ECLI:NL:RBARN:2006:AW2092

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
128013
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen Webeffekt A.G. en Webeffect Nederland B.V. over merkrechten en forumkeuze

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen Webeffekt A.G., een vennootschap naar Duits recht, en Webeffect Nederland B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd in Arnhem. De procedure is gestart door Webeffect Nederland, die de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren op basis van een forumkeuze in een overeenkomst uit 1998. Webeffect A.G. betwistte deze forumkeuze en stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op grond van de Benelux Merkenwet en de EEX-Verordening, aangezien de gedaagde, Webeffect Nederland, zijn statutaire zetel in Arnhem heeft.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Webeffect Nederland voerde aan dat de forumkeuze in de overeenkomst tussen de rechtsvoorgangers van partijen niet van toepassing was op het huidige geschil, dat volgens hen voortvloeide uit onrechtmatige daad. Webeffect A.G. daarentegen stelde dat de vorderingen betrekking hadden op merkrechten en handelsnaamrechten, en dat de Nederlandse rechter op basis van de woonplaats van de gedaagde bevoegd was.

De rechtbank oordeelde dat de forumkeuze zoals gesteld door Webeffect Nederland niet van toepassing was, omdat het geschil niet voortvloeide uit de overeenkomst. De rechtbank verklaarde zich bevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en hield de beslissing over de kosten in het incident aan. De zaak werd vervolgens gepland voor een conclusie van antwoord op 5 april 2006. Dit vonnis is uitgesproken op 22 februari 2006 door mr. M.J. Blaisse.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 128013 / HA ZA 05-1070
Vonnis in incident van 22 februari 2006
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
WEBEFFEKT A.G.,
gevestigd te Dinslaken, Duitsland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M.E. van der Zijde te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEBEFFECT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.F.E. van Halder,
advocaat mr. W.Th.A. Kampschreur te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Webeffekt en Webeffect Nederland genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 juni 2005 met producties
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van de zijde van Webeffect Nederland
- de incidentele conclusie van antwoord van de zijde van Webeffekt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De vordering en het verweer in het incident
2.1. Webeffect Nederland vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij voert daartoe aan dat, indien en voor zover al kan worden gesproken van enige rechtsverhouding tussen partijen, deze slechts kan voorvloeien uit de overeenkomst die op of omstreeks 17 december 1998 tot stand is gekomen tussen de rechtsvoorgangers van partijen, namelijk de eenmanszaak Intermarketing Robert Biermann en de eenmanszaak Nijkamp Management Gruppe. In artikel 8 van die overeenkomst is een forumkeuze opgenomen, die inhoudt dat bevoegd is de rechter van de plaats van vestiging van Webeffekt, te weten Dinslaken, Duitsland.
2.2. Webeffekt voert gemotiveerd verweer. Zij betwist het bestaan van enige overeenkomst waarin ter zake van dit geschil een forumkeuze zou zijn gedaan. De overeenkomst waarop Webeffect Nederland een beroep doet, kan volgens Webeffekt niet als basis dienen voor een forumkeuze, nu het in dit geval gaat om vorderingen uit onrechtmatige daad en niet om vorderingen die voortvloeien uit de door Webeffect Nederland ingeroepen overeenkomst. Webeffekt stelt dat ingevolge artikel 2 van de Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-Verordening) een gedaagde in beginsel moet worden opgeroepen voor de rechter van de lidstaat waar de gedaagde zijn woonplaats heeft. De statutaire zetel van Webeffect Nederland bevindt zich in Arnhem, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil tussen partijen kennis te nemen. Bovendien is volgens Webeffekt de Nederlandse rechter bevoegd op grond van de Benelux Merkenwet.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1. De rechtbank is van oordeel dat de door Webeffect Nederland gestelde forumkeuze in het onderhavige geval toepassing mist. Hiertoe is het volgende redengevend.
3.2. In het midden kan blijven wat de status is van de (als productie 12 bij dagvaarding overgelegde, ongetekende) overeenkomst, waaraan Webeffect Nederland de door haar gestelde forumkeuze ontleent. Deze overeenkomst heeft – kort samengevat – betrekking op het bouwen van een Nederlandse website, het acquireren van klanten, het zorgdragen voor de “gekwalificeerde zoekmachinepromotie” ten behoeve van deze klanten en het verrichten van reclameactiviteiten. Uit de overeenkomst valt niet op te maken dat het de bedoeling was dat (de rechtsvoorganger van) Webeffect Nederland “Webeffect” en “Metaposition” als merken dan wel handelsnamen zou gaan gebruiken, de besloten vennootschap Webeffect Nederland zou oprichten en de domeinnamen www.webeffekt.nl, www.webeffect.nl en www.metaposition.nl zou laten registreren. Deze door (de rechtsvoorganger van) Webeffect Nederland desondanks verrichte activiteiten vloeien daarom niet voort uit deze overeenkomst. Het onderhavige geschil vloeit voort of houdt verband met die – niet door de overeenkomst beheerste – activiteiten. De in artikel 8 van de overeenkomst van 17 december 1998 neergelegde forumkeuze is daarom niet van toepassing op het onderhavige geschil.
3.3. Webeffekt grondt haar vordering in de hoofdzaak enerzijds daarop, dat zij houdster is van de merken “Webeffekt” en “Metaposition” en dat Webeffect Nederland inbreuk maakt op haar merkrecht door “Webeffect” en “Metaposition” als merken te gebruiken en de domeinnamen www.webeffekt.nl, www.webeffect.nl en www.metaposition.nl te laten registreren. Daarnaast legt Webeffekt aan haar vordering ten grondslag dat Webeffect Nederland inbreuk maakt op haar handelsnaam, nu het woord “Webeffect” in de handelsnaam “Webeffect Nederland” zeer grote gelijkenis vertoont met de handelsnaam “Webeffekt”. Bovendien stelt Webeffekt dat de gedragingen van Webeffect Nederland jegens haar onrechtmatig zijn.
3.4. Zowel volgens artikel 37 A eerste lid van de Benelux Merkenwet als volgens artikel 2 juncto artikel 60 van de EEX-Verordening wordt de territoriale bevoegdheid van de rechter bepaald door de woonplaats van de gedaagde. Webeffect Nederland is statutair gevestigd te Arnhem. Hieruit volgt dat de rechtbank te Arnhem bevoegd is om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
3.5. Gelet op het voorgaande moet de vordering in het incident worden afgewezen.
3.6. De rechtbank zal de beslissing over de kosten in het incident aanhouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
verklaart zich bevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
houdt de beslissing over de kosten in het incident aan,
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 april 2006 voor conclusie van antwoord,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2006.