagde 1]
wonende [woonplaats],
3. [gedaagde 2],
wonende [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. M. Stokdijk te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] respectievelijk de Belangenvereniging, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 februari 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2006.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiser] exploiteert een lunchroom met terras (De Lunchclub) aan de Jansplaats in Arnhem.
De Belangenvereniging treedt op als belangenbehartiger van de horecaondernemers op de Jansplaats. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zitten in het bestuur van de Belangenvereniging.
Van donderdag 18 augustus tot en met zaterdag 20 augustus 2005 heeft in Arnhem het evenement Rio aan de Rijn plaatsgevonden. Dit evenement is georganiseerd door de Stichting Rio aan de Rijn. In het kader van Rio aan de Rijn zijn op diverse locaties in de binnenstad dansvloeren en podia opgesteld, waaronder op de Jansplaats.
Volgens het programmaboekje van Rio aan de Rijn zouden er op 18 augustus 2005 geen activiteiten plaatsvinden op de Jansplaats. Op 19 augustus 2005 zouden activiteiten plaatsvinden van 18.00 en 24.00 uur en op 20 augustus 2005 van 17.00 tot 24.00 uur.
Eind juli/begin augustus 2005 is [eiser] benaderd door [gedaagde 3] met het verzoek of [eiser] wilde participeren in de activiteiten die op de Jansplaats zouden worden georganiseerd. [eiser] zou hiervoor een bijdrage van EUR 500,-- verschuldigd zijn aan de Belangenvereniging. Op de Jansplaats zou een podium met dansvloer worden geplaatst.
[eiser] heeft er vanaf gezien deel te nemen aan de activiteiten op de Jansplaats.
De gemeente Arnhem heeft de terrasvergunning van [eiser] ingetrokken voor de gehele vrijdag 19 augustus en zaterdag 20 augustus 2005. Onder de gedingstukken bevindt zich een brief van de gemeente Arnhem aan horecaondernemers zoals [eiser]. In deze brief is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“(..)
Zoals in de aan u verleende terrasvergunning is aangegeven kan ik u voor maximaal tien keer per jaar de opdracht geven uw terras geheel of gedeeltelijk te verwijderen in verband met een dringende reden zoals grootschalige evenementen of festiviteiten. Voor het evenement Rio aan de Rijn (..) zal gebruik worden gemaakt van diverse podia, verkoopkramen, dansvloeren etc. Hierdoor wordt een groot deel van de pleinen in beslag genomen. Het is daarom voor uw horecabedrijf niet toegestaan om een terras uit te zetten, voorzover (een gedeelte van) uw terras is gelegen:
? (..)
? Op de Jansplaats
? (..)
Ik besluit dan ook uw terrasvergunning op vrijdag 19 augustus 2005 en zaterdag 20 augustus 2005 in te trekken. Ondanks dat uw terrasvergunning voor deze dagen is ingetrokken kunt u in overleg met de organisatoren van Zomercarnaval Rio aan de Rijn toch een terras plaatsen, (..).
Indien u het niet eens bent met de tijdelijke gedeeltelijke intrekking van uw terrasvergunning kunt (..) binnen 6 weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Burgemeester van Arnhem, (..).
Tevens kunt u, nadat bezwaar is gemaakt, (..) een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem, (..).
(..)”.
Het in r.o. 2.5 genoemde podium is geplaatst op het terras van [eiser]. Het podium is op vrijdag ‘s ochtends geplaatst en op zaterdag ’s avonds weer afgebroken.
Het geschil
[eiser] heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
(1) voor recht zal verklaren dat de Belangenvereniging, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld,
(2) de Belangenvereniging, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk zal veroordelen om aan [eiser] te betalen een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van in deze te wijzen vonnis,
(3) de Belangenvereniging, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft [eiser] gesteld dat de Belangenvereniging, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (hierna gezamenlijk: de Belangenvereniging c.s.) onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld doordat zij tekort zijn geschoten in hun zorgplicht jegens [eiser] als horecaondernemer (met terrasvergunning) aan de Jansplaats. [eiser] heeft daartoe aangevoerd dat hem pas eind juli/begin augustus 2005 duidelijk is geworden dat hij zijn terras op 19 en 20 augustus 2005 niet zou kunnen exploiteren omdat hij (a) niet meedeed aan Rio aan de Rijn en (b) het podium met dansvloer op zijn terraslocatie zou worden geplaatst. De Belangenvereniging c.s. wisten dit in april 2005 echter al en hebben verzuimd dit eerder aan [eiser] mede te delen. Als hij tijdig op de hoogte was gesteld van één en ander, had hij tijdig kunnen protesteren bij de Stichting Rio aan de Rijn en/of bij de gemeente Arnhem. Aangezien de hiervoor geschetste gang van zaken in strijd is met het gemeentelijk beleid had hij dan met zekerheid kunnen voorkomen dat hij schade zou hebben geleden, aldus [eiser].
3.2.1. Tevens zijn de Belangenverniging c.s. tekort geschoten in hun zorgplicht jegens [eiser] doordat zij, zo begrijpt de rechtbank, niet met de Stichting Rio aan de Rijn hebben geregeld dat het podium op de Jansplaats op vrijdag pas om 16.30 uur zou zijn opgebouwd, ’s avonds weer zou zijn afgebroken en op zaterdag om 16.30 uur weer zou zijn opgebouwd. Volgens het programmaboekje waren er overdag geen activiteiten op de Jansplaats, dus dit had makkelijk gekund. Als het zo zou zijn gegaan, dan had [eiser] overdag gewoon zijn terras kunnen uitzetten en had hij niet of nauwelijks schade geleden. Zijn schade bestaat uit omzetderving doordat hij gedurende twee dagen zijn terras niet heeft kunnen exploiteren.
De Belangenverniging c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van de Belangenvereniging c.s. wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vraag of de Belangenvereniging c.s. onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld en om die reden schadevergoeding moeten betalen aan [eiser]. De rechtbank overweegt als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat de gemeente Arnhem de terrasvergunning van [eiser] heeft ingetrokken voor 19 en 20 augustus 2005. De omstandigheid dat [eiser] zijn terras op die dagen niet heeft kunnen exploiteren is derhalve in beginsel het gevolg van het besluit van de gemeente Arnhem van 8 augustus 2005 en kan in zoverre dus niet aan enig handelen of nalaten van de Belangenvereniging c.s. worden toegerekend.
In het besluit van 8 augustus 2005 is opgenomen dat [eiser] zijn terras toch zou mogen exploiteren als hij daarover overeenstemming zou bereiken met de Stichting Rio aan de Rijn. De Stichting Rio aan de Rijn heeft voor het maken van concrete afspraken steeds contact gehad met – in dit geval – de Belangenvereniging c.s. [eiser] is eind juli/begin augustus 2005 benaderd door de Belangenvereniging c.s. met de vraag of hij mee wilde doen aan de activiteiten die in het kader van Rio aan de Rijn zouden plaatsvinden op de Jansplaats. [eiser] heeft er om hem moverende redenen van afgezien deel te nemen aan die activiteiten. Alhoewel dat [eiser] uiteraard vrij stond, komt hiermee de omstandigheid dat hij zijn terras niet heeft kunnen exploiteren in beginsel voor zijn rekening en risico. De gemeente Arnhem heeft in het besluit van 8 augustus 2005 duidelijk aangegeven dat alleen na akkoord van de Stichting Rio aan de Rijn het terras mogelijk alsnog zou kunnen worden uitgezet en [eiser] heeft er bewust voor gekozen geen partij te worden bij de afspraken die op dit punt zijn gemaakt tussen de Stichting Rio aan de Rijn en de Belangenvereniging c.s.
Dit neemt niet weg dat de Belangenvereniging c.s. bij het maken van afspraken met de Stichting Rio aan de Rijn ook rekening heeft moeten houden met de gerechtvaardigde belangen van [eiser].
[eiser] heeft in dit verband aangevoerd dat hij, als hij eerder had geweten dat hij zijn terras niet zou kunnen uitzetten, tijdig bezwaar had kunnen maken bij de Stichting Rio aan de Rijn en/of de gemeente Arnhem. Omdat de handelwijze van de Stichting Rio aan de Rijn en de Belangenvereniging c.s. in strijd is met het gemeentelijk beleid op dit punt zou [eiser] dan zeker hebben kunnen voorkomen dat hij schade zou lijden. Dit gemeentelijke beleid is er volgens [eiser] op gericht de belangen van de individuele ondernemer te garanderen.
Deze stelling van [eiser] kan niet worden gevolgd. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het besluit van 8 augustus 2005 veeleer volgt dat de gemeente Arnhem ten behoeve van Rio aan de Rijn de belangen van individuele horecaondernemers (tijdelijk) ondergeschikt maakt aan dat evenement; om die reden trekt de gemeente Arnhem individuele terrasvergunningen in en geeft zij aan de Stichting Rio aan de Rijn de bevoegdheid hierover nadere afspraken te maken met de desbetreffende horecaondernemers. [gedaagde 3] heeft hierover op de comparitie van partijen verklaard dat de heer Plooster (hierna: Plooster) van de Stichting Rio aan de Rijn aan hem en [gedaagde 2] heeft gevraagd welke ondernemers aan de Jansplaats meededen met Rio aan de Rijn en dat Plooster op basis van de hem verstrekte informatie een indelingstekening van de Jansplaats heeft gemaakt en de benodigde vergunningen heeft aangevraagd. Dit is in zoverre door [gedaagde 2] bevestigd, dat ook hij heeft aangegeven dat hij de indelingstekening niet heeft gemaakt. [eiser] heeft op de comparitie gezegd dat hij niet meer precies weet of Plooster tegen hem heeft gezegd dat de Belangenvereniging c.s. de indelingstekening hebben gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] de verklaringen van [gedaagde 3] en [gedaagde 2] op dit punt onvoldoende gemotiveerd weersproken. Onder deze omstandigheden moet worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [gedaagde 3] (en [gedaagde 2]). De rechtbank leidt uit die verklaring(en) af dat de Stichting Rio aan de Rijn weliswaar overleg heeft gevoerd met de Belangenvereniging c.s., maar dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de Stichting Rio aan de Rijn lag. De stellingen van [eiser] bevatten onvoldoende aaknkopingspunten voor het oordeel dat de feitelijke macht bij de Belangenvereniging c.s. lag. Een dergelijk oordeel zou ook niet goed te rijmen zijn met het gegeven dat de gemeente Arnhem aan de Stichting Rio aan de Rijn de bevoegdheid heeft gegeven uit te maken welke ondernemers toch hun terrassen mochten plaatsen.
De enkele omstandigheid dat de gemeente Arnhem daarbij – kennelijk – aan de Stichting Rio aan de Rijn de boodschap heeft meegegeven dat zij rekening moet houden met de belangen van álle horecaondernemers, doet niet af aan het voorgaande. Dat deze belangenafweging in de onderhavige zaak nadelig voor [eiser] heeft uitgepakt, betekent bovendien niet, althans niet zonder meer, dat de Stichting Rio aan de Rijn zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van [eiser] of dat de Belangenvereniging c.s. op dit punt zijn tekort geschoten in hun zorgplicht jegens [eiser]. Gelet op het voorgaande is zonder nadere feitelijke onderbouwing, die hier ontbreekt, voorts onvoldoende aannemelijk geworden dat de Stichting Rio aan de Rijn en/of de gemeente Arnhem anders zouden hebben gehandeld en beslist dan zij hebben gedaan indien [eiser] al in april 2005 had geweten dat het podium op zijn terras zou worden geplaatst en hiertegen toen al zou hebben geprotesteerd.
Daarbij komt dat het [eiser] ook vóór eind juli/begin augustus 2005 steeds vrij heeft gestaan zich rechtstreeks tot de Stichting Rio aan de Rijn te wenden en te informeren naar de stand van zaken rondom de organisatie van Rio aan de Rijn. De gestelde afhankelijkheid van de Belangenvereniging c.s. is in dit verband onvoldoende om een andersluidende conclusie te rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat de Stichting Rio aan de Rijn zich op de Belangenvereniging c.s. heeft verlaten, betekent immers niet dat [eiser] geen contact met de Stichting Rio aan de Rijn had kunnen opnemen. Voor zover [eiser] wel heeft geklaagd bij de Stichting Rio aan de Rijn en deze de bezwaren van [eiser] niet heeft gehonoreerd, kan dat niet aan de Belangenvereniging c.s. worden verweten.
Voorts blijkt uit het besluit van de gemeente Arnhem van 8 augustus 2005 dat [eiser] binnen 6 weken bezwaar had kunnen maken tegen de intrekking van zijn terrasvergunning en dat hij daarnaast een voorlopige voorziening had kunnen vragen bij deze rechtbank. De situatie was op dat moment derhalve, anders dan door [eiser] is betoogd, niet onomkeerbaar. Niet valt in te zien waarom [eiser] niet van deze rechtsmiddelen gebruik heeft kunnen maken, zeker nu hij – naar eigen zeggen – eind juli/begin augustus al wist dat hij zijn terras niet zou kunnen exploiteren. Ook in dit opzicht valt de Belangenvereniging c.s. derhalve geen verwijt te maken. Dat [eiser] er mogelijk van uit ging dat hij zijn terras net als voorgaande jaren tot 16.00 uur in feite gewoon kon uitzetten, maakt dit niet anders. Zijn terrasvergunning was ingetrokken door de gemeente Arnhem én hij had geen nadere afspraken gemaakt met de Stichting Rio aan de Rijn. [eiser] had daarentegen juist duidelijk te kennen gegeven dat hij niet wenste deel te nemen aan de activiteiten op de Jansplaats. Onder deze omstandigheden mocht [eiser] er niet op vertrouwen dat hij zijn terras toch zou kunnen exploiteren. Uit het voorgaande volgt voorts dat het niet zou hebben uitgemaakt of het podium op een andere plek was neergezet of beide dagen pas om 16.30 zou zijn opgebouwd; ook dan zou [eiser] zijn terras – bij gebrek aan een vergunning en aan aanvullende afspraken met de Stichting Rio aan de Rijn – immers niet hebben mogen uitzetten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Belangenvereniging c.s. worden begroot op:
- vast recht 244,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.148,00
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Belangenvereniging c.s. tot op heden begroot op EUR 1.148,00,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2006.