ECLI:NL:RBARN:2006:AX7475

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
111958
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Letselschade en verlies aan verdienvermogen; benoeming van deskundige voor onderzoek naar cognitieve beperkingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil over letselschade en verlies aan verdienvermogen van de eiseres, die als gevolg van ongevallen in 1988 en 1991 neurologische en cognitieve klachten ondervindt. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.S. Rijpma, heeft de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen die de restcapaciteit voor betaald werk kan onderzoeken. De gedaagden, STERPOLIS SCHADEVERZEKERINGEN N.V. en FBTO SCHADEVERZEKERINGEN N.V., vertegenwoordigd door mr. R.Ph. Elzas, hebben bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde deskundige van het Roessingh en pleiten voor een deskundige van het ACAG in Groningen.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 4 januari 2006 vastgesteld dat er behoefte is aan deskundige voorlichting over de beperkingen in concentratie en geheugen van de eiseres. De rechtbank heeft de heer [betrokkene 2], neuropsycholoog verbonden aan het ACAG, benoemd om de benodigde onderzoeken uit te voeren. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om te onderzoeken of de eiseres lijdt aan geheugen- en concentratiestoornissen die haar belastbaarheid beïnvloeden en of deze stoornissen het gevolg zijn van de eerdergenoemde ongevallen.

De rechtbank heeft ook vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de effectiviteit van begeleiding door een psycholoog of therapeut. De kosten van het onderzoek zijn voorlopig geschat op € 2.500,00, dat door de gedaagden als voorschot moet worden gedeponeerd. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenbericht en heeft bepaald dat de deskundige zijn bevindingen voor 1 juli 2006 moet indienen. Dit vonnis is uitgesproken op 19 april 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 111958 / HA ZA 04-627
Vonnis van 19 april 2006
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. S.S. Rijpma te Hengelo,
tegen
1. de naamloze vennootschap
STERPOLIS SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de naamloze vennootschap
FBTO SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
evestigd te Leeuwarden,
gedaagden,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. R.Ph. Elzas te Arnhem.
Partijen zullen hierna “[bet[eiseres]” en “Sterpolis en FBTO” genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2006
- de akte van [eiseres]
- de akte van Sterpolis en FBTO.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
verlies aan verdienvermogen
In genoemd tussenvonnis is overwogen, voor zover thans van belang, dat [eiseres] in beginsel na een opleidingstraject van één à twee jaar in staat moet worden geacht tot het verrichten van loonvormende arbeid in de door de arbeidsdeskundige Lanting genoemde functies met een ondersteunend administratief karakter. Voorts is overwogen dat behoefte bestaat aan voorlichting door een deskundige over de beperkingen in concentratie en geheugen die [eiseres] stelt ten gevolge van het ongeval te ondervinden en die volgens haar eraan in de weg staan dat zij een dergelijke functie daadwerkelijk zal kunnen vervullen. Met het oog hierop hebben de partijen zich uitgelaten over de naar hun mening te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen.
[eiseres] heeft gestaafd met stukken voorgesteld de heer [betrokkene 2], als psycholoog verbonden aan de Roessingh Diensten Groep (hierna: het Roessingh) te Enschede, een mentaal duurbelastbaarheidsonderzoek bij haar te laten verrichten. Enschede ligt op relatief geringe reisafstand van haar woonplaats, hetgeen de resultaten van het onderzoek naar haar mening zal bevorderen. Sterpolis en FBTO vrezen dat in het Roessingh - van oudsher een revalidatiecentrum - niet het juiste onderzoek zal worden verricht en ook dat het daar te verrichten FCE-onderzoek of het neuropsychologisch onderzoek geen objectieve meting of validering van de gestelde klachten zal (kunnen) opleveren. Zij zien dan ook meer in benoeming van een deskundige van het Academisch Centrum voor Arbeid en Gezondheid (hierna: het ACAG) in Groningen, dat met behulp van (medisch) deskundigen die samenwerken in multidisciplinaire teams naar hun mening hoogwaardige diagnostiek biedt. Voor verdere informatie hebben zij naar de internetpagina van dit centrum verwezen.
[eiseres] heeft tegen de benoeming van een deskundige van het ACAG geen andere bezwaren aangevoerd dan dat haar advocaat met dit centrum onbekend is en haar advocaat goede ervaringen heeft met het Roessingh. Aangezien de meeste bezwaren van Sterpolis en FBTO tegen inschakeling van het Roessingh meer inhoudelijk van aard zijn, zal - wat er van die bezwaren op zichzelf ook zij - tot benoeming van een deskundige van het ACAG worden overgegaan. Het bezwaar van de reisafstand die is gemoeid met onderzoek van [eiseres] door het ACAG kan worden ondervangen door de avond(en) voorafgaand aan de onderzoeksdag(en) in een hotel te Groningen te overnachten.
Na telefonisch overleg met het ACAG is de onderzoeksvraag nader in kaart gebracht. Naar is gebleken is vooralsnog onderzoek door een neuropsycholoog, eventueel aangevuld met onderzoek(en) door een arbeidsgeneeskundige en/of andere deskundigen van het ACAG, het meest aangewezen teneinde tot beantwoording van de vraag naar de reële restcapaciteit van [eiseres] te komen. Als deskundige zal worden benoemd de heer [betrokkene 2] als neuropsycholoog verbonden aan het ACAG. Bij zijn onderzoek, dat zal aanvangen met een intake-onderzoek, zal hij zonodig andere deskundigen van het ACAG kunnen inschakelen. Het loon en de kosten van deze deskundige(n) worden voorlopig geschat op EUR 2.500,00 (inclusief omzetbelasting). Als de voor de schade aansprakelijke partijen zullen Sterpolis en FBTO dit bedrag als voorschot ter griffie moeten deponeren.
Op basis van het met het ACAG gevoerde telefonisch overleg, de door de partijen voorgestelde vragen en hun overige stellingen omtrent de restcapaciteit van [eiseres] zullen de volgende vragen aan de deskundige worden voorgelegd:
1. Wilt u met inachtneming van het in het tussenvonnis van 4 januari 2006 vastgestelde uitgangspunt over de bij [eiseres] bestaande restcapaciteit tot het verrichten van betaald werk en de daaraan ten grondslag liggende neurologische, neuropsychologische, arbeidsdeskundige en reïntegratiedeskundige rapporten onderzoeken (zonodig met inschakeling van andere deskundigen van het ACAG) of bij [eiseres] sprake is van geheugenstoornissen en/of concentratiestoornissen (en/of anders te duiden cognitieve afwijkingen) die haar (mentale) belastbaarheid zodanig beperken dat zij niet of niet voltijds in staat is de door de arbeidsdeskundige Lanting passend geachte functies te vervullen? Zo ja: kunt u daarbij aangeven of - en zo ja: in hoeverre en met welke mate van waarschijnlijkheid - deze het gevolg zijn van de ongevallen van 1988 en 1991?
U wordt verzocht bij uw beantwoording van deze vraag aan te geven op welk(e) onderzoek(en) u uw oordeel baseert en of - en in hoeverre wel of niet - de uitkomsten daarvan zijn te objectiveren dan wel op validiteit zijn te controleren?
Ingeval uw antwoord op vraag 1 bevestigend luidt wordt u verzocht ook de volgende vraag gemotiveerd te beantwoorden:
2. Zou naar uw oordeel begeleiding van [eiseres] door een psycholoog en/of psychosociaal therapeut ter vergroting van de belastbaarheid van [eiseres]:
- zinvol zijn en tot herstel leiden of
- (in november 2003) zinvol zijn geweest en tot herstel hebben kunnen leiden?
Zo ja, welke mate van herstel kan worden bereikt dan wel had kunnen worden bereikt en op welke termijn? Welke omstandigheden en/of factoren acht u daarbij van belang?
3. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, zijn naar uw oordeel van belang voor een goed begrip van de zaak?
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de hiervoor onder 2.5 vermelde vragen,
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer [betrokkene 2] neuropsycholoog verbonden aan het ACAG (correspondentie via dr. F.H.W. Jungbauer, Postbus 30001, 9700 RB Groningen, tel. 050-3610200),
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat Sterpolis en FBTO voor 3 mei 2006 (kopieën van) de overige processtukken en - voor zover mogelijk - de andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken aan de deskundige zal doen toekomen, waaronder in elk geval de in vraag 1 genoemde rapporten,
bepaalt dat Sterpolis en FBTO voor 3 mei 2006 als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 2.500,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. C.M.E. Lagarde,
bepaalt dat de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundige tot het onderzoek zal overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundige in overleg met de raadslieden van de partijen,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 1 juli 2006,
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit schriftelijk bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 26 juli 2006 voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] of voor bepaling datum vonnis,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis (behoudens het provisioneel deel ervan) alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2006.