ECLI:NL:RBARN:2006:AW2515
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Erfgenamen en hervatting van de procedure in nalatenschapskwestie
In deze zaak staat ter beoordeling of de eisers, [eiser 1] en [eiser 2], als erfgenamen van de overleden [betrokkene 1] moeten worden aangemerkt en of de procedure tegen hen kan worden hervat. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 15 juni 2005 al overwogen dat het niet noodzakelijk is dat alle erfgenamen in de procedure betrokken zijn, aangezien de vorderingen tot betaling van een geldsom betreffen en de erfgenamen slechts aansprakelijk zijn voor hun eigen erfdeel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser 1] de nalatenschap op 4 februari 2002 heeft verworpen. [gedaagde] heeft betoogd dat [eiser 1] door haar handelen, zoals het leiden van de drukkerij na het overlijden van haar vader, de nalatenschap stilzwijgend heeft aanvaard. De rechtbank oordeelt echter dat deze werkzaamheden niet kunnen worden gekenschetst als een daad van aanvaarding, omdat [eiser 1] in feite de belangen van haar moeder, [betrokkene 2], behartigde.
Wat betreft [eiser 2] heeft de rechtbank geoordeeld dat hij bij testament tot erfgenaam is benoemd. Het feit dat hij nog geen keuze heeft gemaakt tussen de mogelijkheden die de wet hem biedt, doet er niet aan af dat hij erfgenaam is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanzegging tot hervatting van de procedure tegen [eiser 1] geen rechtsgevolg heeft, terwijl de procedure tegen [eiser 2] kan worden voortgezet. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akte aan de zijde van [gedaagde].