ECLI:NL:RBARN:2006:AW2414

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/3800
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Bijker - Veen
  • J.P.W.H.T. Becks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 maart 2006 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, eigenaar van een onroerende zaak, in beroep ging tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Nijkerk. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 933.000 per peildatum 1 januari 2003. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn beslissing in de uitspraak op bezwaar van 10 augustus 2005. Eiser diende op 22 september 2005 een beroepschrift in, dat door de rechtbank als te laat ingediend werd beschouwd, aangezien de beroepstermijn op 21 september 2005 eindigde. De rechtbank onderzocht of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser betoogde dat hij door de heffingsambtenaar op het verkeerde been was gezet door een onjuiste voorstelling van zaken, maar de rechtbank oordeelde dat de motivering van de uitspraak op bezwaar niet relevant was voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat het aan eiser was om tijdig beroep in te stellen en dat de onjuiste motivering van de heffingsambtenaar niet kon leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/3800
Uitspraakdatum: 21 maart 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X],
wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijkerk,
verweerder,
[gemachtigde].
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken de waarde van het pand [A-straat] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) per peildatum 1 januari 2003 vastgesteld op een bedrag van € 933.000.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de verweerder bij de uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2006 te Arnhem.
Partijen zijn daar verschenen.
2. De feiten
Eiser is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.
Verweerder heeft met dagtekening 10 augustus 2005 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Met dagtekening 22 september 2005 heeft eiser een beroepschrift ingediend. Het beroepschrift is bij de rechtbank binnengekomen op 27 september 2005. Het poststempel van de enveloppe vermeldt de datum 26 september 2005.
3. Beoordeling van het geschil
De rechtbank dient eerst te beoordelen of het beroep tijdig is ingediend.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een uitspraak bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedateerd 10 augustus 2005. De beroepstermijn eindigde derhalve op 21 september 2005. Nu het beroepschrift blijkens de dagtekening en de poststempel na afloop van deze termijn zijn gelegen, is het beroepschrift mitsdien niet voor het einde van de termijn ingediend. De termijnoverschrijding wordt door eiser ook niet bestreden.
Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend beroepschrift blijft, ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb, een niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Eiser heeft in dat kader betoogd dat hij door verweerder op het verkeerde been is gezet door een verkeerde voorstelling van zaken door verweerder. Eiser heeft in bezwaar de verkoop van een volgens hem vergelijkbare onroerende zaak opgevoerd. Op basis van deze onroerende zaak moet volgens eiser de waarde van zijn onroerende zaak naar beneden worden bijgesteld. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de genoemde onroerende zaak als vergelijkingsobject verworpen, omdat de onroerende zaak een agrarische bestemming heeft, terwijl de onroerende zaak van eiser een bestemming had van “wonen plus”. Na afloop van de beroepstermijn van de uitspraak op bezwaar heeft eiser ontdekt dat het door hem genoemde vergelijkingsobject eveneens de bestemming “wonen plus” had en dat verweerder derhalve met een onjuiste motivering het bezwaar heeft afgedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door eiser aangevoerde omstandigheden niet ertoe leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Redengevend hiervoor is dat het aan eiser is om tijdig beroep in te stellen om de juistheid van de beslissing van verweerder, in het onderhavige geval de waarde van de onroerende zaak, aan de rechter voor te leggen. Het feit dat een deel van de motivering van de uitspraak op bezwaar achteraf niet juist blijkt te zijn, kan daaraan niet afdoen, omdat de motivering slechts dient ter onderbouwing van de vastgestelde waarde en het eiser niet belet beroep in te stellen tegen de in bezwaar gehandhaafde waarde.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.M. Bijker - Veen. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.P.W.H.T. Becks, griffier, op 21 maart 2006.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem
; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.