ECLI:NL:RBARN:2006:AX9536
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens eerdere beëindiging en benadeling van schuldeisers
Op 3 februari 2006 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek volgde op een eerdere toepassing van de regeling die op 18 maart 2002 was beëindigd, omdat verzoeker zijn betalingen kon hervatten na ontvangst van een erfenis. De rechtbank heeft op 27 maart 2006 de verzoeker gehoord, maar oordeelde dat er gegronde vrees bestond dat verzoeker opnieuw zou trachten zijn schuldeisers te benadelen. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat verzoeker in het verleden de bewindvoerder niet had geïnformeerd over de erfenis en geprobeerd had deze buiten de boedel om te incasseren. De rechtbank concludeerde dat deze eerdere gedragingen een dwingende afwijzingsgrond vormden voor het nieuwe verzoek. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verzoeker niet te goeder trouw was ten aanzien van een schuld aan NUON, aangezien hij illegaal gas en licht had laten aansluiten na afsluiting van zijn bedrijfspand. De rechtbank wees het verzoek af op basis van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet, en bevestigde dat de eerdere beëindiging van de schuldsaneringsregeling niet afdeed aan de gegronde vrees voor benadeling van schuldeisers. De uitspraak werd gedaan door mr. F.M.T. Quaadvliet op 3 april 2006.