zaaknummer / rolnummer: 134573 / HA ZA 05-2204
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN HERIK B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARWASH ADVIESBUREAU ARNHEM B.V.,
beide gevestigd te Arnhem,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat P.J.A. Plattel te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. B. van Leeuwen te Goes.
De partijen zullen hierna Van den Herik, Carwash en [gedaagde] worden genoemd.
1. Van den Herik en Carwash hebben [gedaagde] gedagvaard en daarbij twaalf producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft geantwoord en tevens - voor alle weren ten gronde - geconcludeerd tot onbevoegdheid van deze rechtbank. Van den Herik en Carwash hebben daarop onder overlegging van drie producties (die in origineel tevens bij deze rechtbank zijn gedeponeerd) een conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident genomen. Daarna is vonnis bepaald.
Overwegende in het incident
2.1. De bevoegdheid van deze rechtbank wordt door Van den Herik en Carwash gebaseerd op een desbetreffend forumkeuzebeding in de door hen beiden onderscheidenlijk gehanteerde algemene voorwaarden, die door [gedaagde] zouden zijn aanvaard. Van den Herik heeft zich daarbij beroepen op de op de aan de voorzijde van de door Van den Herik en [gedaagde] op 17 december 2003 ondertekende offerte/opdracht opgenomen verwijzing naar de op de achterzijde van die offerte/opdracht vermelde algemene voorwaarden. Carwash beroept zich eveneens op de op de achterzijde van een door haar en [gedaagde] ondertekende opdracht vermelde algemene voorwaarden, met eveneens een verwijzing daarnaar op de voorzijde ervan. Volgens [gedaagde] zijn de voorwaarden waarnaar verwezen wordt hem nimmer overhandigd en is de inhoud hem eerst door de dagvaarding bekend geworden. Wel erkent hij op 17 december 2003 de twee bovengenoemde documenten te hebben ondertekend maar dat is naar zijn mening uitdrukkelijk “onder voorbehoud” gedaan; het zou niet meer behelzen dan een uitgesproken “intentie”. Van den Herik en Carwash voeren aan dat [gedaagde] de voorwaarden wel ter hand zijn gesteld, nu zij waren afgedrukt op de achterzijde van de door hem ondertekende opdrachten, zoals ook is te zien op de blanco originelen die zij bij de rechtbank hebben gedeponeerd.
2.2. Volgens art. 108 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter bewezen door een geschrift. Het kan volgens die bepaling dan ook gaan om een geschrift dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. Dat laatste kan reeds op basis van de ondertekening door [gedaagde] worden aangenomen. Dat [gedaagde] zich in het geheel niet zou hebben willen binden is niet aannemelijk geworden, nu er toch van uit moet worden gegaan dat op zijn minst een voorwaardelijke verbintenis is aangegaan. De bijgeschreven tekst op de beide documenten spreekt immers van verval van de order bij geen financiering of vergunning, hetgeen met zoveel woorden als een ontbindende voorwaarde is benoemd. Of dat ooit heeft geleid tot een onvoorwaardelijke, definitieve binding kan thans nog in het midden blijven.
2.3. Ten overvloede zij dan nog overwogen dat er door de rechtbank voorshands van wordt uitgegaan dat [gedaagde] ook de gebondenheid aan de voorwaarden heeft aanvaard. Gelet op de gedeponeerde blanco originelen, die aan de voorzijde geheel overeenstemmen met de overgelegde kopieën van de door [gedaagde] ondertekende exemplaren, is immers onaannemelijk zijn betoog dat de voorwaarden hem nooit ter hand zijn gesteld, nu deze op de achterzijde van die door hem ondertekende documenten moeten hebben gestaan, waarnaar op de voorzijde werd verwezen.
2.4. Deze rechtbank is dus bevoegd. De incidentele vordering moet worden afgewezen. De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden aangehouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
Overwegende in de hoofdzaak
3.1. De rechtbank zal een comparitie van partijen bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
3.2. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.3. De partijen wordt verzocht de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen, uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden.
3.4. De partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen.
4.1. wijst de vordering af en verklaart zich bevoegd van het geschil kennis te nemen,
4.2. houdt de beslissing omtrent de kosten aan,
4.3. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. R.J.J van Acht in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
4.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 maart 2006 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de donderdagen in de maanden april tot en met juni 2006, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
4.5. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
4.6. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.7. wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
4.8. bepaalt dat [gedaagde] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Van den Herik en Carwash dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is de desbetreffende rechtspersoon te vertegenwoordigen,
4.9. verzoekt de tijdige toezending van de stukken,
4.10. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J van Acht en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2006.