ECLI:NL:RBARN:2006:AW7191
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van honorarium door de Deken van de Orde van Advocaten
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, vordert de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem betaling van een honorarium van € 84.192,50 van mr. [gedaagde]. De Deken is door de Raad van Discipline benoemd tot rapporteur in een onderzoek naar de advocatenpraktijk van mr. [gedaagde], die voor onbepaalde tijd is geschorst wegens onbehoorlijke praktijkuitoefening. De Deken stelt dat mr. [gedaagde] een direct opeisbare vordering heeft en dat hij recht heeft op het honorarium dat door de Raad van Discipline is vastgesteld. Mr. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat de Deken ontvankelijk is in zijn vorderingen, onder andere omdat hij in hoger beroep is gegaan tegen de beslissing van de Raad van Discipline en de vordering nog niet opeisbaar zou zijn.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Deken wel degelijk een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, gezien de schorsing van mr. [gedaagde] en het risico dat hij niet in staat zal zijn om te betalen. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van de Deken aannemelijk is en dat de Deken recht heeft op het honorarium. De vordering is toegewezen, waarbij mr. [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 februari 2006. Daarnaast is mr. [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld, inclusief de kosten van beslaglegging. Het vonnis is uitgesproken op 4 april 2006.