ECLI:NL:RBARN:2006:AX3031

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
140555
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen huurders en verhuurder over geluidsoverlast en ontruiming

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een vordering ingesteld tegen de stichting Talis, de verhuurder van hun woning. De eisers hebben herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast van de buren, de familie [betrokkene]. Talis heeft naar aanleiding van deze klachten onderzoek gedaan, maar heeft geen bewijs kunnen vinden voor de geluidsoverlast. De situatie escaleerde, wat leidde tot schade aan zowel de woning van de eisers als die van de buren. Talis heeft vervolgens de huurovereenkomst ontbonden en geëist dat de eisers hun woning zouden ontruimen.

De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat het niet aan hem is om de uitvoerbaarheid van het vonnis van de kantonrechter te schorsen, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid. De eisers hebben betoogd dat het vonnis van de kantonrechter berust op een juridische misslag, maar de voorzieningenrechter heeft deze stelling verworpen. De kantonrechter had Talis een bewijsopdracht gegeven, en de voorzieningenrechter oordeelde dat Talis in dat bewijs was geslaagd.

De eisers hebben ook aangevoerd dat de getuigenverklaring van de buurtconciërge [betrokkene 2] niet betrouwbaar was, maar de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor meineed. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de ontruiming van de woning van de eisers gerechtvaardigd is, gezien hun tekortkomingen als huurders. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van Talis, die zijn begroot op € 775,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 140555 / KG ZA 06-288
Vonnis in kort geding van 19 mei 2006
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J. van Delft,
tegen
de stichting
STICHTING TALIS,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaten mrs. B.E.J.M. Tomlow en M.W. Kox te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Talis genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser] c.s.
- de pleitnota van Talis
- de overgelegde producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiser] c.s. huurden van Talis de woning aan de [adres] te [woonplaats]. De naast deze woning gelegen woning aan de [adres 2] werd gehuurd door de familie [betrokkene] (verder: [betrokkene]).
[eiser] c.s. hebben diverse malen bij Talis geklaagd over de geluidsoverlast die zij ondervonden vanuit de woning van [betrokkene]. In reactie hierop heeft Talis onderzoek laten doen. Van geluidsoverlast is Talis daarbij niet gebleken.
Op enig moment is de situatie geëscaleerd. Daarbij is zowel aan de woning van [eiser] c.s. als aan de woning van [betrokkene] schade aangericht. De gebeurtenissen zijn voor [betrokkene] aanleiding geweest de door haar gehuurde woning te verlaten.
Talis heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat [eiser] c.s. de verhouding met [betrokkene] ernstig heeft verstoord door onophoudelijk en zonder reden bij diverse instanties te klagen over het woongedrag van [betrokkene] met de kennelijke bedoeling dat [betrokkene] haar woning zou moeten verlaten. Daarbij heeft Talis gesteld dat de bedreigingen, confrontaties en schermutselingen die zich tussen [eiser] c.s en [betrokkene] hebben voorgedaan zonder uitzondering zijn geïnitieerd en uitgelokt door [eiser] c.s.
Talis heeft het voorgaande aangemerkt als tekortkoming in de verplichting van [eiser] c.s. zich als goed huurder te gedragen en heeft hierin aanleiding gezien om ontbinding te vorderen van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst.
Bij tussenvonnis van 29 juli 2005 heeft de kantonrechter te [woonplaats] Talis toegelaten tot het bewijs van de feiten en/of omstandigheden waaruit kan volgen dat:
“partij [eiser] zonder serieuze reden veelvuldig bij verschillende instanties over (het gedrag van) de familie [betrokkene] en hun bezoekers heeft geklaagd en/of hen heeft geïntimideerd en bedreigd met de kennelijke bedoeling te bewerkstelligen dat de familie [betrokkene] hun woning zouden moeten verlaten;”
Nadat in dit verband een getuigen- en een tegengetuigenverhoor had plaatsgevonden, heeft de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 28 april 2006 de tussen partijen gesloten huurovereenkomst ontbonden en [eiser] c.s. – voor zover hier van belang – veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] met alle personen en zaken die zich daarin bevinden te ontruimen en te verlaten. Daarbij heeft de kantonrechter, voor zover hier relevant, het volgende overwogen (rechtsoverweging 2.11):
“Talis is geslaagd in het bewijs.
Uit de verschillende getuigenverklaringen, in onderling verband beschouwd, moet worden afgeleid dat Talis naar aanleiding van aanhoudende klachten van partij [eiser] veel heeft gedaan om tot een objectieve vaststelling van overlast te komen. (...) Belangrijk en tekenend is in dit verband de verklaring van de buurtconciërge [betrokkene 2], die, behalve van partij [eiser], van niemand uit de Engelsstraat klachten van overlast heeft gehad, daar waar partij [eiser] stelt dat de overlast zich bijna dagelijks voordeed en de Kolpingwijk een wijk is waar mensen dicht bij elkaar wonen. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat er geen serieuze aanleiding voor klachten is geweest en dat partij [eiser] geklaagd heeft over normaal woongedrag van haar buren. Het zonder serieuze aanleiding veelvuldig klagen is geen goed huurdersgedrag.”
Het vonnis is op 4 mei 2006 aan [eiser] c.s. betekend met de aanzegging dat zij de woning binnen 14 dagen dienen te ontruimen en te verlaten.
[eiser] c.s. zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Er is nog geen zicht op een uitspraakdatum van het Hof.
Het geschil
[eiser] c.s. vorderen samengevat dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het door de kantonrechter te [woonplaats] d.d. 28 april 2006 gewezen vonnis zal schorsen zolang de behandeling van het ingestelde hoger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem nog dient.
Talis heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Voorop dient te worden gesteld dat het niet aan de voorzieningenrechter is om aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zijn kracht tot tenuitvoerlegging bij voorraad te ontnemen. Daarvoor kan alleen reden zijn als die tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Van zulk misbruik is sprake indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag van de rechter die het vonnis wees of indien er sprake is van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
[eiser] c.s. leggen aan hun vordering in de eerste plaats ten grondslag dat het vonnis van de kantonrechter berust op een kennelijk juridische misslag. Zij wijzen er daarbij op dat de kantonrechter bij (tussen)vonnis van 29 juli 2005 een bewijsopdracht heeft gegeven aan Talis, in welke bewijsopdracht Talis niet is geslaagd. Immers, de kantonrechter heeft niet geconcludeerd dat [eiser] c.s. met het klagen de kennelijke bedoeling had te bewerkstelligen dat [betrokkene] haar woning zou moeten verlaten, hoewel de bewijsopdracht zich daartoe wel uitstrekte. Door de vordering tot ontruiming desondanks toe te wijzen heeft de kantonrechter de grondslag van de door haar geformuleerde bewijsopdracht verlaten.
Deze stelling faalt. De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis van 29 juli 2005 Talis een bewijsopdracht gegeven die uit twee delen bestaat en die met elkaar zijn verbonden door de woorden “en/of” (zie 2.6 hierboven). Vooral door het woord “of” dient dit probandum zo te worden uitgelegd dat Talis in de benadering van de kantonrechter het verlangde bewijs heeft geleverd, zodra een van beide onderdelen van het probandum zijn bewezen. De kantonrechter heeft in haar eindvonnis van 28 april 2006 geoordeeld dat Talis is geslaagd in het bewijs van de stelling die correspondeert met het eerste gedeelte van het probandum. Door vervolgens te beslissen dat Talis daarom het haar opgedragen bewijs heeft geleverd, heeft de kantonrechter een beslissing genomen die vanuit rechtsvorderlijk oogpunt niet onjuist is. De beslissing getuigt daarom niet van een klaarblijkelijke juridische misslag.
[eiser] c.s hebben voorts betoogd dat de kantonrechter in het vonnis ten onrechte een doorslaggevend gewicht heeft toegekend aan de verklaring die is afgelegd door getuige [betrokkene 2]. Zij stellen dat [betrokkene 2], de bij Talis in dienst zijnde buurtconciërge, niet de waarheid heeft gesproken. Waar [betrokkene 2] verklaart dat hij van niemand anders dan [eiser] c.s klachten van overlast heeft gehad en dat hij over deze klachten geen contact heeft gehad met het buurtcomité, wordt dit weersproken door onder meer leden van het buurtcomité zelf en de opbouwwerker. Zij verklaren allen dat zij met [betrokkene 2] over de overlast hebben gesproken. Volgens [eiser] c.s. is er een handtekeningenlijst opgesteld, waarin buurtbewoners, waaronder de heer [betrokkene 3], voorzitter van de buurtcommissie, de klachten van [eiser] c.s. tegen [betrokkene] onderschreven. Verschillende buurtbewoners waren er getuige van dat deze handtekeningenlijst aan [betrokkene 2] werd overhandigd. [betrokkene 2] zou in een gesprek op 4 mei j.l. hebben erkend dat hij de handtekeningenlijst kende en dat deze aan hem is overhandigd. Hij zou deze op het kantoor van Talis opzoeken.
Deze stelling wordt verworpen. In dit kort geding is niet komen vast te staan dat de getuigenverklaring van [betrokkene 2] meinedig is. [betrokkene 2] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 8 mei jl., zakelijk weergegeven, verklaard dat hij bij zijn getuigenverklaring blijft, dat hij niet afweet van een handtekeninglijst en dat hijzelf niets heeft gemerkt van overlast door de familie [betrokkene]. De in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen van buurtbewoners strekken ertoe te betogen dat zij over de overlast door de familie [betrokkene] bij [betrokkene 2] hebben geklaagd en dat zij hebben gezien dat [betrokkene 2] de handtekeningenlijst heeft ontvangen. Het enkele feit dat anderen een verklaring met andere inhoud afleggen dan [betrokkene 2] is onvoldoende om vast te stellen dat [betrokkene 2] meineed heeft gepleegd. In hoger beroep van de bodemprocedure kan dit bewijsmateriaal worden betrokken bij de beoordeling van de grieven van [eiser] c.s.. Op basis van dit bewijsmateriaal kan echter niet de staking van de executie worden bevolen.
Voor zover de stellingen van [eiser] c.s. inhouden dat de kantonrechter ten onrechte bewezen heeft verklaard dat er geen sprake was van overlast door de familie [betrokkene], omdat verschillende buurtbewoners hebben verklaard dat er wel degelijk sprake was van overlast door de familie [betrokkene], wordt erop gewezen dat in een executiegeschil geen plaats is voor een herbeoordeling van het bewijsmateriaal. Het nieuwe bewijsmateriaal kunnen [eiser] c.s. in het hoger beroep in het geding brengen.
Zoals hiervoor onder 4.1. reeds is weergegeven, kunnen na het te executeren vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan er toe leiden dat een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. [eiser] c.s. hebben gesteld dat ontruiming voor de heer [eiser] ernstige psychische gevolgen heeft. Hij heeft depressieve klachten die zijn verergerd nadat de familie [betrokkene] en andere Somalische mannen zijn huis hebben aangevallen op 28 juli 2004. Hij neemt antidepressiva. De behandelend psycholoog heeft zorgen over de gevolgen van de ontruiming voor de heer [eiser]. Er zal in ieder geval vervangende woonruimte moeten worden gevonden.
Ontruiming van woonruimte is een ingrijpende gebeurtenis. Daarom wordt zij alleen toegewezen als de huurder in min of meer ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder. Het feit dat de ontruiming de heer [eiser] gezien zijn psychische gesteldheid harder dan een gemiddelde persoon treft, is onvoldoende grond de staking van de executie te bevelen. Hier weegt zwaarder dat [eiser] c.s. tekort zijn geschoten in hun verplichtingen als huurder. Talis heeft bovendien ter zitting verklaard dat [eiser] c.s. na ontruiming gedurende korte tijd in een overbruggingswoning kunnen verblijven. Op dat punt wordt daarom tegemoet gekomen aan de zorg van de behandelend psycholoog.
[eiser] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Talis worden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal € 775,00
De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Talis tot op heden begroot op € 775,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. van Hoof op 19 mei 2006.