zaaknummer / rolnummer: 133060 / HA ZA 05-1953
de rechtspersoon naar publiek recht
GEMEENTE HATTEM,
gevestigd te Hattem,
eiseres,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENOVEN B.V.,
gevestigd te Tricht,
gedaagde,
procureur mr. W.J.G.M. van den Broek,
advocaat mr. D.H. Nas te Nijmegen.
Partijen zullen hierna de Gemeente en Steenoven genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 december 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2006. De gemeente heeft ter comparitie een akte genomen.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Steenoven is eigenaar van het bedrijfsterrein, gelegen aan de 1e Industrieweg 5 te Hattem. De bodem, inclusief het grondwater van het perceel was door een vorige eigenaar verontreinigd. De verontreiniging was zo ernstig en urgent, dat de bodem moest worden gesaneerd. Vanaf 1998 hebben Steenoven, de Gemeente en de provincie Gelderland - hierna: de Provincie - besprekingen gevoerd over sanering van het terrein. De sanering zou worden uitgevoerd door Hak Milieutechniek B.V. - hierna: Hak - een onderneming die destijds tot hetzelfde concern behoorde als Steenoven.
Op 3 november 2000 heeft Hak in opdracht van Steenoven aan de Gemeente en de Provincie een voorstel voor sanering van het perceel gedaan. De kosten waren geraamd op ƒ 1.688.000 excl. BTW, waarvan Steenoven ƒ 654.000,-, de Gemeenten ƒ 462.000,- en de Provincie ƒ 572.000,-, telkens excl. BTW, voor haar rekening zouden nemen. In de kostenbegroting werd uitgegaan van 1.700 ton te storten grond, die als niet-reinigbaar zou mogen worden gestort op de gemeentelijke afvalstort. De Provincie zou volgens dit voorstel de kosten van sanering van de grondwaterverontreiniging buiten de perceelsgrenzen voor haar rekening nemen. Kennelijk heeft HAK rond die tijd ook een voorstel voor een principe-overeenkomst aan partijen gestuurd. De Provincie heeft daarop gereageerd bij brief van 21 februari 2001, waaruit de volgende passages worden geciteerd:
“Het voorstel kan onzes inziens uitstekend als basis dienen voor een uiteindelijke overeenkomst tussen de drie betrokken partijen. Wel geeft het voorstel aanleiding tot enige vragen dan wel opmerkingen:
- onze voorkeur gaat uit naar een definitieve overeenkomst zonder de tussenstap van een intentieverklaring. In een dergelijke volledige overeenkomst zullen op alle punten harde afspraken gemaakt dienen te worden;
(...)
Gezien het vorenstaande is duidelijk dat de ondertekening van een principeovereenkomst niet opportuun is. Wel willen wij benadrukken dat ook de provincie Gelderland op zo kort mogelijke termijn een oplossing voor dit geval van bodemverontreiniging nastreeft. In dit kader stellen wij voor in week 10 de inhoud van de overeenkomst nader af te stemmen tussen Steenoven B.V., gemeente Hattem en provincie Gelderland.”
De Provincie is later teruggekomen van haar intentie partij te worden in een saneringsovereenkomst met Steenoven en de Gemeente, zoals blijkt uit haar brief van 13 augustus 2001, waaruit de volgende passages worden geciteerd:
“Steenoven B.V. is opdrachtgever voor de eerste fase van de sanering. Deze eerste fase van de sanering is feitelijk een sanering in eigen beheer waarmee wij volgens de regels van de Wet bodembescherming instemmen. Een overeenkomst is derhalve niet op zijn plaats. Na instemming met het saneringsplan en te zijner tijd na goedkeuring van het evaluatierapport bestaat er voor Steenoven B.V geen saneringsplicht meer.
Van de tweede fase van de sanering, de sanering van het diepe grondwater, is de overheid verantwoordelijk. De provincie zal te zijner tijd opdracht geven voor de grondwatersanering.”
Steenoven, de Gemeente en Hak hebben in augustus/oktober 2001 de “Overeenkomst Bodemsanering Eerste Industrieweg 5 te Hattem” - hierna: de Overeenkomst - gesloten. De Overeenkomst heeft de vorm van een brief van Hak aan de Gemeente en Steenoven. Uit de Overeenkomst worden de volgende bepalingen geciteerd:
“Aansluitend op het saneringsplan “1ste Fase - Sanering voormalige vatenwasserij, Eerste Industrieweg 5 te Hattem” en diverse aanvullende besprekingen treft u hierbij de aangepaste overeenkomst. Het doel van dit contract is om tot de sanering te komen van de hierboven genoemde locatie.
Deze overeenkomst bevat de volgende punten:
1. een opzet van de aanpak, tussen de partijen (gemeente Hattem en Steenoven BV) omtrent de kosten gemoeid met de uit te voeren werkzaamheden;
2. een beschrijving van de te verrichten werkzaamheden in het kader van de (deel-)sanering;
3. betalingsregeling;
4. inschrijfstaat conform bijlage.
Ad 1 Kostenopzet
De met de sanering gemoeide kosten zijn in bijlage 1 opgenomen. De opzet is als volgt:
- Steenoven BV fungeert als opdrachtgever voor de gehele deelsanering (...);
- Het betreft een bodemsanering in eigen beheer door Steenoven BV. De gemeente Hattem draagt voor 50% bij conform de in ad 3 beschreven betalingsregeling;
- De verleende subsidie uit de Stibosa-regeling ter grootte van ƒ 220.000,- (incl. BTW) wordt gelijkelijk verdeeld over de partijen; (...)
Ad 2 Werkzaamheden
Tussen Gemeente Hattem, Provincie Gelderland en Steenoven BV is overeenstemming bereikt omtrent een verdeling van de saneringswerkzaamheden. Concreet houdt dit in dat de bodemsanering tot een diepte van maximaal 10 m¹ - mv, voor zover in nagenoemd saneringsplan opgenomen, door Steenoven BV en de gemeente Hattem wordt gesaneerd en bekostigd. De bodemverontreiniging dieper dan 10 m¹ - mv wordt in opdracht en voor rekening van de Provincie Gelderland gesaneerd (partijen zullen zich inspannen Hak Milieutechniek BV te ondersteunen in het verwerven van deze opdracht).
(...)
Ad 3 Betalingsregeling
De aannemingsom, conform bijgevoegde inschrijfstaat, bedraagt ƒ 1.294.000,- (...) oftewel € 587.191,60 (...) (Alle bedragen zijn exclusief 19% BTW).
1. Bij opdrachtverlening (bestekpost voorbereiding): ƒ 72.200,-
2. De werkzaamheden worden in vierwekelijkse termijnen op basis van termijnstaten, volgens de eenheidsprijzen in de inschrijfstaat, verrekend. Opstelling van de termijnstaten vindt plaats door Hak Milieutechniek BV. De termijnstaten en de hieraan gekoppelde facturering wordt door Hak Milieutechniek BV opgesteld en ter goedkeuring bij de partijen ingediend;
3. Een kopie van de definitieve termijnstaten en de daaraan gekoppelde factuur, zoals aan Steenoven BV verstuurd, zal aan de gemeente Hattem worden verzonden. Op basis hiervan zal de gemeente haar bijdrage per ommegaande aan Steenoven voldoen.
(...)
Uitgangspunten en voorwaarden:
- Onderhavig document is opgesteld op basis van de rapportage zoals in het saneringsplan vermeld. Indien zich significante afwijkingen voordoen ten opzichte van de uitgangssituatie zullen maatregelen en effecten hieromtrent binnen het saneringsteam worden besproken en besloten;
(...)
Ondergetekenden stemmen in en verbinden zich aan het beschreven saneringsplan en de kostenopstelling conform inschrijfstaat. Daarnaast verlenen zij hierbij opdracht aan Hak Milieutechniek BV tot het uitvoeren van alle beschreven werkzaamheden.
Voor akkoord,
Namens:
gemeente Hattem Namens Steenoven BV
de burgemeester
Plaats / datum ... Plaats / datum Tricht 3/10/01
Hoogachtend,
Hak Milieutechniek BV
[betrokkene]
Algemeen directeur”
In de bij de Overeenkomst horende inschrijfstaat zijn de verwerkingskosten en de stortkosten op de gemeentelijke stort van de Gemeente van 1.700 ton opgenomen. De stortkosten zijn ƒ 60,- (€ 27,23) excl. BTW per ton. Dit is het tarief uit de gemeentelijke legesverordening.
De provincie heeft aan Steenoven ten behoeve van de sanering een subsidie van ƒ 220.000,- op grond van de StiBoSa-regeling verleend. De Provincie had daarvan op 31 oktober 2005 € 79.865,33 betaald, wat correspondeert met 80% van de verleende subsidie.
Kort na de start van de saneringswerkzaamheden - begin 2002 - is een asbestverontreiniging in de grond aangetroffen. Voor deze verontreinigde grond is geen verklaring van niet-reinigbaarheid door, destijds, het Servicecentrum Grondreiniging - hierna: SCG - gegeven. In het saneringsteam is besloten deze grond af te voeren naar de stortplaats van de Gemeente. Uiteindelijk is 10.554,5 ton verontreinigde grond gestort op de stortplaats van de Gemeente.
De Gemeente heeft bij Hak de stortkosten voor 6.203,41 ton verontreinigde grond in rekening gebracht. Deze kosten zijn door Hak vergoed, die deze op haar beurt bij Steenoven en de Gemeente in rekening heeft gebracht die daarvan ieder de helft hebben betaald. De Gemeente heeft de resterende stortkosten voor 4.341,09 ton van € 140.667,38 incl. BTW eerst bij Hak en daarna, na creditering van Hak, bij Steenoven in rekening gebracht. Steenoven heeft deze factuur niet betaald.
Bij aanslag 0013.00.015.3012500 van 25 januari 2005 is de Gemeente een aanslag krachtens de Wet belastingen op milieugrondslag van € 110.035,- excl. heffingsrente opgelegd in verband met de storting van reinigbare grond op de stortplaats van de Gemeente. De aanslag heeft alleen betrekking op grond die afkomstig is van de 1e Industrieweg 5 te Hattem. De gemeente heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid van bezwaar en beroep. De fiscale procedure loopt nog.
De sanering is voltooid. De Provincie heeft afgezien van uitvoering van de diepe grondwatersanering. De gemeentelijke stortplaats is afgedekt en gesloten.
Het geschil
Gemeente vordert - samengevat - veroordeling van Steenoven tot betaling van € 140.667,38 ter zake van stortkosten, € 34.941,08 ter zake van uitbetaalde StiBoSa-subsidie, € 14.974,75 ter zake van het restant van de StiBoSa-subsidie, zodra dit restant aan Steenoven is uitbetaald, en € 58.768,50 ter zake van verschuldigd geworden afvalstoffenheffing, vermeerderd met rente en kosten, daaronder de kosten van het beslag op het gesaneerde perceel.
Steenoven voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Het door de Gemeente gelegde conservatoire beslag op het bedrijfsterrein, gelegen aan de 1e Industrieweg 5 te Hattem voldoet aan de wettelijke eisen.
Deze procedure gaat over de financiële afwikkeling van de op kosten van Steenoven en de Gemeente uitgevoerde sanering van het bedrijfsterrein, gelegen aan de 1e Industrieweg 5 te Hattem. De Provincie heeft overwogen in deze sanering deel te nemen, aanvankelijk als mede-opdrachtgever van Hak (zie 2.2), daarna als separate opdrachtgever voor de diepe-grondwatersanering (2.3). Uiteindelijk heeft de Provincie daarvan afgezien. Dat heeft een gevoel van onbehagen gewekt bij Steenoven: zij meent dat de Provincie zich zo onttrekt aan de initiatieven die deze zou ontplooien. Dit gevoel van onbehagen overschaduwt de verschillen van inzicht tussen Steenoven en de Gemeente over de financiële afwikkeling van de sanering. De rechtbank kan in deze procedure, waarin de Provincie geen partij is en dus haar standpunt niet uiteen heeft kunnen zetten, over dit punt geen uitspraak doen. Zij zal zich beperken tot een oordeel over de gestelde aanspraken van de Gemeente om een deel van de kosten op Steenoven te verhalen.
De verontreinigde grond, afkomstig van de sanering, is gestort op de stortplaats van de Gemeente. In de bij de Overeenkomst horende inschrijfstaat was voorzien in de stort van 1.700 ton verontreinigde grond op de gemeentelijke stortplaats. Uiteindelijk is, door een tijdens de saneringswerkzaamheden aangetroffen asbestverontreiniging, 10.554,5 ton verontreinigde grond op de gemeentelijke stortplaats gestort. De Gemeente heeft voor het niet in de inschrijfstaat voorziene gewicht verontreinigde grond het in de inschrijfstaat vermelde bedrag van ƒ 60,- (€ 27,23) per ton in rekening gebracht. Dit bedrag is gebaseerd op de stortvergoeding in de legesverordening van de Gemeente. Tot 6203,41 ton hebben partijen conform de bepalingen in de Overeenkomst de kosten gedeeld. Steenoven is niet bereid de kosten voor de resterende 4.341,09 ton te vergoeden.
Steenoven stelt dat de Gemeente door het gewone storttarief in rekening te brengen, een voordeel bij de financiële afwikkeling van de Overeenkomst geniet, dat deze niet toekomt en dat de Gemeente daardoor Steenoven onevenredig belast met de kosten van de sanering. Volgens haar was de gemeentelijke stortplaats al gesloten en had de Provincie slechts voor de afvoer van de verontreinigde grond vanaf het bedrijfsterrein van Steenoven ontheffing verleend om toch te kunnen storten. Nu die hoeveelheid vele malen groter is dan was voorzien, heeft de Gemeente een extra voordeel genoten, waar tegenover geen inspanningen staan. Zo heeft zij een onvoorziene mogelijkheid gehad het tekort in de exploitatie van de stortplaats te verminderen. De afvoer naar en de verwerking op de stortplaats is door Hak verricht. Het moge zo zijn dat het saneringsteam begin 2002 heeft besloten om de grond tegen het in de inschrijfstaat vermelde tarief af te voeren naar de gemeentelijke stortplaats. Toen was echter nog niet bekend dat het om zo’n grote hoeveelheid extra afgevoerde grond zou gaan. Steenoven betwist dat de verwerkingskosten van Hak van de verontreinigde grond heronderhandelbaar waren, omdat het om werkelijke kosten per eenheid verontreinigde grond gaat.
De stellingen van de Gemeente komen er in de kern op neer dat partijen in het saneringsteam begin 2002 hebben besloten om de extra hoeveelheid verontreinigde grond niet te laten reinigen, maar te storten op de gemeentelijke stortplaats, omdat dit laatste goedkoper was. Toen is afgesproken dat het in de Overeenkomst vastgelegde tarief zou worden gehanteerd. Dit bedrag is ook in rekening gebracht bij de facturen voor de afvoer van de grond tot 6.203,41 ton. Het is op zich zelf juist dat de Gemeente na de invoering van het Stortbesluit werd geconfronteerd met een verminderde aanvoer van verontreinigde grond, zodat haar exploitatie verlieslijdend was. De Provincie heeft de Gemeente ontheffing verleend voor de aanvoer van verontreinigde grond, niet alleen vanaf het bedrijfsterrein van Steenoven, maar ook vanaf andere locaties. Vanaf 2001 is er alleen grond aangevoerd vanaf het bedrijfsterrein van Steenoven. Zij heeft een aannemer ingeschakeld om de door Hak gestorte grond op de stortplaats te bewerken en daaraan dus kosten gehad. Ten slotte stelt zij dat zij wel genegen was om over aanpassing van de kosten van verwijdering van de verontreinigde grond te praten, maar dat dan ook Hak, als zustervennootschap van Steenoven, bereid moest zijn om voor de verwerkingskosten van de verontreinigde grond een lagere prijs per ton te rekenen, gezien de grotere hoeveelheid. Steenoven en Hak waren echter niet bereid daarover te onderhandelen.
Partijen hadden in de Overeenkomst voorzien in de afvoer van 1.700 ton verontreinigde grond naar de gemeentelijke stortplaats tegen het tarief uit de legesverordening van ƒ 60,- (€ 27,23) per ton. Zoals zo vaak bij saneringen, werden partijen geconfronteerd met een tegenvaller: een niet in het verkennende, nadere of saneringsonderzoek ontdekte asbestverontreiniging. De Overeenkomst voorzag in een beslisstructuur bij “significante afwijkingen (...) ten opzichte van de uitgangssituatie”: in dat geval zouden maatregelen en effecten binnen het saneringsteam worden besproken en besloten. Het saneringsteam heeft geprobeerd een verklaring van niet-reinigbaarheid van het SCG te krijgen. Dat is niet gelukt omdat de grond volgens het SCG door zeven kon worden gereinigd. Het saneringsteam heeft toen gekozen voor storten op de gemeentelijke stortplaats tegen het oorspronkelijke tarief, omdat dat de goedkoopste oplossing was.
De rechtbank legt de stellingen van Steenoven aldus uit dat deze stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar in de zin van art. 6:248 lid 2 BW is dat de Gemeente Steenoven in ieder geval voor de resterende 4.341,09 ton houdt aan het oorspronkelijke tarief, zoals dat in het saneringsteam begin 2002 is overeengekomen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Steenoven is verantwoordelijk voor de sanering van haar eigen bedrijfsterrein. Omdat de Gemeente beducht was voor migreren van de verontreiniging, heeft zij besloten te participeren in de sanering door 50% van de kosten voor haar rekening te nemen. Dat is meer dan de wettelijke norm van 10%. De waardevermeerdering van het perceel ten gevolge van de sanering is voor Steenoven. Voor de aangetroffen extra verontreinigde grond is de goedkoopste manier van afvoer gekozen, namelijk het met gebruikmaking van de ontheffing van de Provincie storten op de gemeentelijke stortplaats. Daardoor heeft de Gemeente een voordeel, omdat zij per saldo 50% van het storttarief bij Steenoven in rekening kan brengen, zonder dat daar kosten van haar in dezelfde orde van grootte tegenover staan. Daar staat echter het nadeel tegenover dat zij 50% van de milieubelasting die geheven is in verband met de storting dient te dragen. Onder deze omstandigheden is het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de Gemeente Steenoven houdt aan de beslissing die begin 2002 in het saneringsteam is genomen.
Het voorgaande brengt mee dat de Gemeente de helft van de stortkosten van 4.341,09 ton bij Steenoven in rekening mag brengen. Het feit dat ten tijde van de saneringswerkzaamheden de facturering via Hak liep, brengt niet mee dat de Gemeente thans niet rechtstreeks de kosten bij Steenoven in rekening zou mogen brengen. De Gemeente heeft in deze procedure de volledige kosten bij Steenoven in rekening gebracht. Ter comparitie heeft de Gemeente gesteld dat zij via de termijnstaten al 50% aan Steenoven heeft betaald. De rechtbank kan niet opmaken of die betaling betrekking had op de eerder in rekening gebrachte 6.203,41 ton of op de in het geding zijnde 4.341,09 ton. De Gemeente wordt verzocht zich hierover uit te laten bij akte. De procedure zal met het oog daarop naar de rol worden verwezen.
Steenoven stelt in deze procedure dat de StiBoSa-subsidie - hierna: de Subsidie - moet worden verdeeld tussen haar, de Gemeente en Hak. Zij stelt dat in de Overeenkomst is bepaald dat de Subsidie “gelijkelijk” over “de partijen” wordt verdeeld en dat Hak ook een partij bij de Overeenkomst is. Hak heeft de Subsidie verworven en het is zeer gebruikelijk dat daarvoor vergoedingen worden betaald.
Het verweer wordt verworpen. In de Overeenkomst zijn de partijen gedefinieerd als Steenoven en de Gemeente. De bepaling over de Subsidie luidt als volgt:
“De verleende subsidie uit de Stibosa-regeling ter grootte van ƒ 220.000,- (incl. BTW) wordt gelijkelijk verdeeld over de partijen.”
Gezien de definitiebepaling en de formulering van de bepaling over de Subsidie dient de Subsidie te worden verdeeld tussen Steenoven en de Gemeente. Dat snijdt ook hout, omdat zij de kosten van de sanering hebben betaald. W.D. van Geenhuizen, directeur van Steenoven, heeft ter comparitie verklaard dat hij niet met de Gemeente heeft besproken dat Hak mee zou delen in de Subsidie. Dat betekent dat er in de tussen partijen gevoerde onderhandelingen geen aanknopingspunten zijn om voor een andere uitleg te kiezen dan voor de hand ligt op basis van de tekst van de bepaling, gezien in het licht van de Overeenkomst als geheel en de strekking van de Overeenkomst. Van Geenhuizen heeft in het overleg met de Gemeente overigens tweemaal erkend dat de Subsidie bij helfte moet worden verdeeld tussen Steenoven en de Gemeente (vastgelegd in verslagen van besprekingen op 7 december 2004 en 23 maart 2005). Deze erkenning geeft verdere steun aan de boven beschreven uitleg van de Overeenkomst. De vordering van de Gemeente zal op dit punt worden toegewezen.
Het verweer van Steenoven tegen de vordering van de Gemeente tot betaling van 50% van de aanslag wegens de stort van verontreinigde grond is grotendeels hetzelfde als tegen de vordering tot betaling van de stortkosten. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij daarover heeft beslist. Ter comparitie heeft de Gemeente verklaard dat de aanslag alleen ziet op afvalstoffen die vanaf het bedrijfsterrein van Steenoven afkomstig zijn. Steenoven heeft dit niet weersproken. De rechtbank ziet geen aanleiding deze mededeling van de Gemeente in twijfel te trekken. Dit betekent dat de vordering van de Gemeente tot betaling van 50% van de aanslag zal worden toegewezen. De aanslag is echter nog niet onherroepelijk, omdat de gemeente beroep heeft ingesteld. De Gemeente wordt uitgenodigd om bij akte nadere inlichtingen te geven over de stand van zaken in de fiscale procedure. Partijen worden ook uitgenodigd aan te geven, op welke manier dit onderdeel van de vordering kan worden toegewezen, zolang de aanslag nog niet definitief is.
De Gemeente heeft Steenoven bij brief van 15 juni 2004 bericht dat zij betaling van verdere termijnen opschortte in verband met de tussen partijen bestaande verschillen van inzicht. Steenoven heeft een overzicht van nog niet betaalde facturen van haar in het geding gebracht en zich op verrekening beroepen. De Gemeente heeft ter comparitie de juistheid van het overzicht betwist. Partijen worden uitgenodigd hun standpunten over de nog niet betaalde facturen van Steenoven bij akte nader toe te lichten
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de procedure naar de rol van 3 mei 2006 voor akte aan de zijde van de Gemeente voor het geven van inlichtingen als bedoeld in 4.8, 4.11 en 4.12,
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2006.