ECLI:NL:RBARN:2006:AV9171

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
129563
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op opschortende voorwaarde bij koopovereenkomst voor keuken

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap naar buitenlands recht, eiseres, en twee gedaagden, waaronder mevrouw M. Olsman. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 18.462,82, dat voortvloeit uit een koopovereenkomst voor een op maat te maken keuken. De gedaagden hebben in 2003 een koopcontract getekend, waarin alle essentialia zijn opgenomen, inclusief tekeningen van de keuken en de prijs. Echter, gedaagden stellen dat de overeenkomst onder een opschortende voorwaarde is gesloten, namelijk dat de bouw van hun woning zou beginnen en de opleveringsdatum bekend zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor deze voorwaarde bij gedaagden ligt, conform artikel 150 Rv. De rechtbank heeft gedaagden de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de gestelde voorwaarde. Indien gedaagden niet in hun bewijsopdracht slagen, zal de rechtbank zich moeten buigen over de rechtsgevolgen van de overeenkomst onder Duits recht, aangezien de overeenkomst als een consumentenkoop wordt beschouwd. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering door gedaagden, met een roldatum van 22 februari 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 129563 / HA ZA 05-1331
Vonnis van 8 februari 2006
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres],
eiseres,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. A.C. Blankestijn te Hengelo,
tegen
1. de heer [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. mevrouw M. OLSMAN,
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 16 december 2005.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[gedaagden] heeft in 2003 een aantal malen de winkel van [eiseres], toen nog [naam] geheten, bezocht in [woonplaats], Duitsland. Op 22 juli 2003 heeft [gedaagden] in de zaak van [eiseres] een “Kaufvertrag”, hierna te noemen de overeenkomst, getekend. Voor zover hier van belang bevatte deze overeenkomst de volgende bepalingen:
“Liefertermin : ca 03.2004
Lieferadresse : Frau [voornaam] [gedaagden]
Herr [voornaam] [gedaagden]
[adres] [woonplaats].
Vielen Dank für ihren Auftrag. Wir haben uns gefreut, dass Sie sich entschlossen haben, Ihre Traumküche bei uns, ihrem Küchenspezialisten zu kaufen.
Den genauen Liefertermin stimmen Sie bitte ca. drei Wochen vor bestätigter Kalenderwoche mit uns ab.”
Daarna volgt een uitgebreide omschrijving van serie, kleur en keukenbestanddelen, waarna als nettobedrag wordt genoemd € 15.108,42, met BTW uitkomend op € 17.525,77 totaal.
Tevens werden er op die dag door [eiseres] tekeningen gemaakt van de te bouwen keuken aan de hand van de door [gedaagden] verschafte gegevens.
2.2 Het gaat om een op maat te maken keuken die geplaatst zou moeten worden in het nog door [gedaagden] te bouwen huis aan de Bosmeesterskamp te [woonplaats]. Tijdens de bespreking van 22 juli 2003 hebben partijen een afspraak gemaakt om samen naar de granietleverancier van [eiseres] te gaan om een granieten plaat uit te zoeken. Kort daarna zijn partijen samen naar de granietman van [eiseres] gegaan.
2.3 Omstreeks september/oktober 2004, zoals [gedaagden] stelt, dan wel eind november 2004, zoals [eiseres] stelt, heeft [gedaagden] telefonisch aan [eiseres] meegedeeld dat de bouw van het huis niet door ging omdat het allemaal te duur werd. Vervolgens heeft [eiseres] een nota gedateerd 22 december 2004 gestuurd naar [gedaagden], op het adres Bosmeesterskamp zijnde de bouwkavel, met een omvang van € 17.525,77 voor de keuken die bij [eiseres] in de zaak klaar stond en die geleverd kon worden zodra [gedaagden] een termijn kenbaar zou maken.
2.4 Bij brief van 21 januari 2005 heeft [gedaagden], wonende aan de [adres] te
[woonplaats], aan [eiseres] het volgende geschreven:
“Zoals we telefonisch al besproken hebben, kunnen we door financiële omstandigheden onze nieuwe woning niet bouwen, en zijn dan ook gedwongen onze bouwkavel te verkopen.
Wij danken u voor uw deskundig advies om pas definitief de keuken door u te laten bestellen zodra de juiste maten van de keuken genomen konden worden en er een exacte datum is van de bouwwerkzaamheden.
Aangezien dit niet meer nodig is danken wij u voor het prettige kontakt en hopen in de toekomst gebruik te kunnen maken van uw diensten.”
2.5 Toen betaling uitbleef heeft [eiseres] bij brief van haar Duitse raadsman van 10 februari 2005 [gedaagden] gesommeerd te betalen. [gedaagden] heeft geweigerd te betalen.
Het geschil
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 18.462,82, zijnde de hoofdsom van € 17.525,77 vermeerderd met de wettelijke rente tot en met 25 april 2005 en de buitengerechtelijke kosten van de Duitse raadsman, vermeerderd met rente en kosten.
[gedaagden] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
4.1 Partijen zijn van oordeel dat ingevolge artikel 4 van EVO het Duitse materiële recht van toepassing is op hun overeenkomst nu de in Duitsland gevestigde partij de meest kenmerkende prestatie zou leveren. De rechtbank sluit zich daarbij aan en zal daar later nog op terugkomen. Nu sprake zou zijn van een consumentenkoop is niet van toepassing het Weens Koopverdrag. De Nederlandse rechter is bevoegd van het onderhavige geschil kennis nemen, hetgeen tot gevolg heeft dat het Nederlandse procesrecht van toepassing is.
4.2 Het voornaamste verweer van [gedaagden] is dat hij niet een onvoorwaardelijke overeenkomst heeft gesloten met [eiseres] maar dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagden] pas over zou gaan tot de definitieve bestelling van de keuken wanneer de bouw van de woning een aanvang zou nemen en de opleveringsdatum van de woning bekend zou zijn. Er werd geen leverdatum afgesproken en de in de in de overeenkomst opgenomen “Liefertermin” is de datum van de geplande start van de bouw van zijn huis. Het feit dat [eiseres] over is gegaan tot produceren van de keuken zonder eerst nadere informatie te hebben opgevraagd, te weten nadere bouwtekeningen, detailtekeningen, het inmeten van de keuken en het nagaan of de voorwaarde niet meer van kracht is, dient voor rekening en risico van [eiseres] te komen. Nu de gestelde voorwaarde niet is ingetreden en de overeenkomst dus niet onvoorwaardelijk is geworden, is [gedaagden] niet verplicht de keuken af te nemen of een schadevergoeding te betalen aan [eiseres], aldus [gedaagden].
4.3 Vast staat dat [gedaagden] een koopcontract heeft getekend en dat in dit contract alle essentialia zijn opgenomen terwijl ook tekeningen zijn gemaakt van de te bouwen keuken en de daarin te plaatsen keukenonderdelen. Ook is een prijs overeengekomen. Dit betekent dat [gedaagden] in beginsel gebonden is aan de inhoud van deze overeenkomst. Ingevolge artikel 150 Rv rust op [gedaagden], die stelt dat aan de overeenkomst een voorwaarde was verbonden, de bewijslast feiten en omstandigheden aan te tonen waaruit het bestaan van die voorwaarde blijkt. De rechtbank zal [gedaagden] daartoe in de gelegenheid stellen.
4.4 Voor het geval [gedaagden] niet slaagt in het hem opgedragen bewijs rijst de vraag wat naar Duits recht de rechtsgevolgen zijn van de overeenkomst die [gedaagden], een consument, dan omstreeks september / november 2004 telefonisch en 22 januari 2005 schriftelijk heeft opgezegd/beëindigd. Daarvoor kan ook van belang zijn dat [eiseres], hoewel zij betaling van de volledige koopsom vordert, op de comparitie heeft verklaard genoegen te nemen met een vergoeding van haar kosten waarbij zij een bedrag noemde van € 11.700,- ex BTW te vermeerderen met de (buiten)gerechtelijke kosten. Ook is niet duidelijk of de keuken nog verkocht kan worden en of de opbrengst daarvan dan in mindering zou moeten komen op het door [eiseres] gevorderde. De rechtbank zal, in het geval dat [gedaagden] niet slaagt in zijn bewijsopdracht, [eiseres] uitnodigen om haar op die punten voor te lichten over het geldende Duitse recht waarbij zij erop wijst dat [eiseres] niet kan volstaan met het verwijzen naar wetsartikelen omdat daaruit niet het gehele geldende recht kan worden afgeleid. Ook jurisprudentie en literatuur zijn van belang. Vervolgens zal [gedaagden] daarop kunnen reageren. Mocht de rechtbank zich niet voldoende voorgelicht achten dan zal zij zich genoodzaakt zien zich op andere wijze te laten informeren, bijvoorbeeld door advies in te winnen bij het Internationaal Juridisch Instituut, hetgeen tot vertraging zal lijden.
De beslissing
De rechtbank
draagt [gedaagden] op te bewijzen dat de overeenkomst is gesloten onder de opschortende voorwaarde dat [gedaagden] met de bouw van zijn huis zou starten en de opleveringsdatum van de woning bekend was,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 februari 2006 voor uitlating door [gedaagden] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat [gedaagden], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
bepaalt dat [gedaagden], indien hij getuigen wil laten horen de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met mei 2006 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, waarbij nu reeds wordt bepaald dat partijen bij dit getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn zodat er na afloop een comparitie van partijen kan plaats vinden,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2006.