ECLI:NL:RBARN:2006:AX8744

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129424
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de omvang van de opdracht en de uitvoering van werkzaamheden door Innovan aan de verkoopwagen van gedaagde

In deze zaak tussen Innovan Trailers B.V. en een gedaagde, die een verkoopwagen bezat, ontstond een geschil over de omvang van de opdracht die gedaagde aan Innovan had gegeven, de uitvoering van de werkzaamheden en de prijs die daarvoor in rekening mocht worden gebracht. Innovan had in opdracht van gedaagde werkzaamheden verricht aan de verkoopwagen, waaronder het monteren van een elektrisch rangeersysteem en spuitwerk. Gedaagde betwistte de omvang van de opdracht en stelde dat niet alle werkzaamheden waren uitgevoerd zoals gefactureerd. De rechtbank oordeelde dat gedaagde wel degelijk opdracht had gegeven voor de werkzaamheden zoals vermeld in de facturen, en dat Innovan deze naar behoren had uitgevoerd. Gedaagde had erkend dat hij voor bepaalde werkzaamheden opdracht had gegeven, maar stelde dat de prijsafspraak lager was dan het door Innovan gevorderde bedrag. De rechtbank oordeelde dat er geen prijsafspraak was komen vast te staan en dat Innovan recht had op een redelijk loon voor de verrichte werkzaamheden. De rechtbank wees de vordering van Innovan tot betaling van EUR 7.620,42 toe, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Innovan op EUR 1.130,93 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M.J. Blaisse op 19 april 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 129424 / HA ZA 05-1313
Vonnis van 19 april 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INNOVAN TRAILERS B.V.,
gevestigd te Ede,
eiseres,
procureur mr. H.M.G. van Lotringen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Maarssen,
gedaagde,
procureur voorheen mr. A. Huber.
Partijen zullen hierna Innovan en [gedaagde] worden genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 17 maart 2006.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[gedaagde] bezat in 2004 een verkoopwagen die hij gebruikte voor de aanvoer van en naar en de verkoop van kinderkleren op de markt.
Innovan heeft in opdracht van [gedaagde] in april 2004 onder meer een nieuw 12V elektrisch rangeersysteem gemonteerd in de wagen van [gedaagde]. [gedaagde] heeft het daarvoor gefactureerde bedrag ad EUR 2.957,15 op 20 april 2004 contant voldaan.
In mei/juni 2004 heeft Innovan in opdracht van [gedaagde] opnieuw werkzaamheden verricht aan de wagen. Innovan heeft [gedaagde] daarvoor als volgt gefactureerd:
- dd. 19 augustus 2004 nr. 41186 2.243,15
- dd. 20 augustus 2004 nr. 41269 7.001,29
- dd. 20 december 2004 nr. 41451 credit 1.624,02
Totaal 7.620,42.
[gedaagde] heeft de verkoopwagen in de zomer van 2005 verkocht. [gedaagde] heeft ter comparitie bij monde van zijn vriendin, die bij de verkoop betrokken is geweest, verklaard dat niet bekend is aan wie de verkoopwagen is verkocht en evenmin voor welk bedrag. Hij heeft voorts doen verklaren dat over de verkoopprijs geen BTW is berekend.
Het geschil
Innovan vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 7.620,42 vermeerderd rente ad 1,5% en kosten. Innovan vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad EUR 768,=.
Innovan legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht aan de verkoopwagen van [gedaagde] en uit dien hoofde aanspraak heeft op betaling van de tegenprestatie, zijnde het in hoofdsom gevorderde bedrag. Innovan baseert de gevorderde rente op de kennelijk door haar van toepassing geachte algemene voorwaarden. Zij stelt voorts kosten te hebben gemaakt ter incasso van haar vordering, die zij berekent conform het rapport Voorwerk II.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt dat Innovan werkzaamheden in rekening heeft gebracht waarvoor hij geen opdracht heeft gegeven en dat Innovan voor de wel opgedragen werkzaamheden een hoger bedrag dan het overeengekomen bedrag in rekening heeft gebracht. [gedaagde] heeft ter comparitie voorts klachten geuit over het spuitwerk. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Tussen partijen bestaat verschil van mening over (1) de omvang van de opdracht van [gedaagde] aan Innovan, (2) de vraag of de werkzaamheden zoals door Innovan gesteld volledig en naar behoren zijn uitgevoerd en (3) welke prijs voor de werkzaamheden in rekening gebracht mag worden. De rechtbank bespreekt deze geschilpunten als volgt.
Ad (1) - Omvang van de opdracht
Na de bij comparitie van partijen gewijzigde stellingname van [gedaagde], staat tussen partijen niet langer ter discussie dat [gedaagde] Innovan opdracht heeft gegeven voor spuitwerk, zij het dat [gedaagde] stelt dat deze opdracht uitsluitend betrekking had op één van de kleppen, het vervangen van zeilen tussen de kleppen van de verkoopwagen en van veren. Dat deel van de opdracht staat dus vast. Evenmin ter discussie staat dat [gedaagde] de hem gezonden facturen niet heeft betaald, ook niet voor het deel dat hij niet betwist. Voor dat niet betwiste deel van het werk bestaat dus in beginsel een betalingsverplichting, zij het dat partijen van mening verschillen over het daarvoor in rekening te brengen bedrag.
Tussen partijen staat wel ter discussie of [gedaagde] aan Innovan opdracht heeft gegeven voor de andere in de facturen genoemde werkzaamheden. Het ligt op de weg van Innovan om de feiten waarop zij haar vordering baseert – een opdracht met de door haar gestelde inhoud – voldoende aannemelijk te maken en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting van die feiten door [gedaagde], ook te bewijzen.
Innovan heeft ter voldoening aan deze stelplicht en bewijslast, facturen, opdrachtbonnen en verklaringen van een werknemer en van een door haar voor het spuiten ingeschakelde derde overgelegd.
De opdrachtbonnen lijken de werkzaamheden die genoemd worden in de facturen te bevestigen. De rechtbank acht deze bonnen op zichzelf echter onvoldoende om de gestelde opdracht aan te nemen omdat deze bonnen eenzijdige aantekeningen van Innovan bevatten. De bonnen zijn niet voor akkoord ondertekend door [gedaagde] en Innovan heeft [gedaagde] ook geen kopie van de bonnen gegeven. Innovan heeft voorts een verklaring overgelegd van [betrokkene 1], een werknemer van Innovan. [betrokkene 1] bevestigt dat in een gesprek met [gedaagde], waarbij ook [gedaagde 2], de directeur van Innovan aanwezig was, gesproken is over de werkzaamheden aan de verkoopwagen. Zij heeft voorts een verklaring overgelegd van [betrokkene 3], de medewerker van Autoschade van Dijk BV uit Lunteren van 4 januari 2006, welk bedrijf Innovan heeft ingehuurd om de spuitwerkzaamheden te verrichten. Ravenhorst, de autospuiter, verklaart de auto te hebben overgespoten, waardoor deze, aanvankelijke blauwe, wagen wit is geworden.
[gedaagde] heeft ontkend dat hij opdracht heeft gegeven voor de door Innovan gestelde werkzaamheden, met uitzondering van de werkzaamheden die hij wel heeft erkend (zie rechtsoverweging 4.3) en heeft tevens gesteld dat deze ook niet zijn uitgevoerd. In verband met het spuiten heeft hij verklaard dat slechts één van de kleppen is overgespoten en dat de wagen daarvoor ook al wit was.
[gedaagde] onderbouwt zijn verklaring niet en geeft ook niet aan hoe de gang van zaken naar zijn oordeel wel is geweest. [gedaagde] stelt weliswaar dat hij na ontvangst van de facturen van 19 en 20 augustus 2004 een brief heeft geschreven aan Innovan waarin hij klaagt over het in rekening brengen van werk waarvoor hij geen opdracht heeft gegeven, maar Innovan stelt die brief nooit te hebben ontvangen. [gedaagde] heeft geen kopie van deze brief overgelegd en ook geen bewijs van verzending daarvan. Voorts is ook niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] op enig later moment heeft geklaagd dat de facturen niet correspondeerden met de opgedragen werkzaamheden. Zo heeft [gedaagde] ook niet gesteld en is ook niet gebleken, dat hij na ontvangst van de factuur van 20 december 2004, die een gedeeltelijke creditering bevatte op de factuur van 20 augustus 2004 maar deze voor het overige in stand liet, heeft gereageerd en bezwaar heeft gemaakt over de in zijn visie ten onrechte in rekening gebrachte bedragen.
[gedaagde] zou zijn betwisting voorts nader hebben kunnen onderbouwen door nauwkeurig toe te lichten wat partijen in verband met de door Innovan te verrichten werkzaamheden hebben besproken en wat zij hebben afgesproken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [gedaagde] bij antwoord heeft gesteld dat hij überhaupt geen enkele opdracht had gegeven terwijl ter comparitie is gebleken dat dat toch anders lag en dat wel degelijk een, zij het volgens [gedaagde] beperkte, opdracht was gegeven. [gedaagde] stelt voorts dat niet alle door Innovan gestelde werkzaamheden zijn opgedragen, dat de betwiste werkzaamheden ook niet zijn verricht. Dat standpunt had [gedaagde] nader kunnen onder-bouwen bijvoorbeeld met foto’s, verklaringen van derden, mogelijk een kopie van het kentekenbewijs (waaruit de kleur van de auto blijkt), etc. Ook dat heeft [gedaagde] nagelaten.
Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en toegelicht, acht de rechtbank de stellingen van Innovan onvoldoende door [gedaagde] betwist zodat zij ervan uitgaat dat [gedaagde] aan Innovan opdracht heeft gegeven de werkzaamheden aan de verkoopwagen te verrichten zoals deze zijn vermeld in de overgelegde facturen.
Ad (2) – Werkzaamheden niet of gebrekkig verricht
In het licht van deze conclusie over de omvang van de opdracht, leest de rechtbank de stelling van [gedaagde] dat de in rekening gebrachte werkzaamheden, wederom met uitzondering van de spuitwerkzaamheden en het vervangen van de zeilen en veren, niet zijn verricht, als een beroep op toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van Innovan. Innovan heeft betwist dat zij de overeengekomen werkzaamheden niet of gebrekkig heeft verricht. Het is aan [gedaagde] om te stellen en - bij voldoende betwisting - te bewijzen dat Innovan tekort is geschoten in de haar opgedragen werkzaamheden.
Ten aanzien van het spuitwerk heeft [gedaagde] melding gemaakt van putjes en oneffenheden. Innovan heeft verklaard dat zij naar aanleiding van de klachten van [gedaagde], [betrokkene 4], het bedrijf dat de spuitwerkzaamheden heeft verricht, naar de auto heeft laten kijken. Deze is tot de conclusie gekomen, aldus Innovan, dat de oneffenheden al voor het overspuiten van de auto aanwezig waren en dat van een tekortkoming van haar of de door haar ingeschakelde [betrokkene 4] dus geen sprake is. [gedaagde] heeft dat betwist maar verder geen maatregelen genomen om tot vaststelling van het tijdstip van de oneffenheden te komen. [gedaagde] heeft voorts ter comparitie gesteld dat de wagen na de spuitwerkzaamheden een ravage was en dat hij deze eerst na een grondige schoonmaak weer kon gebruiken. [gedaagde] verbindt echter geen conclusies aan deze stellingen zodat de rechtbank daaraan geen betekenis kan hechten. Voor de andere werkzaamheden heeft [gedaagde] zijn stellingen niet nader toegelicht anders dan in het kader van de discussie over de omvang van de opdracht.
In het licht van de betwisting van Innovan is het aan [gedaagde] om zijn stellingen op dit punt te bewijzen. De rechtbank komt echter niet toe aan het opdragen van bewijs omdat het bewijsaanbod dat [gedaagde] heeft gedaan te weinig specifiek is. [gedaagde] heeft verklaard dat de wagen is verkocht en dat niet bekend is aan wie. Daarmee staat vast dat de wagen niet beschikbaar is voor inspectie. Onder die omstandigheden ligt het op de weg van [gedaagde] om nauwkeurig aan te geven op welke wijze hij het bewijs van zijn stelling zou kunnen leveren.
Het enige wat [gedaagde] specifiek aanbiedt is zichzelf als getuige te doen horen. De rechtbank merkt daarover op dat in art. 164 lid 2 Rv besloten ligt dat de verklaring van een partijgetuige geen bewijs in haar voordeel kan opleveren indien geen andere bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken. Dit geldt uitsluitend wanneer het gaat om een verklaring omtrent door die partij te bewijzen feiten. Die andere bewijzen zijn niet aangeboden, zodat de rechtbank het bewijsaanbod onvoldoende acht en geen bewijs zal opdragen. Daarmee staat dus vast dat de werkzaamheden zoals genoemd in de facturen naar behoren zijn verricht.
Ad (3) - Verschuldigde bedrag
Ter comparitie, waar [gedaagde] heeft erkend wel opdracht te hebben gegeven voor het spuiten van één klep en voor het vervangen van zeilen en de veren, heeft [gedaagde] gesteld dat partijen voor die werkzaamheden een prijsafspraak hebben gemaakt van EUR 1.250,=. Innovan heeft dat betwist. Nu de rechtbank hierboven reeds heeft geoordeeld dat de opdracht een verdergaande strekking had dan alleen het spuiten van een klep en het vervangen van de zeilen en de veren, komt aan deze stelling geen betekenis meer toe.
Nu een prijsafspraak niet is komen vast te staan, heeft Innovan recht op een redelijk loon (art. 7:405 lid 2 BW). Nu [gedaagde] het tegendeel niet stelt, gaat de rechtbank ervan uit dat het door Innovan in rekening gebrachte bedrag, een redelijk loon is.
Innovan heeft aanspraak gemaakt op rente ad 1,5% per maand. Zij baseert dit tarief op haar algemene voorwaarden. De rechtbank stelt vast dat Innovan bij dagvaarding weliswaar verwijst naar haar voorwaarden maar niet stelt - en de rechtbank is ook niet gebleken - dat zij deze van toepassing heeft verklaard op de met [gedaagde] gemaakte afspraken. Innovan heeft wel aanspraak op de wettelijke rente. Nu sprake is van een handels-overeenkomst, is dat de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW. Innovan heeft gevorderd dat deze rente zal worden toegewezen vanaf de vervaldag van de facturen. Blijkens de facturen is dat de 15e dag. [gedaagde] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Voor de factuur van 20 augustus 2004 zal uitgegaan moeten worden van het gecorrigeerde bedrag zoals vermeld in de factuur van 20 december 2004.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Innovan heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Innovan worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,93
- vast recht 291,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.130,93
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om aan Innovan te betalen een bedrag van EUR 7.620,00 (zevenduizend zeshonderd twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag telkens vanaf 15 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Innovan tot op heden begroot op EUR 1.130,93,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2006.