ECLI:NL:RBARN:2006:AY0427

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
139732
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkering op basis van opstalverzekering en geschil over bewoonde staat van het pand

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een opstal, uitkering van schadevergoeding op basis van een opstalverzekering afgesloten bij Achmea en Fortis. De verzekering is afgesloten via assurantietussenpersoon [gedaagde sub 4] v.o.f. en betreft een verzekerde som van € 500.000,00. Eiser stelt dat de verzekeraars hem niet hebben geïnformeerd over de gevolgen van de bewoonde of onbewoonde staat van het pand voor de dekking van de verzekering. De verzekeraars betwisten de vordering en stellen dat de leegstand van het pand een verhoogd risico met zich meebracht, wat niet aan hen was gemeld. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij de verzekeraars tijdig op de hoogte heeft gesteld van de leegstand en de staat van het pand. De vorderingen tegen Achmea en Fortis worden afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten. De zaak benadrukt de verplichtingen van de verzekerde om wijzigingen in het risico tijdig te melden en de gevolgen daarvan voor de dekking van de verzekering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 139732 / KG ZA 06-235
Vonnis in kort geding van 30 mei 2006
in de zaak van
[eiser]T,
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. B.J.M. van Meer te Arnhem,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Apeldoorn,
2. de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Utrecht,
gedaagden,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
3. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 3],
gevestigd en kantoorhoudend te Zevenaar,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat en procureur mr. K. Van der Meulen te Zevenaar.
Partijen zullen hierna [eiser], Achmea, Fortis, [gedaagde[gedaagde sub 4] (voor [gedaagde sub 4] afzonderlijk en voor [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 4] v.o.f. gezamenlijk) en [gedaagde sub 4] v.o.f worden genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Achmea en Fortis
- de pleitnota van [gedaagde sub 4]
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiser] is eigenaar van de opstal, ondergrond, tuin, erf en weiland, plaatselijk bekend [adres].
2.2. Per 1 december 2002 heeft [eiser] ten behoeve van deze opstal een particuliere opstalverzekering afgesloten met Ymaro Assuradeuren v.o.f. (hierna: Ymaro). Ymaro is hierbij opgetreden als gevolmachtigde van de verzekeraars Achmea en Fortis. De verzekering is door [eiser] afgesloten via zijn assurantietussenpersoon [gedaagde[gedaagde sub 4] v.o.f., waarvan [gedaagde sub 4] de enige vennoot is. Per 1 januari 2005 heeft [gedaagde[gedaagde sub 4] v.o.f. haar assurantieportefeuille verkocht aan Assurantiekantoor Jansen te Winterswijk. Thans is de heer [betrokkene] van dat kantoor de assurantietussenpersoon van [eiser].
2.3. Voorafgaande aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst hebben [gedaagde sub 4] en de heer [betrokkene 1] van Ymaro het te verzekeren object bekeken.
Vervolgens is de verzekeringsovereenkomst afgesloten voor een verzekerde som van € 300.000,00. Op het polisblad is als bijzonderheid vermeld:
"verzekerde objecten: Kasteeltje en aangebouwde schuur. Het pand is thans onbewoond"
Het polisblad vermeldt onder de voorwaarden:
"31 C Brand Algemeen 2002"
2.4. Naar aanleiding van een verzoek van [eiser] om verhoging van de verzekerde waarde in verband met een verhoging van de hypotheek, heeft [gedaagde sub 4] op 15 april 2004 telefonisch contact gehad met [eiser].
Een notitie van dat telefoongesprek luidt:
? Aannemer [gedaagde sub 4] is nog niet begonnen
? Dit hangt mede af van de verkoop woonhuis (aanvulling secretaresse: te [woonplaats]; de rechtbank), hetgeen niet vordert
? Zodra [gedaagde sub 4] begint horen wij
? Pand is wel permanent bewoond door tijdelijke huurder.
2.5. Tevens heeft [gedaagde sub 4] op die datum (15 april) een telefoongesprek gevoerd met Ymaro. Een notitie van dat gesprek luidt:
[gedaagde sub 4] (aanvulling secretaresse: [naam]; de rechtbank) verzekerd bedrag blijft gehandhaafd, onbewoond / (aanvulling secretaresse: wordt; de rechtbank) bewoond. Verz.bedrag Primier Risk maken zodat onderverzekering niet meer speelt(aanvulling secretaresse: mag niet: Ver. Van Brandverenigi alleen inbraak). Hij zal nog met [betrokkene1]. kortsluiten en ons berichten
Aanvulling hieronder van de secretaresse van [gedaagde sub 4]:
ma 19.04.04 9.59 weer overlegt over bovenstaande met [betrokkene 1] en [gedaagde sub 4]
2.6. Op 19 april 2005 is door [gedaagde sub 4] aan de heer [betrokkene 1] van Ymaro bericht:
Hierbij bevestig ik het telefoongesprek van hedenmorgen tussen u en de heer [gedaagde sub 4] [gedaagde sub 4].
? De verzekerde som wordt verhoogd tot: € 500.000,-
? Het pand is thans bewoont.
? Zodra de huidige woning, te [woonplaats], van verzekerde [eiser] is verkocht, start de verbouwing van het pand Loowaard 1 te Loo.
? Er zijn reeds contracten gesloten, met Aannemer [gedaagde sub 4] en Monumentale zaken, om de verbouwing te realiseren.
Wij zullen u informeren zodra de bouwactiviteiten gaan plaatsvinden.
(...)
2.7. Vervolgens is de opstalverzekering zoals door [eiser] per 1 december 2002 aangegaan gewijzigd per 19 april 2004 in verband met een verhoging van het verzekerde bedrag van € 300.000,00 naar € 500.000,00. Als bijzonderheid is op het polisblad d.d.19 april 2004 vermeld:
"Verzekerde objecten: Kasteeltje en aangebouwde schuur"
De toevoeging "het pand is thans onbewoond" geciteerd onder 2.3., staat niet op dit polisblad. Op dit polisblad is wel verwezen naar de algemene voorwaarden: Brand Algemeen 31 C.
2.8. In artikel 16 van de Algemene voorwaarden brandverzekering 31 C is bepaald:
De verzekerde is verplicht de verzekeraar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 2 maanden schriftelijk in kennis te stellen van elke belangrijke verandering van het risico, waaronder in elk geval wordt verstaan:
(...)
c. leegstand van het gebouw;
(...)
Na ontvangst van de kennisgeving van risicowijziging zal de verzekeraar aan de verzekerde meedelen of de verzekering ongewijzigd zal worden voortgezet of dat premie en/of voorwaarden zullen worden herzien. Indien hierover met de verzekerde geen overeenstemming wordt bereikt, zal de verzekering - met inachtneming van een opzegtermijn van 30 dagen - door de verzekeraar worden beëindigd. Elk recht op schadevergoeding vervalt indien de verzekerde niet of niet tijdig de verzekeraar in kennis heeft gesteld van een wijziging als bovenbedoeld, tenzij de verzekerde van het optreden hiervan niet op de hoogte was en dat redelijkerwijs ook niet kon zijn.
Het recht op schadevergoeding blijft echter bestaan voor zover de verzekeraar de verzekering na een kennisgeving ongewijzigd zou hebben voortgezet. Zou de verzekeraar de verzekering slechts hebben voortgezet tegen een hogere premie en/of bijzondere voorwaarden, dan bestaat recht op schadevergoeding met inachtneming van die bijzondere voorwaarden en in verhouding van de bestaande tot de nieuw te noretren premie. (...).
2.9. Op 15 juli 2005 is in het verzekerd object brand uitgebroken waardoor schade is ontstaan. [eiser] heeft de brandschade direct aan [gedaagde sub 4] gemeld en deze heeft de schade aan Ymaro gemeld. De heer [betrokkene 1] van Ymaro is daarop ter plaatse polshoogte gaan nemen.
2.10. Naar aanleiding van de brand heeft [eiser] een verklaring afgelegd aan de politie. Hiervan is op 15 juli 2005 een proces-verbaal opgemaakt. Uit deze verklaring blijkt onder meer dat er reeds meerdere keren in het pand was ingebroken, dat aan het pand verschillende keren vernielingen waren aangericht en dat alle deuren vergrendeld waren met uitzondering van de deur van de vloedschuur.
2.11. Na de opgetreden brand is de schade op verzoek van [eiser] getaxeerd door GAB Robins Takkenberg B.V. Hij heeft de schade wegens verkoopwaarde bepaald op € 220.000,00 en de herbouwwaarde op € 332.775,00.
2.12. Bij brief van 25 november 2005 heeft Ymaro [eiser] bericht dat de brandschade niet gedekt is.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - kort samengevat - primair:
- uitkering door Achmea en Fortis op basis van een verzekerde som van € 500.000,00 inhoudende betaling van een bedrag van € 129.110,00 - per direct en een bedrag van € 193.665,00 binnen vier weken nadat [eiser] alle op de herbouw betrekking hebbende rekeningen en dergelijke heeft overgelegd met dien verstande, dat de totale uitkering nooit meer zal bedragen dan de werkelijk aan herbouw of herstel bestede kosten met als maximum het bedrag op basis van de herbouwwaarde,
- met veroordeling van Achmea en Forts in de buitengerechtelijke kosten van € 4.103,99,
subsidiair:
- uitkering door Achmea en Fortis op basis van een verzekerde som van € 300.000,00, op basis van dezelfde voorwaarden als hiervoor vermeld, zijnde bedragen van € 77.370,00 c.q. € 116.055,00,
- betaling door [gedaagde sub 4] van bedragen gelijk aan het verschil in de uitkering door Achmea en Fortis op basis van een verzekerde som van € 500.000,00 en € 300.000,00, onder dezelfde voorwaarden als hiervoor vermeld, zijnde bedragen van € 51.740,00 en € 77.610,00
- met veroordeling van Achmea, Fortis en [gedaagde sub 4], hoofdelijk, in de buitengerechtelijke kosten van € 4.103,99,
meer subsidiar:
- betaling door [gedaagde sub 4] van de bedragen gelijk aan de hoogte van de uitkering van Achmea en Fortis op basis van een verzekerde som van € 500.000,00 onder dezelfde voorwaarden als hiervoor vermeld, zijnde bedragen van € 129.110,00 en € 193.665,00
- met veroordeling van [gedaagde sub 4] in de buitengerechtelijke kosten van € 4.103,99.
3.2. [eiser] heeft de spoedeisendheid van zijn vordering toegelicht door te stellen dat hij met het oog op de toekomstige herbouwplannen zekerheid dient te hebben over de middelen waarover hij kan beschikken
Ook stelt [eiser] dat het vanaf het begin voor iedereen duidelijk was dat het pand in zodanig slechte staat van onderhoud verkeerde dat het niet geschikt was voor bewoning, maar dat het de bedoeling was het pand ingrijpend te restaureren. [gedaagde sub 4] en de heer [betrokkene 1] van Ymaro waren met de onbewoonbare staat van het pand bekend doordat ze voorafgaande aan de totstandkoming van de verzekering het pand hadden bekeken. Het pand is slechts enkele keren tijdelijk bewoond geweest door kennissen van [eiser] die aan enige luxe en comfort geen eisen stelden, aldus [eiser]. [eiser] ontkent ooit aan [gedaagde sub 4] of Ymaro te hebben meegedeeld dat het pand permanent werd bewoond.
Voorts stelt [eiser] dat de algemene voorwaarden hem niet ter hand zijn gesteld, zodat hij er niet mee bekend kon zijn dat de al dan niet bewoonde staat van het pand van doorslaggevende betekenis was voor de schadedekking. Nu op het polisblad van 19 april 2004 bovendien de zinsnede: "het pand is thans onbewoond" was weggelaten heeft [eiser] in zijn visie daaruit ook mogen afleiden dat bewoond of onbewoond niet relevant was voor de verzekeraars.
3.3. Achmea en Fortis stellen de algemene voorwaarden aan [gedaagde sub 4] ter beschikking te hebben gesteld. Wat [gedaagde sub 4] er vervolgens mee gedaan heeft, regardeert de verzekeraars niet. Voorts stellen zij in eerste instantie niet positief te hebben gestaan tegenover het verzoek om verhoging van de verzekerde waarde. Zij waren in toenemende mate ongelukkig met de situatie, met name met het feit dat de verbouwing maar op zich liet wachten. Het onbewoond zijn van een pand als dat van [eiser] brengt namelijk een verhoogd risico op schade met zich mee. De mededeling van [gedaagde sub 4], via zijn secretaresse, van 19 april 2004 dat de woning inmiddels permanent werd bewoond, gaf de doorslag om mee te werken aan de voortzetting van de verzekering en de verhoging van de verzekerde som. Nu op het nieuwe polisblad als bijzonderheid niet langer was vermeld dat het pand in onbewoonde staat verkeerde, had [eiser] daaruit kunnen afleiden dat dus niet langer werd uitgegaan van de onbewoonde staat.
De verzekeraars stellen voorts dat hen eerst na de schademelding van 15 juli 2005 duidelijk is geworden dat het pand niet bewoond werd en in deplorabele staat verkeerde. Zo stellen zij niet op de hoogte te zijn gesteld van het feit dat de ramen vervangen waren door houten platen, van het plastic op het dak en van het hekwerk om het pand. Van de eerder gepleegde vernielingen en inbraken zijn zij eerst op de hoogte gesteld door het proces-verbaal van de politie van 15 juli 2005.
3.4. [gedaagde sub 4] stelt dat hij [eiser] tegelijk met het polisblad de algemene voorwaarden ter hand heeft gesteld. Maar, zo stelt [gedaagde sub 4], ook anderszins was [eiser] ermee bekend dat het voor de verzekeraars van doorslaggevend belang was of het pand al dan niet bewoond was. Zo legde [eiser] zelf verschillende keren het verband tussen de bewoonde staat en verhoging van de verzekerde som, dan wel verlaging van de premies. Voorts stelt [gedaagde sub 4] dat het telefoongesprek van 15 april 2004 tussen hem en [eiser] werd gevoerd naar aanleiding van het verzoek van [eiser] om verhoging van de verzekerde som. Het gesprek ging met name over de vraag of het pand al dan niet bewoond was.
[gedaagde sub 4] stelt uit de mededelingen van [eiser] te hebben begrepen dat [eiser] opeenvolgende tijdelijke huurders had zodat het pand permanent zou worden bewoond.
Na 15 april moest de zaak nog worden kortgesloten met Ymaro. [gedaagde sub 4] stelt dat het gebruikelijk is dat hij werkzaamheden die zich daartoe lenen voor verdere afhandelingen overdraagt aan zijn secretaresse. Zo ook in dit geval.
Tenslotte betwist [gedaagde sub 4] door [eiser] op de hoogte te zijn gesteld van de voor 15 juli 2005 gepleegde inbraken en vernielingen.
3.5. De standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De spoedeisendheid van de vordering blijkt voldoende uit de stelling van [eiser].
4.2. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagde sub 4] als assurantieadviseur van [eiser] heeft gehandeld als hulppersoon van [eiser]. Het handelen van [gedaagde sub 4] dient uit dien hoofde aan [eiser] toegerekend te worden en niet aan de verzekeraars. Voorts is niet betwist dat [gedaagde sub 4] jegens [eiser] aansprakelijk kan worden gesteld indien hij in zijn taak als assurantietussenpersoon jegens [eiser] tekort zou zijn geschoten.
Beoordeling ten opzichte van Achmea en Fortis
4.4. Ter zitting is niet weersproken dat Ymaro de algemene voorwaarden ter hand heeft gesteld aan [gedaagde sub 4]. Hiermee wordt Ymaro geacht aan haar verplichtingen jegens [eiser] te hebben voldaan. En [eiser] wordt daarmee in zijn verhouding tot de verzekeraars verondersteld de algemene voorwaarden van Ymaro te kennen. Overigens, los van de vraag of [eiser] de polisvoorwaarden kende, is ter zitting uit de door [gedaagde sub 4] overgelegde aantekeningen van telefoongesprekken die hij met [eiser] heeft gevoerd op 19 mei 2003, 1 juli 2003 en 15 april 2004 en de brief van [eiser] aan [gedaagde sub 4] d.d. 18 juli 2005 - van welke stukken door [eiser] de inhoud niet is betwist - voorshands geoordeeld voldoende gebleken van het verband dat ook [eiser] steeds heeft gelegd tussen de staat van bewoning en de hoogte van de premies/verzekerde som.
4.5. Vooralsnog hebben de verzekeraars voldoende onderbouwd gesteld dat de leegstand van het pand een verzwaard risico voor hen betekende. Doordat de verbouwing steeds op zich liet wachten, bleven de verzekeraars dit verzwaarde risico dragen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzekeraars ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt zij de verzekering per 19 april 2004 niet opnieuw zouden hebben afgesloten als hen niet was bericht dat het pand nu bewoond werd en daarmee het verzwaarde risico was komen te vervallen.
4.6. Ter zitting is voorts voldoende aannemelijk geworden dat de verzekeraars op 15 juli 2005 niet bekend waren - of redelijkerwijs konden zijn - met de leegstand van het pand. Nu het op de weg van [eiser], of voor hem [gedaagde sub 4] en/of [betrokkene], lag de verzekeraars hierover te informeren, maar hij daarmee in gebreke is gebleven, staat daarmee voldoende vast dat hij is tekort geschoten in zijn informatieplicht jegens de verzekeraars op grond van artikel 16 van de polisvoorwaarden. De verzekeraars hebben naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, indien zij kennis zouden hebben gehad van de leegstand, nog los van de vernielingen en inbraken die evenmin aan hen zouden zijn gemeld, de verzekering zouden hebben beëindigd. Daarmee is het recht op schadevergoeding op grond van artikel 16 van de polisvoorwaarden komen te vervallen.
4.7. De vorderingen jegens Achmea en Fortis zullen dan ook worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Achmea en Fortis worden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris procureur € 816,00
Beoordeling ten opzichte van [gedaagde sub 4]
4.8. De vraag die in dit kader allereerst ter beantwoording voorligt is in hoeverre [gedaagde sub 4] de mededelingen van [eiser] over de al dan niet bewoonde staat van het pand heeft mogen begrijpen zoals ze deze blijkens de berichtgeving op 19 april 2004 aan Ymaro heeft begrepen.
4.9. De telefoonnotitie die onder 2.5. is geciteerd, laat de mogelijkheid open dat [eiser], zoals hij thans ook stelt, [gedaagde sub 4] heeft gevraagd aan de verzekeraars door te geven dat er een tijdelijke huurder was en dat het zijn bedoeling was een opvolgend tijdelijk huurder te vinden. Onmiskenbaar is dit bericht niet juist bij de verzekeraars gekomen (volgens de telefoonnotitie van 15 april en de e-mail van 19 april). Daarvan moet [gedaagde sub 4] een verwijt worden gemaakt. De gevolgen van deze fout zijn dat de verzekeraars ervan uitgingen dat het pand bewoond was zodat zij overgingen tot het geven van de gevraagde dekking terwijl de werkelijke situatie anders was.
Dat [eiser] [gedaagde sub 4] juist heeft geïnformeerd, maar [gedaagde sub 4] aan deze informatie een verkeerde uitleg heeft gegeven, is ter zitting door [gedaagde sub 4] gemotiveerd betwist. Voorts is ter zitting vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] per januari 2005 [gedaagde sub 4] dan wel de heer [betrokkene] van Assurantiekantoor Jansen te Winterswijk heeft ingelicht over de leegstand c.q. vernielingen en inbraken aan/in het pand. Daarmee is de feitelijke gang van zaken ter zitting onvoldoende duidelijk geworden om, gelet op het onder 4.2. genoemde criterium tot toewijzing van de geldvordering tegen [gedaagde sub 4] te kunnen komen.
4.10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden bepaald op:
- vast recht € 248,00
- salaris procureur € 816,00
De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevorderde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea en Fortis tot op heden begroot op € 1.064,00 en ook aan de zijde van [gedaagde sub 4] tot op heden begroot op € 1.064,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A. van Gemert op 30 mei 2006.